naar homepage


In de voetsporen van Fritz Haber in Berlijn

door Eric R.J.
Wils

Zou de oorlog anders zijn verlopen als Fritz Haber, die als de vader van de chemische oorlogvoering wordt beschouwd, niet zo gedreven de introductie van gifgas had nagestreefd? Gifgas was verschrikkelijk en angstaanjagend, maar toch een weinig effectief wapen en zou om die reden de oorlog niet bekort hebben.
Maar als dezelfde Haber zijn uitvinding om ammoniak te maken niet had gedaan rond 1910, had Duitsland in het begin van 1915 door munitiegebrek de strijd moeten opgeven en was de oorlog (wellicht) nooit uitgegroeid tot het bloedige conflict dat het is geworden.
 
Fritz Haber (1868 - 1934)

Tussen 1911 en 1933 was Fritz Haber de eerste directeur van het Kaiser-Wilhelm-Institut für physikalische Chemie und Elektrochemie. In de Eerste Wereldoorlog was dit instituut het centrum van het Duitse onderzoek naar chemische wapens. Reden om in Berlijn dit instituut eens te bezoeken en na te gaan of er behalve de naam nog andere sporen te vinden zijn van de man die misschien beter de vader van de Duitse munitieproductie genoemd zou mogen worden.

 Meer over de gasoorlog in de artikelenserie: Gifgas tijdens de Eerste Wereldoorlog


Inhoudsopgave
Inleiding
Fritz Haber in de Eerste Wereldoorlog
Fritz Haber heeft de gasoorlog niet in zijn eentje gevoerd
Onderzoek in het Kaiser-Wilhelm-Institut
Berlijn-Dahlem, het Duitse Oxford
Sporen van Fritz Haber in Berlijn-Dahlem
Sporen van Fritz Haber in het Jüdisches Museum in Berlijn
Geraadpleegde literatuur
Noten

Inleiding
Er zijn weinig gebouwen in Berlijn waar de naam van keizer Wilhelm II nog op de gevel prijkt. Na twee wereldoorlogen werden in de Duitse Bondsrepubliek de symbolen van het militaire en keizerlijke verleden in Duitsland grondig verwijderd.

Instellingen en instituten die nog de naam droegen van keizer Wilhelm II kregen een andere naam. Zo ook het Kaiser-Wilhelm-Institut für physikalische Chemie und Elektrochemie dat in 1952 werd omgedoopt in het Fritz-Haber-Institut der Max-Planck-Gesellschaft. De oude naam prijkt echter nog steeds boven de ingang. In de periode 1911-1933 was Fritz Haber de eerste directeur en in de Eerste Wereldoorlog was dit instituut het centrum van het Duitse onderzoek naar chemische wapens.

Reden om in Berlijn dit instituut eens te bezoeken en na te gaan of er behalve de naam nog andere sporen zijn van de man die als de vader van de chemische oorlogvoering wordt beschouwd. Maar die misschien beter de vader van de Duitse munitieproductie genoemd zou moeten worden.

 
Fritz Haber in de Eerste Wereldoorlog
In 1911 werd Fritz Haber uitverkoren tot directeur van het nieuw opgerichte, prestigieuze Kaiser-Wilhelm-Institut für physikalische Chemie und Elektrochemie in Berlijn. Dit onafhankelijke onderzoeksinstituut was opgericht om de leidende positie van de Duitse natuurwetenschappen te continueren. Natuurwetenschappen die in hoog aanzien stonden in het Duitse Keizerrijk.
 
Ingang van het Fritz-Haber-Institut der Max-Planck-Gesellschaft in Berlijn-Dahlem

Tegelijkertijd werd het Kaiser-Wilhelm-Institut für Chemie opgericht dat onder leiding stond van Habers vriend, de eveneens joodse professor Richard Willstätter. Willstätter was de ontdekker van de structuur van chlorofyl, de stof in planten die kooldioxide en water omzet in suikers en zuurstof. Voor die ontdekking kreeg Willstätter de Nobelprijs voor chemie van het jaar 1915.

