naar homepage


De Neue Wache te Berlijn: bijna twee eeuwen lang een herdenkingsplaats van oorlog en oorlogsslachtoffers
door Rob Kammelar

De Neue Wache in Berlijn is al bijna tweehonderd jaren herdenkingsplaats van oorlog en oorlogsslachtoffers. Het militaire wachtgebouw werd gebouwd als een hommage aan de Pruisische overwinnaars van Napoleon. Door de Duitse overwinning in de oorlog van 1870/’71, die resulteerde in de stichting van het Duitse keizerrijk, werd de functie van overwinningssymbool versterkt.

In 1931 ging men er de voor het vaderland gevallenen uit de grote Europese oorlog herdenken. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen daar miljoenen doden om te herdenken bij. Opeenvolgende Duitse regeringen gaven elk op hun eigen manier invulling aan die herdenking. Ideologie en militair vertoon speelden daarbij dikwijls een grote rol.

Inhoudsopgave

De Neue Wache tijdens het Koninkrijk Pruisen (1818 -1871)
De Neue Wache tijdens het Duitse keizerrijk (1871-1918)
De Neue Wache - Novemberrevolutie en Republiek van Weimar (1918-1933)
De Neue Wache tijdens het Derde Rijk (1933-1945)
De Neue Wache - Oostzone en Duitse Democratische Republiek (1945-1989)
De Neue Wache na de hereniging van de beide Duitslanden (1989-heden)
Noten
Geraadpleegde literatuur
Bijlagen: tekst plaquettes rechts en links van de ingang

De Neue Wache tijdens het Koninkrijk Pruisen (1818-1871)1)
Nadat koning Friedrich Wilhelm III van Pruisen (1770-1840) in 1798 zijn intrek had genomen in het Kronprinzenpalais aan de kop van Unter den Linden - hij had namelijk een hekel aan het familiepaleis een eindje verderop - begon hij zich te ergeren aan het uitzicht.

Pal tegenover zijn nieuwe woning lag de half vervallen ‘Kanonierwache’ tussen de pronkgebouwen van Berlijns fraaiste boulevard als een brokkelige tand in een overigens gaaf gebit.

De Kanonierwache naast het Zeughaus was een van de 34 militaire wachtgebouwen die Berlijn aan het eind van de 18e eeuw rijk was. Vanuit deze wachtgebouwen werden de Pruisische soldaten, die niet in kazernes legerden maar ingekwartierd waren bij burgers, streng in de gaten gehouden door wachtofficieren.

De Pruisische discipline werd met strenge straffen afgedwongen. De arrestanten-verblijven in de wachtgebouwen waren altijd goed bezet. Lijfstraffen als stokslagen en spitsroedenlopen werden dikwijls in het openbaar voor de wachtgebouwen ten uitvoer gebracht.
 
De ‘alte Kanonierwache’ (rechts); daartegenover het Prinzessinnenpalais met verbinding
naar het Kronprinzenpalais (geheel links gedeeltelijk zichtbaar). Tekening van F.A. Calau, 1812

Het wachtgebouw dat de ergernis van de koning had opgewekt, diende om toezicht te houden op de soldaten van de vier artillerieregimenten die in Berlijn waren gelegerd. Vandaar dat het gebouw ook bekend stond als Artilleriewache of Artilleriehauptwache.

Door Friedrich Wilhelms verhuizing naar het Kronprinzenpalais had de Kanonierwache er een functie bij gekregen. De manschappen die voor de beveiliging van de koning en zijn paleis moesten zorgen werden er ondergebracht en het gebouw werd bekend als Königswache. De wisseling van de paleiswacht groeide uit tot een ceremonieel, dat tot aan het einde van het keizerrijk veel publiek zou trekken. Een anonieme beschouwer berichtte in 1840:

  “Die Wachtparade is das tägliche Brot für alte Pensionäre, in Ruhestand versetzte Beambte und die zahllose Schar der kleinen Rentiers, deren geringes Einkommen den Genuß kostspieliger Vergnügen verbietet. Ihnen ist die Wachtparade so unentbehrlich wie Luft und Licht . . . und sie halten den tag für Verloren, an dem sie ihr nicht beigewohnt.”

Friedrich Wilhelm III liet ijverig plannen maken voor afbraak en nieuwbouw van de Königswache. Het zou nog bijna twintig jaren duren voor die plannen tot uitvoer konden worden gebracht. Napoleon trok een streep door de rekening. Door in 1806 de Pruisische legers te verslaan bij Jena en Auerstedt, maakte hij een voorlopig einde aan de militaire zelfstandigheid van Pruisen.

Pas nadat Friedrich Wilhelm III van kamp gewisseld had en samen met de bondgenoten de legers van de kleine keizer definitief had verslagen bij Waterloo (1815), kon hij weer aan de verfraaiing van zijn hoofdstad gaan denken.

De opdracht voor het nieuwe wachtgebouw, dat op de plaats van de oude Kanonierwache moest verrijzen, werd in 1816 gegund aan de jonge architect Karl Friedrich Schinkel (1781-1841).

De Neue Wache moest qua stijl passen in de omgeving en monumentaliteit uitstralen. Maar vooral ook moest het gebouw de overwinning in de Pruisische ‘Befreiungskrieg’ symboliseren en zo een herdenkingsmonument worden voor de afschudding van het Napoleontische juk.

Schinkel slaagde in alle opzichten. De Neue Wache werd Schinkels eerste bouwwerk in Berlijn – afgezien van het herdenkingsmonument op de Kreuzberg - en volgens sommigen tevens zijn beste. De bevrijdingsoorlogen hadden de bodem van Pruisens schatkist in zicht gebracht, waardoor het nieuwe wachtgebouw wat klein uitviel in vergelijking tot de omringende gebouwen Zeughaus, Universität, Kronprinzenpalais en Staatsoper. Dat werd echter meer dan goedgemaakt door Schinkels ontwerp en de uitvoering daarvan.

Op een vierkant grondvlak, dat hij ontleende aan een typisch Romeins castellum, schiep Schinkel een wachtgebouw dat door zijn portaal met twee rijen van zes Dorische zuilen waarop een driehoekig tympanon rust nog het meest op een klassieke Griekse tempel lijkt. De vier stevige hoektorens dragen bij aan het monumentale aanzicht van het gebouw.

Neue Wache (links) en Zeughaus ca. 1828 (naar een schilderij van Wilhelm Brucke)

Het beeldhouwwerk aan de Neue Wache verwijst naar de successen van de Pruisische legers in de bevrijdingsoorlog. Op de fries boven de Dorische zuilen staan tien gevleugelde overwinningsgodinnen, door de Berlijners al snel ‘Fledermäuse’ (vleermuizen) genoemd. Op het tympanon daarboven is een gevechtsscène afgebeeld, waarin een godin de overwinning schenkt aan de strijdende helden die zich rechts van haar bevinden.

Fries en tympanon van de Neue Wache met gevechtsscène en overwinningsgodinnen

Onder de kastanjebomen die de Neue Wache aan drie zijden omringenden werden, als evenzovele overwinningstrofeeën, op de Fransen buitgemaakte houwitsers opgesteld. Overigens had het kastanjebosje een slechte naam. Na zonsondergang kregen de Franse houwitsers gezelschap van Berlijners van beiderlei kunne, die bereid waren tegen een financiële tegemoetkoming erotische genoegens te verschaffen. Kortom, het ‘Kastanienwäldchen’ achter de Neue Wache was een tippelzone. Onder de mannelijke prostituees waren niet zelden ook ’s konings wachtsoldaten te vinden, die met dit onmilitaire bijbaantje hun karige soldij trachtten aan te vullen.

Om het karakter van de Neue Wache als monument voor Pruisens overwinning op Napoleon nog meer te benadrukken, werden in 1822 standbeelden van twee zegevierende generaals toegevoegd2). De beelden, vervaardigd door de beeldhouwer Christian Rauch (1777-1855), stonden ter weerszijden van de monumentale ingang, rechts Scharnhorst3) , links Bülow4).

De Neue Wache in 1903, met de standbeelden van Bülow (links) en Scharnhorst

De allereerste erewacht voor de Neue Wache werd met veel pomp en ceremonieel opgesteld op 18 september 1818. Die eer was niet toevallig aan het Berlijnse Alexander-Regiment toegevallen. De Russische tsaar Alexander I (1777-1825), met wie Pruisen op de valreep in 1813 een verbond had gesloten zodat het helemaal de handen vrij kreeg tegen Napoleon, kwam op staatsbezoek om de vriendschapsbanden met de kersverse bondgenoot aan te halen en de vernietiging van de Franse agressor te vieren.

Schinkels naam als architect was met de Neue Wache gevestigd. Andere werken van zijn hand in Berlijn zijn o.a. het ‘Altes Museum’ en de ‘Friedenswerdersche Kirche’. Koning Friedrich Wilhelm III hoopte dat Schinkel ook onder zijn opvolger zou blijven werken aan de verfraaiing van de hoofdstad. Maar het kwam er niet van.

Een jaar nadat Friedrich Wilhem IV zijn vader was opgevolgd overleed Schinkel.  Een van zijn opmerkelijkste nalatenschappen was het ontwerp van de ‘Pickelhaube’, de merkwaardige anachronistisch aandoende Pruisische punthelm, die in 1843 werd ingevoerd en pas tijdens de Eerste Wereldoorlog zou worden vervangen door de ‘Stahlhelm’.

