naar homepage


Tastbare herinneringen aan Belgische vluchtelingen

Een rondrit over de Veluwe langs de tastbare herinneringen aan Belgische vluchtelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog

Tekst en foto's Eric R.J. Wils

Midden in ons land, op de Veluwe en aan de rand daarvan in Amersfoort, bevinden zich de tastbare herinneringen aan de tienduizenden Belgische ‘oorlogsgasten’ - zowel militairen als burgers – die in de Eerste Wereldoorlog in Nederland in kampen verbleven. Hieronder wordt een autoroute langs de locaties gepresenteerd met een beschrijving van de monumenten en begraafplaatsen.

Inhoudsopgave
De route Ede - Nunspeet - Harderwijk - Amersfoort
De hei bij Ede
Belgenmonument in Ede
Tussen Ede en Nunspeet (Begraafplaats Garderen)
Vluchtoord Nunspeet
Oude Begraafplaats in Nunspeet
Belgenkamp in Harderwijk
Begraafplaats Oostergaarde in Harderwijk
Belgenmonument in Amersfoort

De route

1. Ede
De beschreven rondrit begint in Ede bij het Belgenmonument op de Edese heide langs de N224 weg tussen Ede en Arnhem. Vanaf de parkeerplaats bij het Natuurcentrum is het ongeveer 10 minuten lopen over een fietspad naar het monument van het voormalige Vluchtoord Ede.

2. Nunspeet
De tocht gaat vervolgens dwars door de Veluwe via de N304 en N310 naar Nunspeet. In Nunspeet langs het station door de F.A. Molijnlaan naar de Eperweg aan de oostzijde van Nunspeet. Via de Oenenburgweg naar de kruising van de Leopoldlaan en Fabiolalaan waar het voormalige Vluchtoord Nunspeet lag.
Terug naar de Eperweg richting het centrum. Langs nummer 22 ligt de Oude Begraafplaats met overledenen uit het voormalige Vluchtoord Nunspeet.
Via de F.A. Molijnlaan terug naar de N310 richting de A28 snelweg.

3. Harderwijk
De tocht wordt vervolgd over de A28 snelweg richting Amersfoort. Bij de afslag 13 naar Harderwijk en over de N302 (ringweg om de stad) naar Harderwijk centrum. Over de Newtonweg en kort daarna naar links naar Oosteinde waar de Oostergaarde Begraafplaats ligt. De begraafplaats is open tot zonsondergang.
Het Belgische Ereveld ligt aan de linkerachterkant komend vanaf de ingang.
Aan de rechterachterkant, komend vanaf de ingang, ligt in vak B, op 8/251 het graf van Woutje van de Velde. Terug naar de N302 en de A28 snelweg.

4. Amersfoort
De tocht wordt vervolgd over de A28 snelweg naar Amersfoort. Bij afslag 5 (Amersfoort-Zuid) naar de N221 (de Rondweg Zuid) naar de Stichtse Rotonde. Bij de rotonde naar rechts naar de Utrechtseweg. Het Belgenmonument staat aan de Belgenlaan, een zijstraat van de Utrechtseweg.

De hei bij Ede
De Edese Heide was in het eerste deel van de 20ste eeuw militair terrein en dit militaire verleden van Ede als garnizoensplaats sinds 1906 leeft voort in de kazernes langs de Nieuwe Kazernelaan. Op de hei werd tijdens de Eerste Wereldoorlog flink geoefend door de hier gemobiliseerde Nederlandse militairen.

Aan de westelijke kant van de Edese Heide, langs het Edese Bos, werden loopgraven gegraven waarvan de zigzag contouren nog altijd duidelijk zichtbaar zijn. Het omvangrijke complex loopgraven ligt langs een fietspad op ruim 5 minuten lopen ten noorden van de parkeerplaats in het Edese Bos bij de rotonde van de N224 (de oude rijksweg Arnhem-Ede) en de Nieuwe Kazernelaan. (Meer hiervoor in het artikel:
Herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog op de heide bij Ede) 

De aangelegen Ginkelse Heide was een van de landingszones van de Britse luchtlandingstroepen tijdens de slag om Arnhem die in september 1944 als onderdeel van de operatie Market Garden werd uitgevochten. Het Airborne Memorial langs de N224 herinnert bezoekers aan de gevechten op de Ginkelse Heide voornamelijk door het 7e bataljon van The King's Own Scottish Borderers die op 17 en 18 september 1944 deze landingszone moest verdedigen tegen in Ede gelegerde Duitse troepen.
 