Haber had de nieuwe positie in Berlijn voornamelijk te danken aan zijn onderzoek in de periode 1908-1909 aan de Technische Hochschule van Karlsruhe. Dit onderzoek betrof het binden van stikstof uit de lucht tot ammoniak, waardoor het opgenomen kan worden in planten en vervolgens in de voedselketen (‘Brot aus Luft’). Dit zou zijn belangrijkste bijdrage aan de wetenschap worden en waarvoor hem in 1919 de Nobelprijs voor chemie van het jaar 1918 werd toegekend.

Deze ontdekking werd enkele jaren later door Carl Bosch van de chemische industrie BASF (Badische Anilin und Soda Fabrik) tot een industrieel proces uitgewerkt. Voor het begin van de Eerste Wereldoorlog was de vervaardiging van kunstmest primair ter verhoging van de voedselproductie wat tot op de dag van vandaag nog steeds van grote betekenis is.  Tijdens de oorlog kwam er nog een tweede belangrijke toepassing bij.

De twee Kaiser-Wilhelm-Instituten, voor chemie en voor fysische chemie, werden door keizer Wilhlem II in oktober 1912 geopend en waren onderdeel van een koepelorganisatie, het Kaiser-Wilhelm-Gesellschaft. De theoloog Adolf von Harnack was daarvan de eerste voorzitter. De fondsen voor het Kaiser-Wilhelm-Gesellschaft kwamen voor het grootste deel van de industrie en van particulieren.

Keizer Wilhelm II bij de opening van de Kaiser-Wilhelm-Instituten in Berlijn in 1912.
Schuin achter de keizer liep Adolf von Harnack, de eerste voorzitter van het
Kaiser-Wilhelm-Gesellschaft. In de tweede rij liepen professor Emil Fischer
van de universiteit van Berlijn (man met baard) en daarachter Fritz Haber

Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog stelde Haber zijn instituut volledig ten dienste van de Duitse krijgsmacht. In de loop van de oorlog werd hij zelfs hoofd van de chemische divisie van het ministerie van Oorlog.

Na de slag om de Marne in september 1914 had het Duitse leger een groot munitiegebrek. Het belangrijkste ingrediënt om munitie te maken is salpeterzuur. Duitsland had door de Britse blokkade geen toegang meer tot de natuurlijke bron van nitraatzouten uit Chili, waaruit salpeterzuur vrijgemaakt kan worden.

Zonder het Haber-Bosch proces zou de oorlog inderdaad voor Kerstmis 1914 zijn afgelopen, eenvoudig doordat er voor de Duitse troepen geen munitie meer was. Het Haber-Bosch proces leverde ammoniak, dat weer omgezet kon worden in salpeterzuur, de essentiële grondstof voor munitie.

Vanaf najaar 1914 zouden er honderdduizenden tonnen salpeterzuur worden geproduceerd in de oorlog. Chemici zoals Haber en Bosch speelden dan ook een cruciale rol bij de instandhouding van de Duitse oorlogsproductie.

Vanaf 1915 werd Haber vrijwel volledig geobsedeerd door het chemisch wapen. De inzet van chloorgas in april 1915 tijdens de tweede slag om Ieper werd door hem persoonlijk begeleid. Kort daarna volgde de promotie van onderofficier tot de rang van kapitein in het Duitse leger.

 
Fritz Haber heeft de gasoorlog niet in zijn eentje gevoerd
Haber is min of meer de personificatie geworden van het Duitse gifgasproject en wordt daarom algemeen als de vader van het gaswapen beschouwd. Door zijn gedrevenheid dit wapen in te voeren in het Duitse leger kan deze typering moeilijk tegengesproken worden. Hoewel de Duitse historicus Wolfgang Wietzker in zijn recente dissertatie die discutabele eer toch liever aan generaal Erich von Falkenhayn zou toeschrijven. 1)

Falkenhayn was sinds september 1914 hoofd van de Duitse generale staf en de initiator om aan vooraanstaande Duitse chemici te vragen een alternatief te bedenken voor de gewone munitie, waar Duitsland toen een schromelijk gebrek aan had.