Gedurende de 19e eeuw veranderde er niets aan het interieur van de Neue Wache. Links van de ingang bevonden zich het wachtlokaal der officieren en het arrestantenlokaal, rechts het wachtlokaal van de manschappen en bureauruimtes. Wel werd er na de ongeregeldheden tijdens de burgerlijke revolutie van 1848 aan de straatzijde een ijzeren hek voor het gebouw geplaatst, waarachter zich in het vervolg de aflossing van de wacht afspeelde.

Manschappen van het Königin-Augusta-Garde-Grenadierregiment Nr. 4
tijdens de dienst in de Neue Wache, 1898

De Neue Wache tijdens het Duitse keizerrijk (1871-1918)
De betekenis van de Neue Wache als overwinningsmonument kreeg nieuw elan na de Pruisische overwinning in de Frans-Duitse oorlog (1870/’71). Opnieuw brachten de Pruisische legers krijgstrofeeën mee naar huis, zoals ‘La Belle Joséphine’, het 21 cm monsterkanon van fort Mont Valérien bij Parijs. Keizer Napoleon III zelf had de bouw ervan verordonneerd.

Na de inname van het fort waren 65 paarden nodig om dit machtige kanon op zijn enorme affuit naar de speciale trein te trekken waarmee het naar Berlijn werd gebracht. Daar kreeg het een triomfantelijke plaats naast de Neue Wache tussen de houwitzers die eerder in de bevrijdingsoorlog op de troepen van Napoleon I waren buitgemaakt. De Berlijners gaven het kanon de naam ‘die Valerie’5).

Opgesteld naast de Neue Wache (niet op de foto) het in 1871 buitgemaakte kanon
 ‘Die niedliche Valerie’ (La Belle Joséphine) tussen twee houwitsers uit de napoleontische
oorlogen. (Het gebouw op de achtergrond is het Zeughaus).

Na 1871 veranderde de dienst in de Neue Wache steeds meer in een demonstratie van zelfbewust Pruisisch-Duits militarisme. De gewone militaire taken, die oorspronkelijk vanuit de Neue Wache werden verricht, waren allang elders in de stad ondergebracht. Zo werden arrestanten steeds vaker opgesloten in de militaire gevangenis in de Lindenstrasse. De Neue Wache werd steeds meer het middelpunt van militair ceremonieel.

Bij uitstek leende Unter den Linden zich voor militaire parades. Die hadden al eerder plaatsgevonden, zoals in 1864 na de overwinning op de Denen en in 1866 toen de Oostenrijkers verslagen waren. Maar Berlijns pronkboulevard tussen Schlossbrücke en Brandenburger Tor werd pas echt als een ‘via triumphalis’ geannexeerd na 1871 toen Frankrijk verslagen was, de Pruisische koning Wilhelm I was uitgeroepen tot Duits keizer en Duitsland-Pruisen overliep van militaire zelfverzekerdheid.

De Neue Wache versierd ter gelegenheid van de honderdste geboortedag
van keizer Wilhelm I in 1897

Onder keizer Wilhelm II nam het militaire vertoon ongekende proporties aan. Zijn pompeuze smaak en hang naar bizarre uniformen, wapperende vederbossen en dito vlaggen kon hij hier botvieren. Bij elke gelegenheid die zich voordeed liet hij de Berlijnse regimenten paraderen of zich in erewachten langs Unter den Linden opstellen.

En gelegenheden waren er vele, zoals de jaarlijkse ‘Parolenausgabe’6) op nieuwjaarsdag, de 100ste geboortedag van keizer Wilhelm I in 1897, het staatsbezoek van keizer Frans Jozef van Oostenrijk in 1900, het 200-jarige koningschap van de Hohenzollerns in 1901, in datzelfde jaar het staatsbezoek van onze jonge koningin Wilhelmina en het staatsbezoek van koning Victor Emanuel van Italie in 1902. In 1905 trouwde de kroonprins en in hetzelfde jaar kwam de Spaanse koning Alfons XIII op staatsbezoek.

De parade-uniformen van de Berlijnse regimenten, die de manschappen voor paleis- en erewachten hadden te leveren, werden alsmaar bonter en met steeds meer tressen, biezen en glimmende knopen versierd. Keizer Wilhelm II liet zijn lansiers en kurassiers, huzaren en ulanen, dragonders en fuseliers in hun veelkleurige, vaak exotisch aandoende uitmonstering een schouwspel opvoeren, waarachter zich een grimmige werkelijkheid verborg.

De Neue Wache nam in dit bijna permanente vertoon van militaire pracht en praal een voorname plaats in. Hier vond dagelijks met Pruisische precisie het militaire ceremonieel van de aflossing van de paleiswacht plaats.

De verse wachteenheid marcheert naar het paleis, ca.1905. Uiterst rechts is nog
net de Schloßbrücke te zien. Net over de brug lag het paleis. Geheel links de
Neue Wache, in het midden het Zeughaus, daarbovenuit de koepel van de Berliner Dom.

Elke dag was het een ander regiment dat de manschappen voor de paleiswacht leverde. ‘s Middag begeleidde de regimentskapel de wachtaflossing met marsmuziek. Trommels, hoorns, dwarsfluiten, hobo’s en schelleboom werden door de tamboermajoor met afgemeten bewegingen van zijn stok in maat en gelid gehouden. Elke regimentskapel had zijn eigen repertoire en uitmonstering.

Zo was er het Kaiser-Alexander-Garde-Grenadier-Regiment Nr.1, waarvan de hoofddeksels een geschenk waren van de Russische tsaar, die erecommandant van het regiment was. Een ander regiment dat regelmatig wachtdiensten in de Neue Wache vervulde was het 1. Garde – Dragoner-Regiment Königin Viktoria von Großbritannien und Irland. Wilhelm II was een kleinzoon van de Britse vorstin.

Aflossing van de paleiswacht ca. 1905. Op de achtergrond het standbeeld van
Scharnhorst en het Zeughaus. Rechts de koepel van het Hohenzollernpaleis.

De Hohenzollerns hadden ondertussen allang weer het Kronprinzenpalais verruild voor het ‘Stadtschloß’ aan de andere kant van de ‘Schloßbrücke’. Het afmarcheren van de verse wachtpelotons over de brug naar de Schloßplatz vanwaar ze hun posten bij het paleis innamen, vormde de afsluiting van het ceremonieel dat telkens weer drommen toeschouwers trok.

De wacht heeft net de Neue Wache (niet zichtbaar achter het Zeughaus)
verlaten en marscheert met de regimentskapel voorop onder enorme belangstelling
naar het paleis en is hier juist de Schloßbrücke gepasseerd.

Maar de Neue Wache speelde ook een rol in een van de pijnlijkste blamages die het militaristische Duitse keizerrijk te verwerken kreeg. De schoenmaker Wilhelm Voigt, die van zijn 57 levensjaren er al 27 achter de tralies had doorgebracht, wist brutaal gebruik te maken van de Pruisische onderdanigheid voor alles wat uniform droeg.

Op 16 oktober 1906 requireerde hij, gekleed in een tweedehands officiersuniform, enkele soldaten die hij op straat tegenkwam en toog met hen naar het stadhuis van de Berlijnse voorstad Köpenick.

Daar arresteerde hij de burgemeester en een ambtenaar op beschuldiging van verduistering en liet zich – tegen kwitantie! – 4.000 mark uit de gemeentekas overhandigen. De arrestanten liet hij per koets onder geleide van een van soldaten naar de Neue Wache aan Unter den Linden brengen, terwijl hij zichzelf met het geld uit de voeten maakte.

Om ongeveer 7 uur ’s avonds meldde de soldaat zich met zijn arrestanten bij de wachtcommandant van de Neue Wache. Deze liet onmiddellijk de Officier van Dienst komen, die avond toevallig prins Joachim von Preußen, zoon van de keizer. Deze wist de situatie niet zelf te klaren en lichtte de stadscommandant van Berlijn in, Graf Kuno von Moltke, die direct ter plaatse verscheen. Pas na uitgebreide verhoren kwam men tot de conclusie dat de burgemeester het slachtoffer was geworden van een oplichter en werden de arrestanten in vrijheid gesteld.

Prins Joachim von Preussen was als Officier van Dienst
van de Neue Wache op 16 oktober 1906 betrokken bij de
affaire rond de Hauptmann von Köpenick

Vooral in het buitenland, maar na enige bezinning ook in Duitsland zelf, werd hartelijk gelachen om de streek van de valse kapitein. Het schijnt dat er zelfs bij de keizer wel een zuur lachje afkon. Wilhelm Voigt ging de geschiedenis in als ‘der Hauptmann von Köpenick’.

Hij werd veroordeeld tot vier jaren gevangenisstraf, die hij maar gedeeltelijk uitzat. In de gevangenis gaf Voigt interviews en werd hij het middelpunt van een ware vermaaksindustrie. Wilhelm II verleende hem in 1908 amnestie, waarna Voigt naar Luxemburg emigreerde. Daar overleed hij in 1922.

Ondanks het krasje dat ‘der Hauptmann von Köpenick’ op het blazoen van het keizerrijk gemaakt had, ging het militaire vertoon rond de Neue Wache gewoon door. Met ijzeren regelmaat en ongeëvenaarde precisie werd dagelijks de paleiswacht afgelost.

Opnieuw vonden er festiviteiten plaats met parades en erewachten op Unter den Linden. In 1900 werd het Expeditiekorps dat in China de Boxeropstand zou gaan neerslaan gepresenteerd voor de Neue Wache, voordat scheep gegaan werd in Bremerhaven, waar keizer Wilhelm hen persoonlijk uitzwaaide met zijn berucht geworden ‘Hunnenrede’.