Kaart van de Edese en Ginkelse Heide.

Vlakbij de rotonde van de Nieuwe Kazernelaan met de N224 staat nog een herinnering aan de Tweede Wereldoorlog, namelijk een goed onderhouden Sherman tank met de naam Cougar. Die behoorde tot een Canadees cavalerieregiment dat Ede op 17 april 1945 bevrijdde.

Belgenmonument in Ede
Eind 1914 werd begonnen met de bouw van het vluchtoord Ede en in februari 1915 kwamen de eerste vluchtelingen al aan. Het kamp was berekend op 10.000 Belgen, maar het zouden er nooit meer dan 5.400 worden. Een deel van het kamp werd derhalve niet gebruikt. In het voorjaar van 1917 werd het vluchtoord Ede opgeheven wegens bezuinigingen; het model was te duur geworden. De op dat moment nog in het kamp verblijvende circa 3.000 Belgen werden, onder protest, merendeels overgebracht naar het vluchtoord Nunspeet. Het Edese kamp werd vervolgens afgebroken.

Pas in de jaren zeventig van de vorige eeuw kwam in de pers de belangstelling op gang voor het vluchtoord Ede resulterend in een 1981 opgericht Comité Belgen Ede. Op initiatief van dit comité is 70 jaar na de vlucht van de Belgen naar Nederland, op 10 augustus 1984, een monument opgericht op de plaats waar het kamp heeft gestaan.

Het bevindt zich midden op de hei op ruim 5 minuten lopen van de parkeerplaats langs de N224 aan het begin van de Groot Ginkelseweg naar het Natuurcentrum Veluwe. Langs een fietspad staat een informatiebord, waarvan de witte letters van de tekst na 25 jaar vrijwel zijn uitgewist, en dat dus nodig vervangen moet worden wil het monument zijn betekenis niet verliezen. De nauwelijks nog goed leesbare tekst aan de bovenkant van het informatiebord luidt:

  'Het Belgenmonument is een zwerfkei die op restanten van de fundering van het Vluchtoord Ede staat. Een opvangkamp uit de Eerste Wereldoorlog 1914-1918. Meer dan een miljoen Belgen vluchtten indertijd voor het oorlogsgeweld naar Nederland. Bijna 6000 mannen, vrouwen en kinderen uit Vlaanderen werden tussen 1915 en 1918 hier op de Edese Heide opgevangen in houten barakken op een terrein van 30 hectare groot. Een “modelkamp” voorzien van alle faciliteiten zoals een ziekenhuis, een kerk en scholen. Met een eigen centrale voor verwarming en elektriciteit voor die tijd een ongekende luxe. Vluchtoord Ede is in 1918 gesloopt. De materialen zijn gebruikt voor heropbouw in België.'

Onder de tekst op het informatiebord wordt de plattegrond van het vluchtoord Ede weergegeven. De ingang was aan de huidige N224. Het rechthoekige kamp werd doorsneden door twee haaks op elkaar staande kampstraten – de Wilhelminalaan en Cort van der Lindenlaan genoemd - resulterend in vier blokken. De ongeveer 40 barakken stonden in drie woonblokken en hadden de namen Scheldedorp, Maasdorp en Leyedorp.

In ieder dorp waren er slaapzalen, eetzalen en waslokalen. In het vierde blok bevonden zich de gemeenschappelijke ruimtes zoals het ziekenhuis, de kerk en de scholen. In het Natuurcentrum Veluwe is ook nog een maquette van het vluchtoord Ede te zien met aanvullende informatie.

De zwerfkei van het Belgenmonument staat op de kruising van de twee hoofdstraten van het voormalige kamp. Veel meer is er niet te zien behalve enkele betonnen funderingsresten. Op de zwerfkei is een plaquette aangebracht met de tekst: 'Belgisch vluchtelingenkamp V.O.E. 1914-1918, Deze zwerfkei uit Ede doet ons denken aan het verleden.'
 
De resten van het vluchtoord Ede met in het midden het Belgenmonument.