Hoewel Haber zonder meer een belangrijke figuur was, was het toch vooral de omvangrijke Duitse chemische industrie, zoals de firma’s Bayer, BASF en Hoechst, die het mogelijk maakte dat gifgas en munitie in grote hoeveelheden kon worden geproduceerd.

In de loop van de oorlog vormden alle betrokken industrieën een Interessen Gemeinschaft, die later zou uitgroeien tot IG Farben. Het zwaartepunt van de chemische industrie-inspanningen lag echter bij de ammoniak en salpeterzuurproductie.

Over Haber is een aantal uitvoerige biografieën verschenen na 1990, terwijl er tevens tal van andere studies en essays zijn opgesteld waaruit blijkt dat de man toch nog altijd tot de verbeelding spreekt.2) Vooral zijn rol in de chemische oorlogvoering tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt benadrukt en roept nog altijd sterke emoties op.

Het lijkt soms net of Haber de gasoorlog in zijn eentje heeft gevoerd. Alsof hij een reusachtige gaskraan bediende die verbonden was met een groot aantal slangen en die vervolgens eindigden in de vijandelijke loopgraven. In werkelijkheid waren er aan Duitse kant duizenden personen betrokken bij de gasoorlog en lag de verantwoordelijkheid nadrukkelijk bij de Duitse militaire autoriteiten.

Onderzoek in het Kaiser-Wilhelm-Institut
De omvang van het Duitse gifgasonderzoek in de Eerste Wereldoorlog was aanzienlijk. Daar werkten ongeveer 150 wetenschappers en 1850 assistenten aan en kan beschouwd worden als een Manhattan-project avant la lettre. Onder de wetenschappers waren vele prominenten en latere Nobelprijswinnaars. Zoals James Franck (winnaar voor fysica in 1925) en Otto Hahn (winnaar voor chemie in 1944).

Door de auteur Dieter Martinetz, in Der Gaskrieg 1914-1918, zijn de ontwikkeling, productie en inzet van de chemische wapens in Duitsland nauwkeurig beschreven. Het intellectuele centrum van het onderzoek daarbij was Habers Kaiser-Wilhelm-Institut in Berlijn. De eigenlijke productie van de chemische wapens vond elders plaats.

De voornaamste activiteiten die in het Kaiser-Wilhelm-Institut werden uitgevoerd, bestonden uit het synthetiseren en testen van nieuwe giftige chemische verbindingen inclusief het uitvoeren van dierproeven. De nieuwe stoffen moesten de impasse doorbreken die was ontstaan nadat de Britten en Fransen een afdoende adembescherming tegen de gassen chloor en fosgeen hadden ontwikkeld in de loop van 1915 en 1916.

Het onderzoek richtte zich enerzijds naar stoffen die niet door een gasmasker werden tegengehouden (de latere blauwkruisgranaten) en anderzijds naar stoffen die via de huid werkten. In Habers visie was men op zoek naar een nieuwe zet in het schaakspel tussen het gaswapen en de gasdefensie.

De Duitsers onderzochten daartoe een zeventigtal verbindingen en dit onderzoek leidde uiteindelijk tot het beruchte mosterdgas, dat als het koningsstuk van de gasoorlog werd beschouwd.3) Het werd voor het eerst in juli 1917 in de vorm van geelkruisgranaten ingezet tegen de Britse troepen bij Ieper.