Het China-Expeditiekorps presenteert zich voor de Neue Wache, 16 december 19007)

In 1913, aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, viel er zelfs twee maal iets te vieren. Eerst was er het huwelijk van ’s keizers enige dochter Viktoria Luise en even later het 25-jarige regeringsjubileum van keizer Wilhelm II. En ook tsaar Nicolaas II van Rusland kwam in dat jaar nog op staatsbezoek.

Intocht van tsaar Nicolaas II van Rusland over Unter den Linden richting Hohenzollernpaleis.
De stoet is juist de Neue Wache gepasseerd en rijdt nu voor het Zeughaus, 1913

Maar de dagen van het keizerrijk waren geteld, al besefte niemand dat nog en zou degene die zulks beweerde voor gek worden verklaard. De internationale spanningen in Europa waren hoog opgelopen. De wapenwedloop leek niet meer te stoppen. De crisis die ontstond toen de Oostenrijkse troonopvolger werd vermoord door een Bosnische nationalist leek aanvankelijk met een sisser af te lopen.

Keizer Wilhelm II zag aanvankelijk geen reden zijn jaarlijkse cruise in de Noorse wateren uit te stellen en ging als elke julimaand aan boord van zijn jacht ‘Hohenzollern’.

Maar de geest was uit de fles en de Europese diplomaten slaagden er niet in hem te bedwingen. Plotseling, als een naderend onweer, was de atmosfeer vol oorlogs-dreiging. Telegrammen vlogen over en weer, het ene nog omineuzer dan het andere.

Ook in de Neue Wache ratelden de telegrafen onophoudelijk. Sinds 1900 bevond zich hier het centrale militaire telegraafkantoor van Berlijn. Op 31 juli 1914 kondigde keizer Wilhelm II de ‘Zustand drohender Kriegsgefahr’ af voor Berlijn, Brandenburg en geheel Duitsland. Een verbindingsofficier van de Neue Wache las de verklaring voor op Unter den Linden temidden van een grote menigte.

Afkondiging van de toestand van ‘drohenden Kriegsgefahr’
op 31 juli 1914 voor de Neue Wache te Berlijn

Een dag later ondertekende de keizer in zijn paleis het bevel tot volledige mobilisatie. Op de Schloßplatz en op de trappen van de Neue Wache lazen officieren het bevel voor. De mobilisatie trad op zondag 2 augustus in werking. ‘An einem Sonntag im August, da hat die Garde fortgemußt’ klonk het in een populaire Berlijnse schlager.

Bij de Neue Wache gingen tijdens de oorlog de aflossingen van de paleiswacht gewoon door. Pas toen keizer Wilhelm II op 10 november 1918 vanuit zijn legerhoofdkwartier in het Belgische Spa de wijk nam naar het neutrale Nederland, viel er voor de ‘Schloßwache’ niets meer te bewaken en verloor Schinkels classicistische meesterwerk, na precies 100 jaren, zijn functie als wachtlokaal.

De Neue Wache - Novemberrevolutie en Republiek van Weimar (1918-1933)
Op 5 november 1918 brak er muiterij uit op de oorlogsvloot die al maanden machteloos voor anker in Kiel en Bremerhaven lag. De rebellie sloeg over naar heel Duitsland en bereikte op 9 november Berlijn.

De sociaaldemocraat Scheidemann en de linksradicale Liebknecht riepen tegelijkertijd, maar onafhankelijk van elkaar, de republiek uit. Kanselier Max von Baden droeg de macht over aan de sociaaldemocraat Friedrich Ebert en trok zich vervolgens terug uit de politiek. Er volgde een verbitterde strijd om de macht die tot april 1919 zou duren.

Demonstratie van stakende arbeiders en rebellerende soldaten voor het
‘Kronprinzenpalais’, 9 november 1918. Links op de achtergrond de Neue Wache.

Om de orde te bewaren stuurde Ebert de ‘Volksmarinedivision’ naar Berlijn. De matrozen sloegen echter aan het muiten toen hun soldij uitbleef. Velen deserteerden, anderen sloten zich aan bij de linksradicale Spartakusbond van Liebknecht.

Rebellerende matrozen bezetten belangrijke gebouwen in de stad waaronder het Hohenzollernpaleis, de Marstall, het Zeughaus en de Neue Wache. Uiteindelijk wisten teruggekeerde fronttroepen de strijd te beslechten ten gunste van de regering Ebert. Op 11 augustus 1919 bekrachtigde de Nationale Vergadering in het rustige Weimar ver van de Berlijnse woelingen een nieuwe grondwet, maar in rustig vaarwater kwam de jonge republiek nooit.

Regeringsgetrouwe troepen houden de Neue Wache bezet tijdens
de burgeroorlog in Berlijn, maart 1919.

Hoewel de eigenlijke functie als wachtgebouw allang verdwenen was, verlieten de laatste soldaten de Neue Wache in 1923. Daarna diende Schinkels meesterwerk enige tijd als noodwoning voor drie dakloze gezinnen.

Om de kosten van onderhoud uit te sparen wilde het leger wel van het nutteloos geworden gebouw af. Verhuur als bankfiliaal, bioscoop, theater, chemisch laboratorium, tentoonstellingsruimte en café werden geopperd, maar stuitten telkens op bezwaren vanwege de historische betekenis van het architectonische monument.

Al snel na de oorlog kwam de behoefte op tot herdenking van de soldaten die in de wereldoorlog ’14-’18 hun leven voor het vaderland gegeven hadden. Vooral de ‘Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge’, die er voor ijverde de in het buitenland gesneuvelde Duitse soldaten een fatsoenlijk graf te geven, maakte zich hiervoor sterk.

De bond stelde voor een landelijke herdenkingsdag, “Volkstrauertag”, in te stellen. De eerste herdenking vond in 1922 plaats in de Reichstag. Rijksdagvoorzitter Paul Löbe trok nationaal en internationaal veel aandacht met zijn herdenkingsrede:

  “ . . . Leiden zu lindern, Wunden zu heilen, aber auch Tote zu ehren, Verlorene zu beklagen, bedeutet Abkehr von Hass, bedeutet Hinkehr zur Liebe, und unsere Welt hat die Liebe not...”

Echter door de diepe politieke verdeeldheid binnen de Republiek van Weimar werd er geen consensus gevonden over doel, inhoud en vorm van een nationale dodenherdenking. Iedere politieke en maatschappelijke stroming wenste er haar eigen ideologie in te leggen.

Het lukte vooreerst niet ‘Volkstrauertag’ tot een nationale herdenkingsdag te maken. Dodenherdenking werd overgelaten aan het particuliere initiatief. De kerken koppelden ‘Volkstrauertag’ aan de vijfde zondag voor Pasen, waardoor ook een vaste datum ontbrak.

Evenmin was er een nationaal monument dat als officiële centrale herdenkingsplaats kon dienen. Als eerste formuleerde rijkspresident Friedrich Ebert op 3 augustus 1924, precies tien jaren na het begin van de oorlog, de behoefte aan zo’n nationaal herdenkingsmonument, dat “der Trauer um das Vergangene dienen und zugleich die Lebenskraft und den Freiheitswillen des deutschen Volkes verkörpern” moest. Eberts formulering leek eerder te vragen om een monument voor het verdwenen keizerrijk en zijn vorstenhuis dan om een gedenkteken voor de gevallenen uit de oorlog.

Al meteen werd de Neue Wache als nationaal monument geopperd. Maar voorlopig gebeurde er niets. De tijd was er nog niet rijp voor.

De Neue Wache jaren ’20. Het gebouw heeft geen officiële functie meer.

Een nieuw initiatief kwam in 1926 van Eberts opvolger, rijkspresident Paul von Hindenburg, in de oorlog ’s keizers opperbevelhebber van de Duitse strijdkrachten. Hij wilde de Neue Wache inrichten als een heroïsch pantheon vol Pruisisch heldendom.

Dat leidde onmiddellijk tot een eensgezind afwijzende reactie van de ‘Frontkämpferverbände’, oudstrijdersorganisaties van rechts èn van links. Die wilden wel een heroïsch pantheon, maar niet in de Neue Wache. Een herdenkingsmonument moest in de vrije natuur liggen ver van de drukte en het rumoer van de grote stad, vonden de veteranen.

De strijd over de toekomst van de Neue Wache duurde voort tot 1929. Toen besloot Otto Braun, sociaaldemocraat en ministerpresident van Pruisen, de Neue Wache in te richten als “Gedächtnisstätte für die Gefallenen des Weltkrieges”.

Maar daarmee was de strijd nog niet voorbij. Want wat voor gedenkteken moest het dan worden? De discussie bewoog zich tussen twee uitersten. Aan de ene kant verheerlijking van heldendood en sterven voor het vaderland, aan de andere kant rouw, bezinning, afzweren van oorlog en geweld. Eensgezindheid bleek opnieuw onbereikbaar.

Desondanks kwam de “Gedächtnisstätte” er. De architect Heinrich Tessenow (1876-1950) kreeg de opdracht voor de verbouwing en herinrichting van de Neue Wache8) . Tessenow herschiep het interieur in een enkele ruimte zonder enige decoratie. Midden in de sobere hal plaatste hij een twee meter hoge zuil van zwart graniet, bekroond met een lauwerkrans met zilveren en gouden bladeren9).

Twee bronzen kandelabers flankeerden de zuil. Op de vloer voor de zuil lag een stenen plaquette met het simpele opschrift 1914-1918. Over elke andere tekst bleek geen overeenstemming te bereiken. Daglicht vanuit een ronde opening in het dak zorgde voor een sfeervolle belichting die wisselde met het uur van de dag, het weer en de seizoenen.

