naar homepage - naar ooggetuigenpagina


Lijken vissen in de Marne
Dagboekaantekeningen van Leo Faust te Parijs

Zaterdag 8 Mei 1915
[....] Toen de Duitschers teruggedrongen werden van de Marne heeft het najaar hun zijn ritselende bladervluchten achterna gejaagd. De winter heeft met een witte sneeuwlijkwade de graven gedekt, welke zich uitstrekten tot aan de Noordzee. Thans heeft de lente Noord-Frankrijk en België weer in feestdos gezet.

Een Zeppelin komt tot in den rook van Londen. Een als een Fransche vliegmachine vermomde Taube strooit een handvol bommen in St.-Denis. Het zware geschut, dat men nog altijd niet heeft weten uit te vinden, hervat de beschieting van Duinkerken. Een onderzeesche sluipmoordenaar zendt een torpedo af op een Transatlantischen mailstoomer en roept in koelen bloede een ramp als die van de Titanic in het leven.

In de loopgraven bij Soissons staan de soldaten tot aan de borst in een pap van slijk, bloed en hersens. Rondom Ieperen vreten millioenen ratten de ransels en de laarzen der soldaten op....

Gisteren sprak ik iemand die mee had geholpen lijken op te visschen uit de Marne. Men heeft daar hijschmachines heen gezonden met zware kettingen en automatische ijzeren grijphaken. Dag en nacht – 's-nachts bij het spookachtig schijnsel van flambouwen – zinken om de twee, drie minuten een tiental reuze-nijptangen in de verpeste rivier.

'Haal op!'.... De stoomlier haalt den ketting binnen en aan het uiteinde, in den klemmenden greep, verschijnen stukken lijk aan de oppervlakte van het water: armen, beenen, koppen, rompen, soms een heel lichaam. Het zweeft een oogenblik druipend in de lucht; dan draait de kraan en laat den last neer in een spoorwagen op den kant.

Niet te willen meehelpen aan dit lugubere werk, wordt als dienstweigeren beschouwd. Natuurlijk. En met dienstweigeraars wordt niet lang geparlementeerd. 'Je went aan alles', troostte mijn zegsman, terwijl hij zijn kleine meid ophief om haar een zoen te geven.

Toen ik het verhaal hoorde, vroeg ik mij nog eens een keer te méér af: waarom worden in Frankrijk àlle weerbare mannen gedwongen om een rol te spelen in de groote zuivering àlle, behalve de misdadigers, die veilig in de gevangenissen zitten en van Staatswege gevoed worden? Zij zijn niet wáárd, om voor het Vaderland te strijden! Aangenomen. Maar behalve het strijden, zijn er vele karweitjes van den tweeden rang op te knappen. Het lijken-visschen in de Marne bijvoorbeeld.

Nu slaan jongens, die liever niet naar het front willen, een ruit in of stelen een paar eieren, en zij zijn vrij van dienstplicht! Het is natuurlijk niet de elite van geestdrift en vechtlust, die dezen truc toepast. Maar elk nummer heeft niettemin twee handen.

Duitschland ziet dat beter in. Daar zijn de gevangenissen voor vier vijfden leeggehaald, en het boeven-volkje vormt in de gelederen wat men noemt het contingent der gesacrifieerden. De keizerlijke horden plunderen en brandschatten nu een beetje méér in de dorpen, waar zij zegevierend binnentrekken, zij schoffeeren een paar vrouwen méér en hakken een paar kindertjes méér de handjes af.

Doch dat kan er slechts toe bijdragen, om den eerbied en het ontzag erin te houden. “Die het kind van een ànder liefheeft, kastijdt het!” zeggen de Duitschers . . . . En bovendien bewijzen de onder de wapens ingedeelde gevangenen hun vele nuttige diensten.

Een ander, dien ik sprak, had een paar honderd vijanden zien afstormen op de Fransche trancheés, zonder pet op en zonder jas aan, in hun hemd! Zij werden warm ontvangen en die er onderweg niet van werden neergeschoten, konden erop rekenen, bij het handgemeen in de loopgraaf de hersens te worden ingeslagen of geworgd of aan een bajonet geprikt . . . . Een half uur later kwam er een twééde zending Duitschers, als baarlijke duivels, weer blootshoofds en in hun hemd. En eerst dáárna kwam een compagnie in uniform.

De Franschen vroegen den volgenden dag aan een gevangen genomen officier van den vijand, wáárom of die soldaten geen petten en geen kapotjassen hadden gehad. 'Begrijpt u dat niet?' antwoordde de 'Boche' verbaasd.... 'C'étaient des sacrifiés!'

Dat waren bij voorbaat opgeofferde manschappen. En omdat het . . . 'zonde' zou zijn van de petten en jassen, had men hen zonder het vuur in gestuurd!

Als het moèt, ontzien wij - Duitschers - geen menschen, geen kanonnen, geen vliegmachines en geen onderzeeërs! Alles geven wij blijmoedig prijs, “fürs Deutsche Vaterland”.... Als ’t moèt....! Maar noodeloos onze uniformen te verspillen, dàt doen wij niet! En dus kregen die 'morituri' niet eens een pakje aan, toen zij den dood in werden gezonden. Cynisme!....

Zie, dit is het àndere uiterste. Zóó hoeft het nu ook weer niet. Maar tusschen deze manier van doen en de wijze waarop in Frankrijk de misdadigers gepapt, gekleed en verwarmd worden in de bom- en brandvrije kazematten, welke de gevangenissen zijn, ligt een wijd verschil. Hier vecht iedereen; aanvaardt iedereen opgewekt de meest écoeurante [walgelijke] werkjes.

I e d e r e e n.... behàlve het schuim en het uitschot van het volk. Dat wordt in ledigheid verzorgd en gekoesterd, onderhouden op kosten van de ànderen.

Personalia Leo Faust (1878-???)
Leo Faust was journalist en auteur van romans en (reis)gidsen Parijs zoals Nieuwe gids van Parijs: (Parijs in tien dagen) (1927). Het jeugdboek De mannetjes-putters van het 9e (1915), waarin de heldendaden van een Frans legeronderdeel in de strijd tegen de Duitsers worden beschreven, werd door hem uit ’t Frans vertaald.

Toen de oorlog uitbrak, bevond Leo Faust zich in Parijs. In de periode van 2 augustus 1914 tot 14 juli 1915 hield hij een dagboek bij. Zijn pro-Franse respectievelijk anti-Duitse instelling houdt hij daarin niet voor zich. Deze dagboekaantekeningen verschenen eerst in briefvorm in Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië (Batavia ). In 1915 verscheen een bundeling van deze brieven onder de titel Faubourg en Boulevard in Oorlogstijd. Dagboek van een Hollandschen journalist te Parijs. Het dagboekfragment dat hierboven is weergegeven had oorspronkelijk geen titel.

  naar homepage - naar ooggetuigenpagina