Behalve onderzoek naar giftige chemische stoffen werd ook hard gewerkt aan de bescherming daartegen. Dit onderzoek stond onder leiding van Richard Willstätter wiens groep het eerste Duitse gasmasker ontwierp. Daarvoor werden o.a. experimenten gedaan om te bepalen hoe goed de ontworpen gasmaskers de diverse giftige stoffen tegenhielden. ‘Vaklui weten het beste wanneer gevaar dreigt’ zoals Hahn dat later in zijn autobiografie uiteenzette over die gevaarlijke proeven die hij samen met Franck op vrijwillige basis deed.

De luitenanten James Franck (links met snor) en Otto Hahn (midden) deden in
de winter van 1916 in Berlijn op het Kaiser-Wilhelm-Institut proeven met
het gifgas fosgeen om te bepalen hoe goed de gasmaskers het gas tegenhielden

 Berlijn-Dahlem, het Duitse Oxford
In 1911 verhuisde Fritz Haber naar Berlijn en tot 1933 zou hij daar verblijven als directeur van zijn Kaiser-Wilhelm-Institut. Het grootste deel van zijn carrière bracht hij dus door in de Berlijnse voorstad Dahlem, ook wel het Duitse Oxford genoemd.

Het Kaiser-Wilhelm-Gesellschaft, de koepelorganisatie boven de Kaiser-Wilhelm-Instituten, werd na de Tweede Wereldoorlog omgedoopt tot het Max-Planck-Gesellschaft. Max Planck was een van de grootste fysici van de twintigste eeuw die van 1930-1937 voorzitter van het Kaiser-Wilhelm-Gesellschaft was geweest. Hij was afgetreden om zich niet al te zeer te moeten compromitteren met de nazi’s.

Niettemin wisten de nazi’s de weg naar de Kaiser-Wilhelm-Instituten en vond er in het Derde Rijk weer uitgebreid militair onderzoek plaats.4) De geschiedenis herhaalde zich, alleen namen de Russen na de val van Berlijn in april 1945 alles wat hen interessant leek mee naar de Sovjet-Unie. Na de Tweede Wereldoorlog vond er geen militair onderzoek meer plaats.

Habers voormalige Kaiser-Wilhelm-Institut in Berlijn heeft in 1952 zijn naam gekregen en heet nu officieel het Fritz-Haber-Institut der Max-Planck-Gesellschaft. Het is nog steeds één van ‘s werelds vooraanstaande wetenschappelijke instellingen. Zo werd de Nobelprijs voor chemie van het jaar 2007 toegekend aan Gerhard Ertl (geboren in 1936), emeritius professor aan het Fritz-Haber-Institut. Hij deed ondermeer onderzoek naar het precieuze mechanisme van de vorming van ammoniak, waar Haber bijna 90 jaar eerder de Nobelprijs voor kreeg.

In 1911 was Dahlem nog landbouwgebied, maar bijna 100 jaar later is dit deel van Berlijn uitgegroeid tot een wijk van de wetenschap waar ook de Freie Universität van Berlijn zijn gebouwen heeft neergezet. De straten dragen de namen van pioniers van de natuurwetenschap waaronder ook Nederlanders zoals de Van ’t Hoff Strasse. Jacobus van ’t Hoff, de eerste Nobelprijswinnaar voor chemie in 1901, had het laatste deel van zijn leven in Berlijn gewerkt en ligt begraven in Berlijn-Dahlem.

Tussen de universiteit en de instituten van het Max-Planck-Gesellschaft bestaat een soort symbiose. Zo is Willstätters voormalige Kaiser-Wilhelm-Institut für Chemie aan de Thielallee nu een onderdeel van de universiteit en draagt nu de naam van Otto Hahn.

Die werkte hier jarenlang en deed in dit laboratorium zijn onderzoek dat leidde tot de splitsing van uranium in 1938. Hahn zou na de Tweede Wereldoorlog de eerste naoorlogse voorzitter worden van het Max-Planck-Gesellschaft. Een voorspoedige carrière die had kunnen eindigen als de proeven met het gas fosgeen in 1916 verkeerd hadden uitgepakt.