Interieur van de Neue Wache na de inrichting als “Gedächtnisstätte
für die Gefallenen des Weltkrieges”, 1931

De inwijding van het monument, die bedoeld was als een begin van toenadering tussen het militairendom en de sociaaldemocratische regering, werd een fiasco. De uitgenodigde Pruisische generaals bleven massaal weg. Zij wilden niets met ‘vaterlandslosen Gesellen’ als Otto Braun te maken hebben. ‘Reichswehrminister’ Wilhelm Groener was er wel, begeleid door een vaandelwacht die keizerlijke standaarden en banieren meevoerde.

Ze werden door een deel van het publiek met ‘Heil’-geroep en fascistengroet onthaald. “Niemand die er acht op sloeg” meldde het Berliner Tageblatt zonder verder commentaar.

Groener sprak over “heroischer Größe” en “Geist der Pflicht und Opferbereitschaft”. De Neue Wache moest niet alleen een plaats van rouw zijn, maar vooral een “Wahrzeichen für die Lebenskraft und das Lebensrecht des deutschen Volkes”, vond Groener.

Opstelling van de vaandelwacht voor de Neue Wache bij de inwijding van
de ‘Gedächtnisstätte für die Gefallenen des Weltkrieges’, 2 juni 1931

Rijkspresident Hindenburg was er ook. De oude veldmaarschalk had in 1918 net op tijd ontslag genomen als opperbevelhebber van de strijdkrachten, zodat het niet zijn schuld was dat Duitsland de oorlog had verloren.

Hij legde een krans neer voor de “in Treue gefallenen Kameraden”. Daarbij memoreerde de grijze rijkspresident dat zij hun leven geofferd hadden in de “mehr als vierjährigen Verteidigungskämpfen unseres Vaterlandes gegen eine Welt von Feinden”.

Rijkspresident Paul von Hindenburg (met punthelm) arriveert bij de
Neue Wache voor de inwijding van de ‘Gedächtnisstätte für die Gefallenen
des Weltkrieges’ op 2 juni 1931. Het gebouw op de achtergrond is de Staatsoper

Een beetje verbaal tegengas kwam er van ministerpresident Otto Braun, die in de stromende regen verzekerde dat hij en zijn partij zich er voor zouden inzetten dat de loop van de geschiedenis niet opnieuw bloedige offers zou eisen.

De aanwezige oorlogsinvaliden, voor de gelegenheid in het zondagse pak gestoken, knikten instemmend. Maar de geschiedenis had allang opnieuw een fatale weg ingeslagen. Daar kon ook Otto Braun niets aan veranderen.

Oorlogsinvaliden bij de inwijding van de Neue Wache als ‘Gedächtnisstätte
 für die Gefallenen des Weltkrieges’ op 2 juni 1931. Op de achtergrond de
Staatsoper (links)  en de Alte Bibliothek.

Doordat een helder gemeenschappelijk gedragen idee over wie of wat er in de Neue Wache herdacht moest worden ontbrak, bleef de ‘Gedächtnisstätte’ sterk omstreden in de luttele jaren die de republiek van Weimar nog had te gaan.

De Neue Wache tijdens het Derde Rijk (1933-1945)
Het einde van de republiek kwam op 30 januari 1933, toen Adolf Hitler na zijn stembuszege de macht op een presenteerblaadje kreeg aangeboden door rijkspresident Hindenburg.

Het politieke leven in Duitsland veranderde op slag. Even plotseling en drastisch verdween de ambivalente houding die er bestond ten opzichte van de Neue Wache. Dodenherdenking werd heldenverering.

De nieuwe leiders grepen meteen de eerste ‘Volkstrauertag’ na de machtsovername, 12 maart 1933, aan om hun bedoelingen met de Neue Wache duidelijk te maken. Wehrmacht paradeerde naast SA, hakenkruisvlaggen wapperden naast de zwart-wit-rode vlaggen van het oude keizerrijk.

De vlaggen hingen niet halfstok zoals eerder, maar wapperden brutaal in top. Verwijzingen naar het krijgshaftige verleden moest het volk enthousiast maken voor een grootse toekomst. Twee maanden later werden op de Opernplatz tegenover de Neue Wache boeken verbrand van joodse schrijvers en anderen die het regime onwelgevallig waren.

Volkstrauertag 1933; SA-eenheden marcheren met hakenkruisvlaggen langs de Neue Wache

Het jaar daarop heette ‘Volkstrauertag’ ineens ‘Heldengedenktag’ en was het een wettelijke feestdag geworden. De ‘Gedachtnisstätte’ in de Neue Wache heette voortaan ‘Heldengedenkmal’, ‘Ehrenmal’ of zelfs ‘Reichsehrenmal’10).

Vooral die laatste benaming benadrukte de annexatie van het herdenkingsmonument door het nieuwe regime. Hitler zelf kwam op die eerste Heldengedenktag, 25 februari 1934, een krans leggen in de ‘Ehrenmal deutschen heldischen Sterbens’, zoals de krant ‘Völkischer Beobachter’ in NSDAP-jargon schreef.

Rijkspresident Hindenburg wordt begroet door Hitler, Goering, Raeder en andere
NSDAP-kopstukken bij de inwijding van de Neue Wache als ‘Heldengedenkmal’
op 25 februari 1934, de eerste ‘Heldengedenktag’

Om nog meer hun ideologie te benadrukken brachten de nationaal-socialisten enkele veranderingen aan het monument aan. Op de beide hoektorens aan de straatzijde werden twee enorme kransen bevestigd. Binnen werd tegen de achterwand van de hal, precies achter de granieten zuil, een eikenhouten kruis opgesteld als teken dat “wahres Christentum und heldisches Volkstum zusammengehören”.

Het kruis was niet alleen een verwijzing naar de tienduizenden soldatengraven in den vreemde, maar moest vooral worden gezien als een poging de kerken voor het nationaal-socialisme te winnen.

Ook wordt beweerd dat de Pruisische minister van Financiën von Popitz het kruis liet plaatsen om te voorkomen dat er een hakenkruis zou worden aangebracht. Brandende kaarsen op kandelabers symboliseerden het eeuwig voortleven van de gesneuvelde vaderlandse helden.

Interieur van de Neue Wache na 1933

Ook stelden de nazi’s een permanente erewacht in bij het Heldengedenkmal. Tot dan hadden ‘Schutzpolizisten’ onopvallend gesurveilleerd bij de “Gedenkstätte’. Driemaal in de week, op zondag, dinsdag en vrijdag, werd met stram Pruisisch-militair ceremonieel een uitgebreide wachtparade gehouden met militaire kapel, waar telkens veel publiek op af kwam. De tijden van het keizerrijk leken te herleven.

Wachtparade bij het Heldengedenkmal, 1936

Het ‘Ehrenmal’ in de Neue Wache nam in de heldenmythologie van de nazis een centrale plaats in. De viering van Heldengedenktag kende een vast verloop. In de Staatsoper of het Zeughaus, tegenover resp. naast de Neue Wache, kwamen hoge Wehrmachtofficieren en NSDAP-functionarissen bijeen. Hitler zelf was meer dan eens aanwezig.

Er werden toespraken gehouden die via luidsprekers buiten te beluisteren waren. Na afloop schreed een kleine delegatie tussen aangetreden eenheden van Wehrmacht, SA, SS en Stahlhelm naar de Neue Wache en legde een krans in het Ehrenmal.

Hitler legt in aanwezigheid van de top van Wehrmacht en Kriegsmarine
een krans bij het ‘Heldengedenkmal’ in de Neue Wache

De toespraken lieten aan duidelijkheid niets te wensen over. Blomberg, opperbevelhebber van de Wehrmacht, feliciteerde Hitler op 8 maart 1936 met de bezetting van het Rijnland. Op 12 maart 1939 prees Raeder, chef van de ‘Kriegsmarine’, de bijdrage van het legioen ‘Kondor’ aan Franco’s overwinning in de Spaanse burgeroorlog.

Hitler snorkte op 10 maart 1940: “Kein Volk hat mehr Recht seine Helden zu feiern, als das deutsche” en “Der von den kapitalistischen Machthabern Frankreichs und Englands dem Großdeutschen Reich aufgezwungene Krieg muß zum glorreichen Sieg der deutschen Geschichte werden”.

Op 15 maart 1942 pochte Hitler in het Zeughaus: “Die bolschewistischen Horden, die den Deutschen und die verbündeten Soldaten in diesem Winter nicht zu besiegen vermochten, werden von uns in dem kommenden Sommer bis zur Vernichtung geschlagen sein!”

Neue Wache, Heldengedenktag 1942. De Führer deelt
onderscheidingen uit aan oostfrontstrijders

Ook voor andere staats- en partijpropaganda werd het Heldengedenkmal gebruikt. In 1938 werd er voor de Neue Wache geparadeerd door Oostenrijkse legereenheden ter gelegenheid van de ‘Anschluß’. Dode Wehrmacht-generaals werden voor de Neue Wache opgebaard op een affuit. Göring brulde dan een Germaanse bezwering als: “Feldherr du, geh ein in Walhall”.

Oostenrijkse troepen paraderen na de ‘Anschluß’ bij de Neue Wache, 1938

De laatste viering van Heldengedenktag bij de Neue Wache vond in 1945 plaats. Het gebouw was toen al zwaar beschadigd door gealliëerde bommen. Verdere beschadigingen liep de Neue Wache op toen de Russen Berlijn bezetten.