Er is wel enige denkkracht voor nodig om staande bij de zwerfkei een voorstelling te maken van een kamp van 30 hectare (500 bij 600 m) groot hier op de hei, waar op zijn hoogtepunt ruim 5.000 mannen, vrouwen en kinderen samenleefden. Niet veel minder dan in het dorp Ede zelf.

Tussen Ede en Nunspeet (Begraafplaats Garderen)
Behalve de gedenktekens voor de Belgische vluchtelingen zijn er nog een paar tastbare herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog op de Veluwe.

Op de begraafplaats in Garderen staat een gedenkteken voor 29 Servische militairen die hier zijn begraven. Vermoedelijk waren het krijgsgevangenen die uit Duitsland via Nederland op weg waren naar hun land. Volgens het monument in Enschede ter herinnering aan de repatriëring zijn, in de periode tussen 20 november 1918 en 20 januari 1919, 1660 Servische krijgslieden Nederland binnengekomen. Een aantal daarvan werd tijdelijk ondergebracht in het ontruimde Nederlandse mobilisatiekamp in Nieuw-Milligen. Slechts een obelisk langs de oude weg tussen Amersfoort en Apeldoorn (de huidige N344) herinnert aan dit barakkenkamp, dat op 22 oktober 1915 in gebruik werd genomen.

De Servische militairen zijn in januari 1919 overleden aan de Spaanse griep en begraven op de begraafplaats in Garderen. Servië ging in 1928 op in Joegoslavië. De Joegoslavische regering heeft de stoffelijke resten in 1938 laten opgraven om ze in Joegoslavië te herbegraven. Dat is nooit gebeurd, het transport met de lichamen is ergens, op een nu onbekende plaats, in Tsjecho-Slowakije gestrand.
In oktober 2009 is aan het monument in Garderen nog een nieuwe plaquette toegevoegd met de namen van 14 Servische militairen die in Enschede zijn gestorven.

Vluchtoord Nunspeet
De Nederlandse overheid deelde de armlastige Belgen die in de vluchtelingenkampen gehuisvest werden in drie groepen in: de gevaarlijke of ongewenste elementen, de minder gewensten en de fatsoenlijke behoeftigen. Ede was opgezet voor de laatste categorie en werd derhalve het modelvluchtoord. Nunspeet daarentegen was bestemd voor de eerste categorie ook wel omschreven als 'de heffe des volks', oftewel het uitschot. Volgens de eerste kampbestuurder, dr. Hendrik Muller, bestond de kampbevolking uit: 'dronkelappen, lichtekooien, syfilislijders en luiaards.' Een niet al te positieve beschrijving derhalve.

Vluchtoord Nunspeet werd gebouwd langs de Eperweg op de hei op ruim een kilometer ten oosten van het dorp Nunspeet. Het bestond uit vier delen ('dorpen') met zo'n 70 barakken. Woon- en slaapverblijven voor families met of zonder kinderen, waslokalen en eetzalen, en sociale voorzieningen zoals een ziekenhuis, kerk en scholen. Het kamp was omgeven door een sloot met een draadversperring. Midden 1917 werd het maximale aantal bewoners van ongeveer 7.000 mensen bereikt.

De omstandigheden waren in de begintijd verre van ideaal in het kamp getuige een krantenbericht in het Dagblad van Zuid-Holland van 30 december 1914, waarbij de verslaggever de kampbewoners verzocht geduld te hebben:

  ‘We hebben twee, drie, vier maanden geduld gehad. Wat is geduld in een oord als dit, waar we worden bewaakt als wilde beesten, waar we niets hebben te doen. In deze verlatenheid, waar we als varkens op stroo slapen en onze longen uithoesten tusschen vochtige dekens!’

Er herinnert momenteel weinig meer in Nunspeet aan de tijdelijke verblijfplaats van de ongeveer 7.000 Belgische vluchtelingen die daar ooit verbleven. Het kamp werd in 1919 afgebroken. Op de plaats waar het kamp was gevestigd zijn woningen gebouwd resulterend in een van veel groen voorziene woonwijk. Geen wijk waar men 'de heffe des volks' zou aantreffen. De lanen in de wijk dragen de namen van leden van het Belgische koningshuis. Op de hoek van de Leopoldlaan en de Fabiolalaan staat een bord met de plattegrond van het voormalige kamp en de lanen van de woonwijk erin getekend.
   