Dus niet alleen het chemisch wapen heeft zijn oorsprong in Dahlem, maar de wortels van het atoombomtijdperk liggen hier ook. En er zijn hier meer voetstappen terug te vinden van beroemde natuurwetenschappers uit het interbellum. In de Boltzmannstrasse ligt het voormalige Kaiser-Wilhelm-Institut für Physik, nu een deel van het archief van het Max-Planck-Gesellschaft.

In dit instituut werkte onder anderen Albert Einstein tot 1933, onze landgenoot Peter Debye tot 1939 en Werner Heisenberg. Heisenberg zou in de Tweede Wereldoorlog de leiding hebben over het Duitse atoombomprogramma. Debye raakte in 2007 in Nederland in opspraak doordat hij in 1938 een brief had ondertekend met ‘Heil Hitler’.5) Niet alleen bij Haber gaat het verleden soms moeilijk voorbij.

 
Sporen van Fritz Haber in Berlijn-Dahlem
Komend uit het metrostation Thielplatz staat men direct voor het terrein van het Fritz-Haber-Institut langs de Faradayweg en voor een groot bord met de plattegrond van de verschillende gebouwen. Er is uiteraard sinds Habers tijd het een en ander bijgebouwd en gerenoveerd. Maar zowel het voormalige woonhuis van Richard Willstätter (gebouw M op de plattegrond) als dat van Fritz Haber (gebouw K) komen goed overeen met foto’s vanuit het begin van de twintigste eeuw. Habers voormalige villa is nu een ruimte waar seminars worden gehouden. Het oorspronkelijke laboratorium van Haber (gebouwen A-D) aan de Faradayweg 4-6 is gerenoveerd, maar vertoont nog een goede overeenkomst met het oorspronkelijke gebouw.

Plattegrond van het terrein van het Fritz Haber Institut der Max Planck Gesellschaft

Het gebouw liep in de Tweede Wereldoorlog slechts weinig bomschade op. Alleen de spitse torens zijn verdwenen en vangen door een plat dak, maar de raamindeling en de toegang tot de tuin zijn onveranderd. Ook de lage ingang (gebouw B) van het laboratorium is vrijwel onveranderd en draagt nog de oude naam Kaiser-Wilhelm-Institut für physikalische Chemie und Elektrochemie.

Er was tijdens mijn bezoek geen bewaking aan het hek en men kon zoals op de campus van een universiteit vrijelijk rondlopen op het complex. In 1915 werd het complex afgeschermd van de buitenwereld en beveiligd als een militaire basis.

Op de binnenplaats van het complex tussen het oorspronkelijke gebouw en een nieuwe vleugel staat de zogenoemde Haber-linde met de tekst: ‘Fritz Haber zum 60 Geburtstag (9-12-1928) gewidmet von seinen Freunden und Mitarbeitern’. Het is niet meer de oorspronkelijke lindeboom.

Habers Kaiser-Wilhelm-Institut voor fysische chemie rond 1930. Aan de linkerkant is
nog de achterkant van het Kaiser-Wilhelm-Institut voor chemie te zien en aan
de rechterkant het dak van Habers voormalige woonhuis
De zijkant van het huidige Fritz-Haber-Institut, het vroegere Kaiser-Wilhelm-Institut van Fritz Haber

Een vriendelijke receptioniste in de hal van de ingang verzorgde een korte rondleiding en verschafte een brochure over de geschiedenis van het instituut. In de hal van het oude laboratorium hangt een plaquette voor Haber met een tekst die verwijst naar de Griekse held Themistokles. Themistokles voerde de Grieken in de zeeslag bij Salamis naar de overwinning op de Perzen, werd later verbannen uit Griekenland en ging naar het hof van de Perzische koning.