De zwaar beschadigde Neue Wache in 1945. De bordjes geven de
richting aan naar de Rijksdag, Potsdam en Nauen

De lauwerkrans met de gouden en zilveren bladeren was al in 1945 door medewerkers van de naast gelegen Humboldt-universiteit in bewaring genomen om te voorkomen dat plunderaars er mee vandoor zouden gaan.

In 1946 keerde de krans op zijn plek in de Neue Wache terug, maar verdween in 1948 spoorloos. In 1960 dook hij op in een bagagekluis van het Bahnhof Zoo. Van de oorspronkelijk 235 bladeren bleken er nog 177 over.

De ‘Volksbund deutsche Kriegsgräberfürsorge’ liet de krans restaureren en plaatste hem in het herdenkingsmonument voor de gevallen uit de Eerste Wereldoorlog op het Garnisonsfriedhof in Berlijn-Neukölln.

Op ‘Volkstrauertag’ 1966 werd de daar speciaal aangelegde ‘Ehrenanlage Silberkranz’ plechtig ingewijd. Tot 1993 herdachten de West-Berlijners hier jaarlijks de slachtoffers van oorlog en staatsgeweld. Daarna konden alle Berlijners en alle overige Duitsers voor dodenherdenking en bezinning op oorlog en geweld opnieuw terecht in de Neue Wache. De krans bleef achter in Neukölln.

De gedeeltelijk ingestorte Neue Wache, 1947, kort voordat
de gouden en zilveren lauwerkrans spoorloos verdween

De Neue Wache - Oostzone en Duitse Democratische Republiek (1945-1989)
Al kort na de Tweede Wereldoorlog begonnen de Berlijners zich af te vragen wat er met de Neue Wache moest gebeuren. Het gebouw was zwaar beschadigd uit de oorlog gekomen. Het dak was gedeeltelijk ingestort, twee zuilen van het portaal lagen in puin evenals het rechter gedeelte van het tympanon.

Heinrich Tessenow, de architect die in 1931 de herinrichting tot ‘Gedächtnisstätte’ had uitgevoerd, vond dat het gebouw als ruïne behouden moest blijven. “So ramponiert, wie er jetzt ist, spricht er ja Geschichte. Etwas säubern, etwas glätten und so stehen lassen”, adviseerde hij.

Het zwaar beschadigde portaal van de Neue Wache in 1948

Maar er waren ook heel andere geluiden te beluisteren. De communistische jeugdorganisatie FDJ (Freie deutsche Jugend) wilde de Neue Wache afbreken, omdat het vorige regime het had misbruikt voor de “Glorifizierung des Heldentodes auf dem Schlachtfeld imperialistischer Kriege”.

Meer bedachtzame krachten in de pas in het leven geroepen Deutsche Demokratische Republik wisten echter afbraak te voorkomen. Dat was lang niet vanzelfsprekend getuige het lot van het Hohenzollernpaleis, dat onverbiddelijk aan de slopershamers werd prijsgegeven. In 1951 werd met de restauratie van de Neue Wache begonnen.

Restauratie van de Neue Wache, 1951

Al was de Neue Wache gered, aan gebruik als herdenkingsmonument voor oorlogsslachtoffers waren de DDR–autoriteiten nog lang niet toe. De gewone Berlijners dachten daar echter anders over. Regelmatig werden vanuit de bevolking bloemen neergelegd in het zuilenportaal of onder de gesloten traliedeuren door in de voormalige herdenkingsruimte geschoven.

De Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED) overwoog diverse gebruiksfuncties voor de Neue Wache - Goethe-monument, Schinkel-museum, universiteitsboekhandel etc. - maar besloot in 1956 toch tot inrichting als “Mahnmal für die Opfer des Faschismus und der beiden Weltkriege”. De architect Heinz Mehlan werd met de uitvoering belast.

Als eerste liet hij de standbeelden verwijderen van Bülow en Scharnhorst, representanten bij uitstek van het Pruisische militarisme dat de DDR beweerde te verfoeien. Dak, portaal en tympanon werden gerestaureerd. Aan het interieur werd weinig veranderd. De granieten monoliet, die door brand vervormd was, bleef staan.

De verdwenen lauwerkrans bleef weg; de DDR had er geen behoefte aan het ding op te sporen. De stenen bodemplaat met het opschrift 1914-1918 werd verwijderd. Het eikenhouten kruis tegen de achterwand, dat de nationaal-socialisten hadden laten aanbrengen, werd vervangen door de tekst “Den Opfern des Faschismus und Militarismus”.

Interieur van de Neue Wache in 1960 met de in de oorlog beschadigde
granieten monoliet, die enkele jaren later verwijderdzou worden.

De officiële inwijding van het monument in 1960 ging met veel militair ceremonieel gepaard. Geheel in tegenspraak met wat het monument geacht werd te vertegenwoordigen, paradeerde de Nationale Volksarmee voor de Neue Wache zoals eerder het Deutsches Heer van Wilhelm II en Adolf Hitlers Wehrmacht hadden gedaan. Twee jaren later werd, in navolging van het verfoeide fascistische regime, een permanente erewacht voor de Neue Wache geplaatst.

De grote wachtparade die elke woensdagmiddag klokslag half drie begon, groeide uit tot de grootste publiekstrekker in de hoofdstad van de socialistische boeren- en arbeidersstaat. De militaire kapellen, de paradepas en de taptoes bij kransleggingen door buitenlandse gasten pasten naadloos in de tradities van het Pruisische soldatendom dat de DDR - althans met woorden - afgezworen had.

Wachtparade van de Nationale Volksarmee voor de Neue Wache, jaren ‘60

Bij nader inzien vond de SED-partijleiding het interieur van het ‘Mahnmal’ in de Neue Wache te weinig in overeenstemming met de partij-ideologie. Al in 1966 werd een grondige herinrichting uitgevoerd door de architect Lothar Kwasnitza. De stoffelijke resten van een onbekende Duitse soldaat11) en een onbekende verzetsstrijder12) – beiden uit de Tweede Wereldoorlog - werden in de Neue Wache begraven.

Bij de urn met de onbekende soldaat werden urnen met aarde afkomstig van negen verschillende slagvelden13) uit de Tweede Wereldoorlog geplaatst. Urnen met aarde uit negen verschillende nazi-concentratiekampen14) omringden de urn met de stoffelijke resten van de onbekende verzetsman.

Met het begraven van een verzetsstrijder – in de DDR werd er stilzwijgend van uitgegaan dat alle verzetsmensen communisten waren – naast een soldaat wilde de SED een duidelijke scheiding aanbrengen tussen slachtoffers en daders van het nationaal-socialisme.

De communistische partij werd zo van elke schuld vrijgesproken. Duitse communisten behoorden tot de historische winnaars, niet tot de aanstichters en verliezers van een wereldoorlog.

Bijzetten van de urnen met de stoffelijke resten van de Onbekende soldaat en de
Onbekende verzetsstrijder in de Neue Wache in bijzijn van staats- en partijleiding
en hoge officieren van de Nationale Volksarmee, 14 januari 1969.

De graven bevonden zich in een verzonken gedeelte in het midden van de hal, waar eerder de granieten zuil stond. Daarachter liet Kwasnitza een prisma van geslepen glas plaatsen. Binnen in het glazen prisma brandde een eeuwige vlam. Het opschrift “Den Opfern des Faschismus und Militarismus” werd verplaatst naar de rechter zijwand. Het maakte plaats voor een in verschillende kleuren steen uitgevoerd staatswapen van de DDR.

Het interieur van de Neue Wache na 1969 als “Mahnmal
für die Opfer des Faschismus und der beiden Weltkriege”

Met het verdwijnen van het Derde Rijk was er een einde gekomen aan de viering van ‘Heldengedenktag’. Maar ook ‘Volkstrauertag” keerde niet terug in het communistische deel van Duitsland.

De antifascistische en antimilitaristische boeren- en arbeidersstaat voerde een eigen herdenkingsdag in: “Internationaler Gedenktag für die Opfer des faschistischen Terrors und Kampftag gegen Faschismus und imperialistischen Krieg” in. Gewone DDR-burgers spraken over OdF-Tag (Opfer des Faschismus-Tag).

OdF-Tag, die jaarlijks op de tweede zondag in september werd gehouden, kende een vast verloop. Op de Bebelplatz (de vroegere Opernplatz) tegenover de Neue Wache hielden SED-kopstukken redevoeringen tegen het decor van reusachtige portretten van leden en kandidaatleden van het Politbüro, die naast al even grote portretten van omgekomen antifascistische verzetsstrijders waren opgesteld.

Vervolgens werden kransen gelegd in de Neue Wache namens staats- en partijleiding, door comité’s van antifascistische verzetsstrijders en door gasten uit communistische broederlanden en van idem zusterpartijen. Dat alles werd met het nodige militaire ceremonieel omgeven.

Kranslegging in de Neue Wache op OdF-Tag 1988

Alle herdenkingsaandacht ging uit naar de omgekomen antifascistische (lees: communistische) verzetsstrijders. Sprekers memoreerden hun nooit aflatende strijd voor een wereld zonder oorlog en fascisme. Andere slachtoffers van het nationaal-socialistische geweld werden in de DDR doodgezwegen. Joden, Roma en Sinti, homosexuelen, deserteurs en andere slachtoffers kwamen op OdF-Tag niet aan het woord.

Ook bij andere gelegenheden diende de Neue Wache als decor. De soldaten van de grensbewaking, die de wachttorens langs de muur bemanden en vaker schoten op mensen die de DDR uit dan in wilden, werden voor de Neue Wache beëdigd. Bij jonggehuwden kwam het in de mode om direct na de huwelijksvoltrekking bloemen te leggen bij de eeuwige vlam.

