naar Somme pagina  


De aanval van de 36ste Ulster Division
op het Schwaben Redoubt op 1 juli 1916


door René Litan


Op 1 juli 1916 begon de beruchte Slag aan de Somme waarbij op die eerste dag meer dan 57.000 Britse mannen werden gedood, gewond, vermist of krijgsgevangen werden gemaakt. Dit offensief was een gezamelijke geallieerde inspanning van het Britse en Franse leger. In het onderstaande verhaal wordt de aandacht gericht op één onderdeel van die strijd: de aanval van de 36ste Ulster Division op het Schwaben Redoubt. 

Klik hier voor vergroting
Een zeer bekende foto met als titel 'Over the top'
De foto is waarschijnlijk in scene gezet voor propagandadoeleinden:
de Britse soldaten dragen bij de aanval geen bepakking. 

Om twee redenen was dit een belangrijke sector voor de Britten.  In oorlogstijd is artilleriewaarneming de sleutel tot alle succes en de bezetting van hooggelegen gronden was daarom van het grootste belang; van daaraf kon men de gehele omgeving overzien en controleren.  Voorts was het bezit van de enige goede weg achter de Duitse loopgraven noodzakelijk als de Britten een doorbraak in het open terrein achter de Duitse linies wilden maken. Daarom was een van de Britse doelstellingen voor die eerste dag het veroveren van het dorp Pozières, een klein dorp acht kilometer achter het Duitse front. 

De Duitsers, die dit strategische belang onderkenden, hadden op dit acht kilometer diepe terrein vier complete loopgraafsystemen aangelegd. De Ierse troepen zouden die eerste dag het Swaben Redoubt innemen en ook de tweede Duitse linie ter hoogte van Thiepval bereiken. ’s Avonds moesten zij zich terugtrekken tijdens een grote Duitse tegenaanval, verzwakt als zij waren door grote verliezen en gebrek aan ammunitie. De 36e Ulster Division ontving voor de betoonde moed de hoogste Britse onderscheiding: het Victoria Cross. 

Inleiding
De 36ste Ulster Division
De voorbereidingen
De aanval op de eerste Duitse linie
De aanval op het Schwaben Redoubt
De aanval op de tweede Duitse linie
Enkele opmerkingen
Literatuur


Inleiding
Op 1 juli 1916, toen de ‘Big Push’ aan de Somme eindelijk begon, kwamen de Britse en de Franse infanterie vroeg in de ochtend uit hun loopgraven om de Duitsers uit hun veelal hoger gelegen stellingen te verdrijven. Het was niet de meest gunstige sector voor een offensief. 
De Duitsers zaten al sinds oktober 1914, diep ingegraven in de kalkheuvels aan de noordoever van de rivier de Ancre en hadden van alle kanten uitzicht op de geallieerde posities.

Klik hier voor vergroting
Kaart van het aanvalsgebied van de
Ulster Division op 1 juli 1916

Er was hier een reeks van dalen en uitlopers die loodrecht op de frontlijn liepen. In elk dal liepen Duitse loopgraven recht naar achteren naar de hoger gelegen gronden en op iedere uitloper was er wel een door de Duitsers versterkt dorp of een redoubt. Opmerking: een redoubt is een vooruitgeschoven fortificatie die bedoeld is om een verder naar achteren gelegen hoofdwerk te beschermen. Deze redoubts omvatten een systeem van loopgraven die aan alle kanten verdedigd konden worden en waar grote schuilplaatsen (z.g. ‘dug-outs’) onder waren gebouwd. Daarin konden de Duitse soldaten schuilen tijdens de hevige Britse bombardementen en het aanvalsspervuur.

Masefield schreef hierover: “Bijna overal aan dit oude front moesten onze mannen heuvel-op om aan te vallen... De vijand had uitkijkposten met prachtige vergezichten over Frankrijk en het gevoel dat zij op een plek zaten die de omgeving beheerste. Onze manschappen zaten onder aan deze heuvels van waaruit niet veel meer te zien was dan dat, vlak boven hun hoofd, het ene bolwerk na het andere dagelijks versterkt werd.”

De Franse dorpen waren in Duitse forten veranderd, betonnen schuilkelders en grote slaapzalen waren metersdiep in de kalkrotsen uitgegraven, veilig voor alles behalve voor het zwaarste Engelse geschut. Fortificaties waren gebouwd en er was een tweede, derde en soms een vierde loopgravenlinie aangelegd op een terrein dat gemiddeld een diepte van zes kilometer had.

somme-06-109.jpg (82348 bytes)
Britse manschappen worden op 29 juni, kort voor de aanval, 
toegesproken door hun commandant. 


De 36ste Ulster Division
Op 1 juli 1916 lag de sector van de 36ste Ulster Divisie aan het Somme Front dwars op het moerasachtige dal van de rivier Ancre. Hun linkerflank lag op de hogere gronden ten noorden van de rivier (aanleunend aan de 29ste divisie). Hun rechterflank lag op de hoge gronden ten zuiden van de rivier, het noordelijk einde van Pozières Ridge. 

Rechts van de Ulsters lag de linkerflank van de 32ste Divisie, die de opdracht had het versterkte dorp Thiepval te veroveren. Hoewel het Britse bombardement het dorp en het Château in puin hadden geschoten, waren de kelders nog intact en vormden zij uitstekende schuilplaatsen voor de verdedigers. De gehele westelijke kant van het dorp, het Château inbegrepen, was door de Duitsers in een reeks van zeer sterke mitrailleurnesten omgebouwd.