Een mooie symboliek, omdat Haber na zijn vertrek uit Duitsland in het najaar van 1933 nog enkele maanden aan de universiteit van Cambridge, in het land van zijn vroege vijand Engeland, heeft gewerkt.

De tekst op de plaquette vervolgt verder met een lofzang op Haber over de synthese van ammoniak, ‘Brot aus Luft’, maar bevat geen woord over explosieven of gifgas. Haber kan kennelijk alleen maar eenzijdig herdacht worden, terwijl het toch dezelfde wetenschapper was die zich in zijn hoogtijdagen bezig hield met kunstmest, maar ook met munitie en chemische wapens.

In de hal van een nieuwe vleugel met een bibliotheek en gehoorzaal (gebouwen F-I) staan nog twee vitrines met herinneringen aan Haber en andere voormalige coryfeeën van het instituut. De vitrines tonen foto’s van Haber waaronder de bekende foto uit 1916 waarop hij poseert als kapitein in zijn nieuwe uniform. Verder liggen er een kopie van het certificaat van Habers Nobelprijs, boeken en andere geschriften en tenslotte een kopie van zijn handgeschreven ontslagbrief uit 1933. Meer was er niet te zien.

Plaquette in de hal van het Fritz-Haber-Institut
Vitrine in het Fritz-Haber-Institut met herinneringen aan Haber zoals de bekende foto
als kapitein (linksboven ), de gouden medailles van zijn Nobelprijs (midden) en
een kopie van zijn afscheidsbrief (vooraan, midden)

Sporen van Fritz Haber in het Jüdisches Museum in Berlijn
Het Fritz-Haber-Institut is een chemisch laboratorium en geen historisch museum dat de memorabele feiten uit het leven van Fritz Haber tentoonstelt. Behalve de lindeboom, de plaquette en de vitrine is er dan ook niets tastbaars te zien.

Bovendien ontbreekt het apparaat waarmee Haber zijn proeven deed om ammoniak te maken. Het origineel staat in het Deutsches Museum in München opgesteld, maar in het nieuwe Jüdisches Museum 6) in de wijk Kreuzberg van Berlijn bevindt zich een replica.

In een sectie van de vaste tentoonstelling van het museum wordt aandacht besteed aan de joodse natuurwetenschappers uit het begin van de twintigste eeuw. Die toen tot de machtsovername van de nazi’s zo’n prominente rol hadden gespeeld.

Als de grote coryfeeën van de Duitse natuurwetenschappers, Albert Einstein en Fritz Haber, worden twee vitrines gewijd. Een soort verbeelding van het lange essay dat de Amerikaanse historicus Fritz Stern over hun beiden schreef: ‘Together and apart: Fritz Haber and Albert Einstein’.7) De doener Haber naast de denker Einstein. In de vitrine van Einstein hangen zijn artikelen over de relativiteitstheorie, in die van Haber staat een replica van zijn ammoniakapparatuur.

Vitrine in het Jüdisches Museum in Berlijn gewijd aan Fritz Haber met
een replica van zijn apparaat om ammoniak te maken

Er is een tendens in de hedendaagse geschiedenis om beschouwingen te houden op basis van ‘wat als’. De Britse historicus Niall Ferguson maakt daar veelvuldig gebruik van. 8) Laten we tot slot van dit verhaal die benadering eens toepassen op de activiteiten van Haber in de Eerste Wereldoorlog.

Zou de oorlog anders zijn verlopen als Haber niet zo gedreven de introductie van gifgas had nagestreefd? Hoogstwaarschijnlijk zou het verloop niet anders zijn geweest. De strijdende partijen zouden net zo lang door zijn gegaan tot een van beiden uitgeput zou opgeven.