Een pas gehuwd paar legt bloemen neer bij de
eeuwige vlam in de Neue Wache, jaren ‘80

De erewacht bij de Neue Wache werden verzorgd door het Wachregiment ‘Friedrich Engels’. Dit regiment was gelegerd in de nabijgelegen gelijknamige kazerne aan de Kupfergraben. Enige taak was het verzorgen van het militaire ceremonieel tijdens officiële gelegenheden, zoals op nationale feestdagen en bij staatsbezoeken. Elke wachtdienst bij de Neue Wache duurde een half uur, waarna het afgemeten ritueel van de aflossing volgde.

Tijdens de wacht mocht de karabijn af en toe op de andere schouder gelegd worden. Maar dat moesten de beide wachtposten dan wel tegelijkertijd doen. Als er een moe werd, kon hij zijn maat aan de andere kant waarschuwen door met de punt van zijn schoen een belletje in te drukken dat verborgen was in het voetstuk waar hij op stond.

Als het regende, mochten de soldaten – weer tegelijkertijd natuurlijk – drie passen achteruit doen, zodat ze onder dak stonden. De erewachten stonden alleen overdag, ’s nachts werd het Mahnmal minder ceremonieel bewaakt door met pistolen bewapende soldaten.

Fig 39 - Wachregiment ‘Friedrich Engels’ heeft zojuist de wacht
bij de Neue Wache afgelost. De twee afgeloste soldaten marcheren
in ganzenpas onder geleide van een onderofficier terug
naar de ‘Friedrich Engels’ kazerne aan de Kupfergraben (jaren ’70)

In 1989 – precies op zijn veertigste verjaardag – stortte de DDR in elkaar. De Berlijnse muur brak door als een slecht onderhouden zeedijk bij stormvloed. De socialistische en antifascistische boeren en arbeiders, die verdacht veel op gewone mensen leken, stroomden West-Berlijn binnen op zoek naar de verlokkingen van het westen.

Aflossing van de wacht, jaren ‘70

De schrijver Cees Nooteboom was erbij en zag in oktober 1989 de Nationale Volksarmee een van zijn laatste wachtaflossingen bij de Neue Wache uitvoeren:

  “De troep staat nu frontaal voor de Hauptwache, ik begrijp dat ze de twee soldaten die daar onbeweeglijk de wacht gehouden hebben komen aflossen en afhalen. En dat is het geheimzinnige: de twee die er nu nog staan zullen straks tussen de anderen verdwenen zijn, de twee die hun plaats innemen zijn nog volstrekt onzichtbaar. Verleiding, een dans, daar lijkt het op. Muziek, hoge fluittonen die aan tropische vogels doen denken. Dan stemmen, niet zozeer gebrul en geschreeuw, eerder woorden die over een rasp worden gehaald, zodat ze verscheurd worden in de warme middaglucht. Een commando, en ineens bewegen de twee naast de zuilen, een vreemde slepende pas, een afdaling, één tree, nog één, dan staan ze naast die twee anderen, ze draaien om elkaar heen, een ogenblik van idiote intimiteit, een soort paring, en dan zijn de enen de anderen geworden, iets is geruild voor iets anders, het verschil is niet te zien. Dan beginnen ook de vreselijke passen weer, en niet één van die opgeheven laarzen wil iets weten over een laatste keer, dit ritueel voert zichzelf uit, het is niet alleen losgemaakt van die mannen maar ook van zijn eigen betekenis en geschiedenis, het heeft uitgediend. Ooit heeft het geholpen een Staat uit te beelden, en door dat uiterlijke beeld heeft het geholpen die Staat te maken, nu is het uitgestorven en bezegelt zo, nog één keer, het lot van die Staat en tegelijkertijd dat van die andere, latere republiek die het ritueel had overgenomen om haar innerlijke leegte te verhullen, en dat letterlijk: een Staat zonder volk is leeg, die les van de koning van Sanssouci hadden de Piecks, de Ulbrichts en de Honeckers niet begrepen”.

Precies een jaar later, in oktober 1990, ging de DDR op in de Bondsrepubliek Duitsland.

De Neue Wache na de hereniging van de beide Duitslanden (1989-heden)
Direct na de Duitse eenwording werd de Neue Wache als ‘Mahn- und Gedenkmal’ gesloten. Aan het herdenkingsmonument - zwaar beladen met ideologieën van twee achtereenvolgende totalitaire regimes - werd geen functie toegedacht in de dodenherdenking van het nieuwe verenigde Duitsland.

Des te verrassender was het dat de Duitse regering op initiatief van bondskanselier Helmuth Kohl op 27 januari 1993 besloot de Neue Wache in Berlijn te gaan inrichten als “Zentrale Gedenkstätte der Bundesrepublik Deutschland für die Opfer von Krieg und Gewaltherrschaft”.

Het interieur moest voor de zoveelste keer worden gesaneerd en opnieuw ingericht worden. En er was haast bij want het nieuwe herdenkingsmonument moest al op 14 november van datzelfde jaar - op ‘Volkstrauertag’ - worden ingewijd.

Het interieur werd grotendeels weer teruggebracht in de staat zoals Heinrich Tessenow die in 1931 had opgeleverd. De graven van de onbekende soldaat en onbekende verzetsstrijder werden ongemoeid gelaten, maar verdwenen onder vloertegels.

De glazen kubus met de eeuwige vlam werd verwijderd, maar de zwartgranieten monoliet keerde niet terug. In de plaats daarvan kwam er een vergrote replica van een sculptuur van Käthe Kollwitz. Helmuth Kohl zelf had het beeld ‘moeder met dode zoon’ uitgekozen.

Interieur van de Neue Wache na 1993 met de vergrote bronzen replica
van het beeld “Moeder met dode zoon” van Käthe Kollwitz.
Het ronde bovenlicht dat in de DDR- periode dichtgemaakt was, is weer open

Net als eerder in de jaren ’20 en ’50 brak er een heftige discussie los. Er was vrijwel geen aspect van de nieuwe Gedenkstätte – van het concept zelf tot details van de inrichting - dat niet onder het vuur van de kritiek kwam te liggen.

De discussie werd op z’n Duits gevoerd. Enerzijds werden de meest subtiele argumenten voor of tegen gehanteerd, anderzijds ontzagen de opponenten zich niet elkaar met grof geschut te bestoken.

Zo was er veel kritiek op de door Kohl gekozen sculptuur. Het origineel, slechts 38 centimeter hoog, is een intiem beeldje waarin Kollwitz het verdriet om haar gesneuvelde zoon Peter heeft uitgedrukt. Kunstcritici noemden de viervoudige vergroting, uitgevoerd door de Berlijnse beeldhouwer Harald Haacke, onesthetisch, lomp en gespeend van de intimiteit van het origineel uit 1937.

Harder was het verwijt dat Kollwitz’ persoonlijke gevoelsuitdrukking bij regeringsbesluit werd geproclameerd tot universele aanklacht tegen oorlog en tirannie. Maar het scherpst werd er geageerd tegen het motief van de pietà, dat Kollwitz voor haar beeldje had gekozen. De christelijke symboliek die hieruit sprak zou voor hele groepen oorlogsslachtoffers – joden voorop – onacceptabel zijn.

De Berlijnse beeldhouwer Harald Haacke werkt aan
de vergrote uitvoering van Kollwitz’ intieme beeldje

Käthe Kollwitz zelf leek onomstreden. Ze verloor haar zoon Peter in de Eerste en een kleinzoon in de Tweede Wereldoorlog. De in 1945 overleden kunstenares had in haar kunst altijd partij gekozen voor de sociaal zwakken, wat haar vooral in de DDR posthume populariteit opleverde. Maar ook in het andere Duitsland werd het werk van Kollwitz hoog gewaardeerd.

In de jaren twintig en dertig had ze zich bij herhaling uitgelaten tegen oorlog en geweld. Ook haar werk getuigde daarvan. Een hoogtepunt in dit opzicht vormt de beeldengroep ‘Het treurende ouderpaar’, die ze maakte voor het oorlogskerkhof waar haar zoon begraven ligt15). Toen de nazi’s aan de macht kwamen kreeg ze een tentoonstellingsverbod.

Käthe Kollwitz, zelfportret 1934

Bij nader inzien was er echter wel degelijk iets op Kollwitz aan te merken, vonden sommigen. In haar dagboeken is na te lezen dat Käthe Kollwitz in augustus 1914 nog helemaal geen verklaarde tegenstandster van de oorlog was. Integendeel, ze bleek niet ongevoelig voor het patriottische oorlogsenthousiasme dat als een golf door het Duitse volk sloeg.

Ze gaf, tegen de wil van haar echtgenoot, haar minderjarige zoon toestemming zich als oorlogsvrijwilliger te melden. Kollwitz deed precies hetzelfde als de honderdduizenden moeders en vrouwen die hun zonen en mannen met bloemen getooid de oorlog instuurden. Roze anjelieren gaf ze Peter mee toen hij naar het front moest. De mannelijkheid van het ‘feldgraue’ uniform maakte indruk op haar.

De verovering van Antwerpen vierde de overtuigde sociaaldemocrate met het uitsteken van de zwart-wit-rode vlag uit het raam van Peters kamer. Haar ontnuchtering kwam met het bericht van Peters snelle dood op 22 oktober 1914. Verscheurd door spijt en schuldgevoelens ontwikkelde ze zich in de jaren daarna tot fel tegenstandster van oorlog en geweld.