Informatiebord op de hoek van de Leopoldlaan en de Fabiolalaan in Nunspeet.

Oude Begraafplaats in Nunspeet
Tastbare herinneringen aan het verblijf van de Belgen in Nunspeet zijn te vinden op de Oude Begraafplaats aan de Eperweg 22. Op een gedeelte van deze begraafplaats, ooit begonnen in 1828, liggen de Belgische vluchtelingen die in vluchtoord Nunspeet zijn overleden. Gezien de miserabele toestanden overleden nogal wat mensen in begintijd van het kamp. In een opeengepakte mensenhoop onder onhygiënische omstandigheden verspreidt een epidemie zich nu eenmaal snel.

In de eerste negen maanden stierven 264 personen op een totaal van circa 5.500 kampbewoners. Daar werd in de lokale pers aandacht aan besteed: 'In vluchtoord Nunspeet waart de dood als een rover rond.' Vooral de kindersterfte was hoog. Van de kinderen onder de 12 jaar stierven er 225 van de 1000, een hoog percentage.
  
Graf van het jongetje Philips Polak op de Oude Begraafplaats in Nunspeet
met daarachter de anonieme graven van Belgische vluchtelingen.

De graven zijn voorzien van kleine gietijzeren paaltjes met een nummer. Bijna 650 anonieme, dode Belgen op slechts drie na. Er zijn drie graven gemarkeerd: een stenen plaat voor Johanna Wennemers (14 juli 1885 – 16 april 1917), een verweerd vierkant houten bord voor een kind met de naam Willem (geboren in 1913) en een houten bord in de vorm van een grafsteen voor het jongetje Philips Polak.

Hoewel het hout is aangetast is de tekst nog leesbaar. Geboren in april 1912 in Borgerhout, Antwerpen en gestorven in Nunspeet op 17 februari 1915. Een nog geen drie jaar oud slachtoffertje van de oorlog, maar de anonimiteit enigszins ontstegen. De doodsoorzaak werd niet ingevuld in het dodenregister, maar overlijden door mazelen kwam vaak voor in het kamp.

Aan de rand van de begraafplaats staat nog een bakstenen monument opgericht in 1919. Onder het graveerde kruis met de tekst 'O Crux, ave spes unica (O Kruis, onze enige hoop)' staat op het monument: 'Gastvrij Nederland aan de afgestorvene vluchtelingen 1914-1919.'

Belgenkamp in Harderwijk
Harderwijk was in 1914 een plaats met ongeveer 7.500 inwoners. Het Belgenkamp voor de rond de 15.000 geïnterneerde militairen werd enkele kilometers ten zuidenoosten van de stad aangelegd. Anno 2010 ligt de stadsgrens van Harderwijk bij het voormalige kamp. Er herinnert niets meer aan het kamp en de snelweg A28 loopt voor een deel over het voormalige kampterrein. Naast het kamp voor de militairen verrezen er de twee gezinsdorpen Leopoldsdorp en Heidekamp voor burgers, aangegeven op onderstaande kaart.

Het Stadsmuseum van Harderwijk, in het oude centrum, bezit nog een aantal door de kampbewoners vervaardigde voorwerpen. Het museum organiseerde in 2009 samen met het Streekarchivariaat Noordwest-Veluwe een tentoonstelling over het Belgenkamp onder de titel "Achter den Pinnekesdraat".
 
Kaart van Harderwijk met ingetekende posities van de Belgenkampen.

Ook van het tweede grote kamp met Belgische militairen, het Kamp van Zeist, is niets bewaard gebleven. Het bevond zich op de locatie van de vliegbasis Soesterberg waar nu nog het Militaire Luchtvaart Museum staat. Het Legermuseum zal in de komende jaren van Delft naar deze locatie verhuizen.

Begraafplaats Oostergaarde in Harderwijk
Aan de rand van de Gemeentelijke Begraafplaats Oostergaarde in Harderwijk ligt een Belgisch Ereveld, dat op 28 september 1963 officieel werd geopend door de Belgische ambassadeur. Hier liggen nu vrijwel alle Belgische soldaten begraven die tijdens hun internering in Nederland zijn overleden en niet gerepatrieerd zijn.