Gifgas was weliswaar een verschrikkelijk en angstaanjagend maar toch weinig effectief wapen en is dus niet beslissend voor de uitkomst van het conflict geweest.9) 

Maar wat als Haber zijn uitvinding om ammoniak te maken niet had gedaan rond 1910, maar 10 jaar later. Duitsland had dan in 1915 door een gebrek aan munitie de strijd moeten opgeven en de Eerste Wereldoorlog zou nooit uitgegroeid zijn tot het bloedige conflict wat het is geworden.

In die vitrine staat dus niet zo maar een verzameling cilinders, kranen, meters en leidingen, maar een apparaat dat het verloop van de geschiedenis blijvend heeft veranderd. Dat besef is alleen al een bezoek waard.

 
Geraadpleegde literatuur
• Fritz Haber Institute of the Max Planck Society Berlin. Ongedateerde uitgave van het instituut. Zie ook: www.fhi-berlin.mpg.de.
• Daniel Charles, Between Genius and Genocide. The Tragedy of Fritz Haber, Father of Chemical Warfare, London, 2005.
• Ludwig Fritz Haber, The Poisonous Cloud, Chemical Warfare in the First World War,  1986.
• Otto Hahn, Mein Leben, München, 1968.
• Dieter Martinetz, Der Gaskrieg 1914-1918. Entwickling, Herstellung und Einsatz chemischer Kampfstoffe, das Zusammenwirken von militärischer Führung, Wissenschaft und Industrie, Bonn, 1996.
• Dietrich Stoltzenberg, Fritz Haber. Chemiker, Nobelpreisträger, Deutscher, Jude,  Weinheim, 1994. Een verkorte Engelstalige versie verscheen in 2004 onder de titel Fritz Haber. Chemist, Nobel laureate, German, Jew, Philadelphia.
• Margit Szöllösi-Janze, Fritz Haber 1868-1934. Eine Biographie, München, 1998.

 
Noten
[1] Wolfgang Wietzker, Giftgas im Ersten Weltkrieg. Was konnte die deutsche Öffentlichkeit wissen?, Düsseldorf, 2006, p. 290. Deze dissertatie is te downloaden van de website van de Deutsche Nationalbibliothek, http://deposit.ddb.de/.
[2] Zie voor mijn visie op Fritz Haber: Eric R.J. Wils, ‘Fritz Haber: een chemicus als krijger’, in: Hans Andriessen en Perry Pierik (red.), De Grote Oorlog. Kroniek 1914-1918, deel 14, Soesterberg, 2007, p. 133-174. Een verkorte versie onder de titel ‘Fritz Haber - De chemicus die gifgas introduceerde in de Eerste Wereldoorlog’ is te vinden op www.wereldoorlog1418.nl/gasoorlog/haber.html.
[3]  Eric R.J. Wils, ‘Mosterdgas: de koning van de oorlogsgassen’, in: Hans Andriessen, Martin Ros en Perry Pierik (red.), De Grote Oorlog. Kroniek 1914-1918, deel 10, Soesterberg, 2006, p. 59-96.
[4] Florian Schmaltz, Kampstoff-Forschung im Nationalsozialismus, Zur Kooperation von Kaiser-Wilhelm-Instituten, Militär und Industrie, Göttingen, 2005.
[5] Martijn Eickhoff, In naam van de wetenschap?, P.J.W. Debye en zijn carrière in nazi-Duitsland, Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, 2007.
[6] Zie voor meer informatie: www.juedisches-museum-berlin.de.
[7] Fritz Stern, Together and apart: Fritz Haber and Albert Einstein, in: Fritz Stern, Einstein’s German World, Princeton and Oxford, 1999, p. 59-164.
[8] Zie bijvoorbeeld: Niall Ferguson, The Pity of War, 1914-1918, London, 1998.
[9] Zie bijvoorbeeld de discussie in L.F. Haber, Chapter 11: Was Gas a Failure?


 © 2008 - Eric R.J. Wils. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke toestemming vereist van de auteur.
Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit emailadres aan de auteur worden voorgelegd.

  naar homepage


eXTReMe Tracker