In zijn ijver de Neue Wache als architectonisch monument in de oude glorie te herstellen, had de Berlijnse ‘Denkmalschutz’ (d.i. monumentenzorg) besloten de standbeelden van Scharnhorst en Bülow weer op hun oorspronkelijke plaats op te zetten.

De erven Kollwitz tekenden daar onmiddellijk protest tegen aan. Zij meenden dat de beelden, die het Pruisisch-militaristische verleden verheerlijken, niet verenigbaar waren met de waarden die het werk van Käthe Kollwitz vertegenwoordigt. Ze dreigden hun toestemming voor het gebruik van ‘Moeder met dode zoon’ in te trekken als Scharnhorst en Bülow hun oude plaats kwamen innemen16).

Sculptuur en tekst in de ‘Gedenkstätte’ stonden aan zware kritiek bloot

Veel ophef was er ook over de tekst die er in de ‘Gedenkstätte’ moesten komen. De regering koos voor: “Den Opfern von Krieg und Gewaltherrschaft”, dat op de vloer voor de sculptuur werd aangebracht. Voor velen was die tekst veel te vaag en te vrijblijvend. Wat werd er precies mee bedoeld? Wie waren die ‘Opfern’?

In wezen ging de discussie over de vraag wie er nu eigenlijk herdacht wordt in de Neue Wache. Dat de tekst geen onderscheid maakt tussen slachtoffers en daders was voor velen onverteerbaar. Telkens weer dook het voorbeeld op van de beruchte nazi-rechter Roland Freisler die honderden onschuldige burgers ter dood veroordeelde en die zelf bij een bombardement om het leven kwam.

En wat te denken van de SS-ers die joden vermoordden en vervolgens zelf sneuvelden? Wie moesten er herdacht worden in de Neue Wache? De gevangenen in de concentratiekampen die bezweken onder de martelingen van de kampbeulen zeker, maar de kampbeulen die zelf bij de bevrijding van de kampen omkwamen? En zo ging het debat door.

Protestdemonstratie bij de inwijding van de Neue Wache als ‘Zentrale Gedenkstätte’ in 1993

Een oplossing werd gevonden door bij de ingang van de herdenkingsruimte een plaquette te plaatsen waarop de groepen slachtoffers nader worden benoemd. De opsomming was afkomstig uit een toespraak van Bondspresident Richard von Weizsäcker uit 1985, waarin hij namens Duitsland berouw toonde over het veroorzaakte leed van de Tweede Wereldoorlog.

Een voor een worden ze genoemd op die treurige, deprimerende lijst: de vermoorde joden, de Sinti en Roma, de homosexuelen, de geesteszieken, de om hun godsdienst, afkomst, politieke overtuiging vermoorden. De lijst eindigt met de vrouwen en mannen die vervolgd en vermoord werden omdat ze zich weerden tegen de totalitaire dictatuur na 1945, een afrekening met de DDR.

De gesneuvelde soldaten van de Eerste Wereldoorlog staan er ook op, zij het een beetje weggestopt. “Wir gedenken die Gefallenen der Weltkriege” staat er. De gevallenen van beide wereldoorlogen dus. Hoeveel bezoekers van de Gedenkstätte zullen echt de moeite nemen de lijst te lezen? En hoevelen beseffen de ontoereikendheid van dit herdenkingsmonument?

Op een andere plaquette staat de geschiedenis van de Neue Wache in het kort beschreven. Opvallend is dat over de rol van het monument tijdens de nazi-periode met geen woord wordt gerept.

Als met een polsstok springt de tekst van het jaar 1931, toen de Neue Wache werd ingewijd als Gedächtnisstätte für die Gefallenen des Weltkrieges” over de nazi-periode heen en landt in 1945 bij de gedeeltelijke verwoesting van Schinkels meesterwerk. De volledige teksten van beide plaquettes zijn hieronder in de bijlage weergegeven.

Inwijding van de nieuwe ‘Zentrale Gedenkstätte’ in de Neue Wache, 14 november 1993.
Helemaal zonder militair vertoon kon ook de Bondsrepubliek blijkbaar niet, al was
de inzet, getuige deze foto, bescheiden

Bij de inwijding van de nieuwe ‘Gedenkstätte’ legde Helmuth Kohl de volgende nogal laconieke verklaring af:

  "Die Neue Wache in Berlin ist künftig der Ort der Erinnerung und des Gedenkens an die Opfer von Krieg und Gewaltherrschaft. Als Zentrale Gedenkstätte der Bundesrepublik Deutschland ist sie wichtiges Symbol des wiedervereinigten Deutschland und seiner von Würde, Wert und Recht des Menschen bestimmten freiheitlichen demokratischen Grundordnung im Sinne des Grundgesetzes.
[...].
Die Erinnerung an den Tod von Millionen unschuldiger Menschen mahnt jeden einzelnen von uns, immer und überall aktiv für unsere freiheitliche Demokratie einzutreten, sie entschlossen gegen ihre Feinde zu verteidigen und ein friedliches Zusammenleben zwischen Menschen und Völkern mit aller Kraft zu fördern. Es gehört zu unseren vornehmsten Aufgaben, diese Einsichten an die nachwachsenden Generationen weiterzugeben, damit die schrecklichen Erfahrungen der Vergangenheit sich niemals wiederholen."

Het regeringsstandpunt met betrekking tot het beeld van Kollwitz verwoordde hij bij dezelfde gelegenheid als volgt:

  Die Bundesregierung hat für diese staatliche Gedenkstätte die Skulptur "Mutter mit totem Sohn" von Käthe Kollwitz auch deshalb ausgewählt, weil Werk und Schaffen dieser großen Künstlerin untrennbar mit einem Staatswesen verbunden sind, das sich stets und ständig diesen Grundlagen verpflichtet weiß.

Nog steeds blijft de vraag bestaan wie er nu eigenlijk herdacht wordt in de Neue Wache. Zo kan de bezoeker er tegelijkertijd kransen zien liggen voor de omgekomenen in de concentratiekampen, voor ‘Heimatvertriebenen’ en voor gesneuvelde Wehrmachtsoldaten.

De Neue Wache in 2005 tijdens wegwerkzaamheden aan Unter den Linden.
Rechtsboven steekt de koepel van de Berliner Dom boven het Zeughaus uit.
Daarachter de Fernsehturm aan de Alexanderplatz.
(
Klik op de afbeelding of hier voor een vergroting)

Van militair vertoon rond de Neue Wache is geen sprake meer. Net als tijdens de Republiek van Weimar staat er geen erewacht bij de “Zentrale Gedenkstätte der Bundesrepublik”. Alleen als een buitenlandse gast een krans komt leggen, speelt er nog wel eens een militaire kapel van de Bundeswehr. Wachtparades lijken er definitief tot het verleden te behoren, al weet je dat in Duitsland nooit helemaal zeker.

Noten
[1] 1818 is het jaar waarin de Neue Wache in gebruik werd genomen.
[2] In Schinkels ontwerp waren oorspronkelijk vijf standbeelden voorzien. Om de kosten te drukken werden er eerst maar twee uitgevoerd, Scharnhorst en Bülow. De standbeelden van Blücher, Gneisenau en York kwamen er pas jaren later. Ze werden aan de overzijde van de straat opgesteld bij de Staatsoper en niet in het ‘Kastanienwäldchen’ bij de Neue Wache, zoals aanvankelijk de bedoeling was.
[3] Gerhard von Scharnhorst (1755-1813), stafchef van generaal Blücher; stierf aan de verwondingen opgelopen in de slag bij Großgörschen.
[4] Friedrich Wilhelm Freiherr von Bülow (1755-1816); versloeg de Fransen bij Luckau, Großbeeren en Dennewitz, waardoor een nieuwe bezetting van Berlijn werd voorkomen.
[5] ‘die Valérie’: over de naam van dit kanon gaan verschillende verhalen. Het marinekanon zou in fort Mont Valérien als ‘La Marie Jeanne’ zijn aangeduid. De Parijzenaars, voor wier bescherming het diende, zouden het liefkozend de naam ‘La Belle Joséphine’ hebben gegeven. De Pruisische belegeraars van 1870/’71 noemden het met ontzag ‘Bullrian’ (bullebak). Eenmaal in Berlijn werd het kanon door de Berlijners al snel ‘die Valérie’ of ook ‘die niedliche Valérie’genoemd. Na de Vrede van Versailles in 1919 moest Duitsland niet alleen de oorlogsbuit uit de Eerste Wereldoorlog teruggeven, maar ook de oorlogstrofeeën uit de Frans-Duitse oorlog werden door Frankrijk terug geëist. Zo keerde ‘La Belle Joséphine’ in 1921 terug naar Parijs, om vervolgens in 1940 door Hitlers horden opnieuw in triomf naar Berlijn te worden ontvoerd. Kort na de Tweede Wereldoorlog gaf de Russische commandant van Berlijn toestemming het kanon weer naar Parijs te halen. Sinds 1947 bevindt het zich op de ‘Cour d’Honneur’ van de ‘Dôme des Invalides’ te Parijs.
[6] Parolenausgabe: jaarlijks militair ceremonieel op nieuwjaarsdag waarbij keizer Wilhelm II de top van leger en marine ontmoette in het Zeughaus, zogenaamd om de orders te geven. De keizer had de gewoonte de afstand van paleis naar Zeughaus, in gezelschap van zijn zonen, allen in bonte parade-uniformen te voet af te leggen.
[7] China-Expeditiekorps: keizer Wilhelm II hield zijn veel internationale ophef veroorzakende afscheidsspeech die bekend is geworden als ‘Hunnenrede’ op 27 juli 1900 in Bremerhafen. Kennelijk vertrokken andere onderdelen van het expeditiekorps op een later tijdstip.
[8]  Zes architecten werden uitgenodigd een ontwerp in te zenden. Naast Tessenow waren dat Peter Behrens, Erich Blunck, Hans Grube, Ludwig Mies van der Rohe en Hans Poelzig.
[9] De lauwerkrans werd vervaardigd door de beeldhouwer Ludwig Gies (1887-1966), die tijdens het Derde Rijk adelaarsymbolen met hakenkruis ontwierp en na de Tweede Wereldoorlog de adelaar in de plenaire vergaderzaal van de Bondsdag te Bonn schiep.
[10] In de nationaal-socialistische pers werd de Neue Wache dikwijls als Reichsehrenmal aangeduid. Die status was niet officieel. Het enige Reichsehrenmal was het Tannenberg-Denkmal bij Hohenstein in Oost-Pruisen, dat ter gelegenheid van de plechtigheden rond de bijzetting van Hindenburg door Hitler in 1935 als zodanig werd aangewezen.
[11] De onbekende soldaat sneuvelde in april 1945 in Groß-Kauscha bij Görlitz. Zijn lichaam werd door twee dorpsbewoners begraven.
[12] De onbekende verzetsman was een in Spitzkunnersdorf bij Zittau door een SS-er geëxecuteerde gevangene.
[13] De urn met de resten van de onbekende soldaat werd omgeven door aarde van de slagvelden bij Leningrad, Monte Cassino, Moskou, Narvik, Praag, Stalingrad, Warschau, Berlijn en in Normandië.
[14] Bij de onbekende verzetstrijder werden urnen geplaatst met aarde uit de concentratiekampen Auschwitz, Buchenwald, Dachau, Dora-Mittelbau, Mauthausen, Natzweiler-Struthof, Ravensbrück, Sachsenhausen en Theresienstadt.
[15] Kollwitz’ beeldengroep ‘Het treurende ouderpaar’ staat thans op het kleine Duitse oorlogskerkhof in Vladslo bij Diksmuide (België), waar ook de stoffelijke resten van haar zoon later herbegraven zijn.
[16] De erven Kollwitz kregen hun zin. Scharnhorst en Bülow staan vandaag de dag schuin tegenover de Neue Wache in het parkje langs het Prinzessinnenpalais (thans: Operncafé) aan de oostzijde van de Bebelplatz (vroeger: Opernplatz).