Ze zijn niet allemaal in Harderwijk gestorven. Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog lagen op de begraafplaats in Harderwijk slechts 36 Belgische militairen. Na overleg tussen de Belgische regering, de Nederlandse Oorlogsgravenstichting en de gemeente Hardewijk is er in 1960 voor gekozen om de militairen die elders in Nederland lagen begraven naar Harderwijk over te brengen. In vijf andere plaatsen in Nederland liggen in gemeenschappelijke graven, vaak voorzien van een monument, nog een dertigtal Belgische militairen zoals in Heerlen.

In totaal worden in Harderwijk 349 doden herdacht. Er staan 225 grafstenen en op het herdenkingsmonument aan de achterkant worden de namen van 124 mannen vermeld die niet konden worden herbegraven.

Er waren ongeveer 33.000 Belgische militairen in Nederland geïnterneerd dus 349 is slechts 1% van het totaal. Het merendeel is overleden ten gevolge van de Spaanse griepepidemie die in 1918 en 1919 heerste. De jaartallen 1918 en 1919 komen dan ook veel voor.

Er staat behalve de naam en de data (soms alleen de overlijdensdatum) weinig op de grafstenen. De stenen komen overeen met de Britse grafstenen en zijn volkomen anders dan de gebruikelijke militaire Belgische grafstenen. Alleen op een begraafplaats in Deventer staat in Nederland zo'n gangbare steen - een grijze massieve steen met ronde bovenkant - op een gezamenlijk graf voor vier Belgische soldaten.
  
Het Belgische Ereveld op de Gemeentelijke Begraafplaats Oostergaarde te Harderwijk.

Op de begraafplaats liggen ook de dodelijke slachtoffers van de opstand in het Kamp van Zeist op 3 december 1914. Ze kwamen in opstand tegen de slechte leefomstandigheden in dat kamp. De kantine werd o.a. leeggeplunderd. De Nederlandse bewakingstroepen werden uitgescholden voor 'kwatta-soldaatjes' en soortgelijke scheldwoorden. Het liep uit de hand doordat de Belgen met stenen begonnen te gooien.

De opstand werd vervolgens met geweld door de Nederlandse bewaking neergeslagen. Daarbij werden acht Belgen gedood en 18 zwaargewond. Zes liggen er in Harderwijk begraven, twee zijn later gerepatrieerd. Vijf mannen, die niet tevreden waren met hun lot in het Kamp van Zeist, liggen er in een rijtje bij elkaar: Boeykens, Demaeyer, Desmedt, Devrieze en Honnorez. De zesde, DeHerdt, ligt in een andere rij. Vijf Vlaamse en een Franse naam. Rond de 70% van de geïnterneerden was Vlaming.
 
Op de Gemeentelijke Begraafplaats zijn destijds ook enkele Belgische vrouwen en kinderen begraven.
Hier ligt tevens het zesjarige Nederlands meisje Woutje van de Velde in een bijzonder graf gemaakt
van een afgezaagde boomstam. Zij was het slachtoffer van een door een Belgische korporaal
op 13 januari 1917 gepleegd zedenmisdrijf. Voor de moord werd deze man eerst veroordeeld
tot 15 jaar tuchthuis, maar in hoger beroep ontoerekeningsvatbaar verklaard en vrijgesproken.
Wel werd hij op last van de krijgsraad in een krankzinnigengesticht geplaatst.

Belgenmonument in Amersfoort
Een groot probleem van de Belgen in de kampen was de verveling. Als geïnterneerden beloofden niet te ontsnappen, mochten ze tegen betaling gaan werken. Dit gebeurde o.a. in de Limburgse mijnen.

Een bijzonder werkgelegenheidsproject startte op Belgisch initiatief in Amersfoort. Op 3 oktober 1916 stelde het 'Centraal Beheer der Werkscholen voor Belgische geïnterneerde Soldaten' aan het gemeentebestuur van Amersfoort voor een gedenkteken op te richten. Dit monument diende de Belgische dankbaarheid voor de Nederlandse gastvrijheid tijdens de oorlog tot uiting te brengen.

Op 10 oktober 1916 werd het besluit door de gemeenteraad van Amersfoort genomen. Na overdracht zou de gemeente Amersfoort voor het onderhoud zorgen. Het monument staat aan de Belgenlaan bij de Stichtste Rotonde en werd gebouwd door de Belgische geïnterneerden, leerlingen van de werkscholen in de kampen Harderwijk en Zeist. In groepen van 25 man konden ze er enkele weken of maanden aan meehelpen.