Geraadpleegde literatuur
Hans Kollwitz (Herausg.): ‘Ich sah die Welt mit liebevollen Blicken’.
     Käthe Kollwitz. Ein Leben in Selbstzeugnissen. Wiesbaden, 1979.
Hans Erman: Berliner Geschichten, Geschichte Berlins. Historien, Episoden,
    Anekdoten. Tübingen, 1980 (6e dr.).
Catherine Krahmer: Käthe Kollwitz in Selbstzeugnissen und Bilddokumenten.
    Reinbek bei Hamburg, 1981.
Peter Brandt (Bearb.): Preußen. Zur Sozialgeschichte eines Staates.
    Eine Darstellung in Quellen. Reinbek bei Hamburg, 1981.
Laurenz Demps: Die Neue Wache. Entstehung und Geschichte eines Bauwerks.
    Berlin, 1988
Daniela Büchten und Anja Frey (Herausg.): Im Irrgarten deutscher Geschichte.
     Die Neue Wache 1818-1993. Berlin, 1993
Christoph Stölzl (Herausg.): Die Neue Wache Unter den Linden.
    Ein deutsches Denkmal im Wandel der Geschichte. Berlin, 1993
Cees Nooteboom: Berlijnse notities. Amsterdam, 1993 (6e dr.).
Thomas E. Schmidt u.a.: Nationaler Totenkult. Die Neue Wache.
    Eine Streitschrift zur zentralen deutschen Gedenkstätte. Berlin, 1995
Mathias Pabsch: Berlin und seine Künstler. Darmstadt, 2006.
Philippe Remarque: Boze geesten van Berlijn. Amsterdam, 2006 (2e dr.)


Bijlagen met tekst plaquettes rechts en links van de ingang

Tekst plaquette rechts van de ingang:

DIE NEUE WACHE IST DER ORT DER ERINNERUNG /
UND DES GEDENKENS AN DIE OPFER /
VON KRIEG UND GEWALTHERRSCHAFT. /

WIR GEDENKEN /
DER VÖLKER, DIE DURCH KRIEG GELITTEN HABEN. /
WIR GEDENKEN IHRER BÜRGER, DIE VERFOLGT WURDEN /
UND IHR LEBEN VERLOREN. /
WIR GEDENKEN DER GEFALLENEN DER WELTKRIEGE. /
WIR GEDENKEN DER UNSCHULDIGEN, /
DIE DURCH KRIEG UND FOLGEN DES KRIEGES /
IN DER HEIMAT, DIE IN GEFANGENSCHAFT UND /
BEI DER VERTREIBUNG UMS LEBEN GEKOMMEN SIND. /

WIR GEDENKEN DER MILLIONEN ERMORDETER JUDEN. /
WIR GEDENKEN DER ERMORDETEN SINTI UND ROMA. /
WIR GEDENKEN ALLER, DIE UMGEBRACHT WURDEN /
WEGEN IHRER ABSTAMMUNG, IHRER HOMOSEXUALITÄT /
ODER WEGEN KRANKHEIT UND SCHWÄCHE. /
WIR GEDENKEN ALLER ERMORDETEN, DEREN RECHT AUF /
LEBEN GELEUGNET WURDE. /

WIR GEDENKEN DER MENSCHEN, /
DIE STERBEN MUSSTEN UM IHRER RELIGIÖSEN ODER /
POLITISCHEN ÜBERZEUGUNG WILLEN. /
WIR GEDENKEN ALLER, /
DIE OPFER DER GEWALTHERRSCHAFT WURDEN /
UND UNSCHULDIG DEN TOD FANDEN. /

WIR GEDENKEN DER FRAUEN UND MÄNNER, /
DIE IM WIDERSTAND GEGEN DIE GEWALTHERRSCHAFT /
IHR LEBEN OPFERTEN. /
WIR EHREN ALLE, DIE EHER DEN TOD HINNAHMEN, /
ALS IHR GEWISSEN ZU BEUGEN. /

WIR GEDENKEN ALLER FRAUEN UND MÄNNER, /
DIE VERFOLGT UND ERMORDET WURDEN, WEIL SIE SICH TOTALITÄRER DIKTATUR NACH 1945 /
WIDERSETZT HABEN.

Tekst plaquette links van de ingang:

IN DEN JAHREN 1816 BIS 1818 WURDE DIE NEUE WACHE /
NACH PLÄNEN VON KARL FRIEDRICH SCHINKEL FÜR DEN /
PREUSSISCHEN KÖNIG FRIEDRICH WILHELM III. ERRICHTET. /
VON 1818 BIS 1918 WAR HIER DIE KÖNIGLICHE WACHE /
UNTERGEBRACHT. /

1931 LIESS DIE PREUSSISCHE REGIERUNG DIE NEUE WACHE /
UMGESTALTEN. HEINRICH TESSENOW SCHUF EINE /
"GEDÄCHTNISSTÄTTE FÜR DIE GEFALLENEN DES /
WELTKRIEGES". IM MITTELPUNKT DES ZUR BESINNUNG /
EINLADENDEN RAUMES STAND EIN GRANITBLOCK MIT /
SILBERNEM EICHENKRANZ. /

KURZ VOR ENDE DES ZWEITEN WELTKRIEGES WURDE DIE /
NEUE WACHE DURCH BOMBEN SCHWER BESCHÄDIGT. /

SEIT 1960 DIENTE DAS RESTAURIERTE GEBÄUDE DER DDR /
ALS "MAHNMAL FÜR DIE OPFER DES FASCHISMUS UND /
MILITARISMUS". AB 1969 STAND EINE EWIGE FLAMME IN /
DER MITTE DES RAUMES. /

1969 WURDEN DIE STERBLICHEN ÜBERRESTE EINES /
UNBEKANNTEN SOLDATEN UND EINES UNBEKANNTEN /
KZ-HÄFTLINGS BEIGESETZT. SIE SIND UMGEBEN VON /
ERDE AUS SCHLACHTFELDERN DES ZWEITEN WELTKRIEGES /
UND AUS KONZENTRATIONSLAGERN. /

SEIT 1993 IST DIE NEUE WACHE ZENTRALE GEDENKSTÄTTE /
DER BUNDESREPUBLIK DEUTSCHLAND. /

DIE RAUMGESTALTUNG AUS DER WEIMARER REPUBLIK /
WURDE WEITGEHEND WIEDERHERGESTELLT. IM ZENTRUM /
DER GEDENKSTÄTTE STEHT DIE VERGRÖSSERTE SKULPTUR /
VON KÄTHE KOLLWITZ "MUTTER MIT TOTEM SOHN". /
SIE WURDE VON HARALD HAACKE AUSGEFÜHRT.

DISCLAIMER - All photos and other illustrations on this website are taken from my private collection books, picture postcards and from the public domain of internet. Any use of copyrighted images is accidental, and any such material will be promptly removed from this site upon notification from the copyright holder.   


© 2008 - Rob Kammelar. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke toestemming vereist van de auteur. Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit emailadres aan de auteur worden voorgelegd.

naar homepage


eXTReMe Tracker