Het ontwerp was van de Belgische architect Huib Hoste uit Brugge die tijdens de oorlog in Nederland verbleef. In het voorjaar van 1917 werd met de bouw begonnen en ten tijde van de wapenstilstand op 11 november 1918 was het vrijwel klaar. De architect is duidelijk beïnvloed door Nederlandse architecten van de Amsterdamse school zoals Hendrik Pieter Berlage.

Het monument bestaat uit een hoofdgebouw en een lager gelegen muur op een afstand van 60 meter. Daartussen zou een tuin worden aangelegd, maar dat is niet gerealiseerd. Het hoofdgebouw is 18 meter breed en heeft drie verticale pylonen met hoogten van 12 en 14 meter. In de middelste pyloon zijn aan de twee kanten de Nederlandse en Belgische Leeuw in baksteen uitgebeeld.

Aan de voorkant is een reliëf met het beeld van de vredesengel Pax aangebracht. Aan weerszijden van de middelste pyloon bevinden zich trappen die naar twee ruimtes leiden. In een daarvan worden de gestorven Belgische geïnterneerden herdacht door middel van een in beton uitgehakte lijst namen. De andere is gewijd aan koningin Wilhelmina en koning Albert I, maar aan de muren zijn ook stenen portretten van hoge militairen uitgehakt zoals van generaal Snijders.

In de jaren 1955-1957 werd het monument gerestaureerd, nodig door de slechte staat van het beton en het beeldhouwwerk. Op de middelste pyloon werd in 1967 een carillon geplaatst, momenteel in gebruik door de beiaardschool. In 2000 werd het Belgenmonument opnieuw gerestaureerd en is sindsdien een Rijksmonument.
 
Het Belgenmonument in Amersfoort.

De verhouding tussen België en Nederland was na de oorlog bepaald niet vriendelijk. België vond dat het ter compensatie van de geleden oorlogsschade recht had op Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg. De Belgische eisen op Nederlands grondgebied werden echter tijdens de besprekingen in Versailles in 1919 afgewezen.

De situatie was zodanig gespannen dat er kort na de oorlog geen plaats was voor een officiële inhuldiging van het monument. Dat is pas op 22 november 1938 gebeurd in aanwezigheid van koningin Wilhelmina en de Belgische koning Leopold III, de zoon van de in 1934 dodelijk verongelukte koning-ridder Albert I. Op de gedenkplaat staat de volgende tekst, op een tweede plaquette ook in het Frans:

'Als getuigenis der dankbaarheid van het Belgische volk voor de edelmoedige hulpvaardigheid aan de Belgische uitgewekenen gedurende den Wereldoorlog 1914-1918 door het Nederlandsche volk bewezen.'

Het monument staat op de Amerfoortse Berg, een van de toppen van de Utrechtse Heuvelrug. Op de in 1937 aangebrachte zonnewijzer is aangegeven dat men zich hier '45 meter boven NAP' bevindt en dat 'Amersfoort centrum des lands' is, wat niet helemaal waar is.

Voor de reliëfs van het bovenste gedeelte van het monument werd de Zwitserse beeldhouwer François Gos aangetrokken. De beeldhouwwerken beelden het leven in vrede uit dat troost moet bieden: een werkende smid, boeren met blije kinderen en een huisvrouw met spinnenwiel.

Op de muur van het onderste gedeelte is het jaar 1917 gemetseld. De tekst boven de bankjes luidt (in het Nederlands en Frans): 'Gastvrijheid, Opbeuring, Onderwijs'. Het was ooit de bedoeling bij de muur een klein museum te bouwen, maar dat is er nooit van gekomen.

Het beeldhouwwerk aan de andere kant van de muur was een ontwerp van de Nederlandse beeldhouwer Hildo Krop (1884-1970), die in Amsterdam als stadsbeeldhouwer heeft gewerkt. Zijn stijl wordt omschreven als een socialistisch symbolisme. De reliëfs verbeelden de fusillade, internering en uittocht.

© 2010 - Eric R.J. Wils. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke toestemming vereist van de auteur.
Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit emailadres aan de auteur worden voorgelegd.

naar homepage


eXTReMe Tracker