De taak van de 36ste Ulster Divisie was de rivier over te steken en de Duitse tweede linie bij het dorp Grandcourt te veroveren. Op hun weg daar naar toe lag niet alleen de Duitse frontlijn maar vlak achter deze eerste frontlinie lag de tussenlinie met het Schwaben Redoubt.
[klik hier om de kaart te bekijken]

De voorbereidingen
Voor hun openingsaanval hadden de Ulsters één groot voordeel: hun eigen frontlijn lag op de bosrand van Thiepval Wood zodat hun verzamelposities voor de Duitsers verborgen bleven. Om 6.00 uur ‘s morgens verzamelden tien Ulster bataljons zich in het bos. Ongeregeld Duits artillerievuur veroorzaakte enkele doden en gewonden.

“In Thiepval Wood beëindigden Billy McFadzean en zijn maten hun voorbereidingen in een korte, nauwe verzamelloopgraaf. Kisten met handgranaten werden geopend en de handgranaten werden verdeeld.
Vijandelijke granaten vielen hier en daar in het bos omdat de Duitsers op zoek waren naar geschikte doelen in de Ulster posities. Het artillerievuur had nog niet alle gebladerte van de bomen afgestript en de heldere vroege ochtendzon wierp vlekkerige schaduwen over de werkende Belfast mannen.
Plotseling viel een kist met handgranaten op de grond van de loopgraaf. Niemand scheen te weten hoe het ongeluk kon gebeuren. Misschien was de kist door een explosie in de nabije omgeving losgeraakt; misschien was de kist in de volle loopgraaf omgegooid. Maar door de val waren bij twee handgranaten de pinnen eruit geraakt. Binnen vier seconden zouden zij in de overvolle loopgraaf ontploffen en in die besloten ruimte zouden de gevolgen verschrikkelijk zijn. 
Terwijl sommigen verstijfd van schrik naar die granaten staarden, drong McFadzean zich naar voren en wierp zich op de handgranaten. Een ogenblik later ontploften deze en Billy McFadzean was dood. Hij had zijn leven gegeven om dat van zijn kameraden te redden; slechts één andere man in de loopgraaf was licht gewond.
De geschrokken Ulsters legden het zwaar gehavende lichaam opzij, hopend dat iemand anders het later zou kunnen begraven. Daarna gingen zij verder met het uitdelen van de handgranaten en wachten op het begin van de slag.”

Billy McFadzean’s heldhaftige daad werd erkend door de postume uitreiking van het Victoria Cross, de eerste VC ooit uitgereikt aan een lid van de Ulster Divisie.

De Ulsters wachten de aanval af in een staat van een emotioneel, religieus vuur. Velen waren lid van de ‘Orange Order’ en sommigen hadden de oranje sjerpen over hun omvangrijke, ca. 30 kg zware uitrusting gedrapeerd. Er werden religieuze liederen gezongen en er werd gebeden. Zij waren gereed voor de strijd; slechts een enkeling had zich overgegeven aan een oud-Ierse ondeugd: de drank.

“Naast mij was een man die bekend stond als een drinker. Zijn veldfles was gevuld met één of ander Frans spul en hij had de hele nacht gedronken. Toen het tijd was om te gaan, zakte hij in elkaar, dronken. Ik hoorde later dat hij was bijgekomen en 'over de top' ging en later krijgsgevangen werd genomen.”
L/Cpl J.A. Henderson, Belfast Young Citizens


De aanval op de eerste Duitse linie

De voorste bataljons kregen even voor half acht ‘s morgens het bevel om uit het bos te komen en stelling te nemen tegenover de Duitse stellingen. Op een gedeelte van het front hadden zij het voordeel van een holle weg, die langs het niemandsland liep, en vele mannen verzamelden daar.
Om half acht precies werd het Britse spervuur gestaakt. Bugels bliezen de aanval. De Ulsters sprongen op en zonder zich in aanvalsgolven op te stellen zoals bij andere divisies gebruikelijk was, renden zij naar de Duitse linies.

Klik hier voor vergroting
Foto van de eerste aanvalsgolven op het slagveld
in de buurt van Mametz op 1 juli 1916 

Het prikkeldraad was door het dagenlange artillerie bombardement goed opgeblazen; de Duitsers kwamen langzaam uit hun dug-outs. Na een kort, hevig gevecht werd de voorste loopgraaf bijna over de gehele lengte veroverd. Door een combinatie van een verstandige tactiek en Ierse durf werd een lang gedeelte van de Duitse frontlijn veroverd.

De aanval op het Schwaben Redoubt
Verse troepen drongen voorwaarts vanuit het bos en namen de strijd om het Schwaben Redoubt over, maar er gebeurden twee dingen die de Ulsters ophielden.

De aanval van de 32ste divisie op hun rechterflank was praktisch tot stilstand gebracht op het moment dat hij begon. De Lancashire en Northumberland Fusileers waren door de Duitse mitrailleurschutters in Thiepval afgeslacht en pogingen om het dorp te veroveren werden opgegeven.

In de ruïnes van het dorp Thiepval en het Château op de uitloper was een netwerk van Duitse mitrailleurnesten opgebouwd die eerst de aanval op hun eigen frontlijn hadden afgeslagen. Zij hadden nu de handen vrij om het vuur te openen op de Ulster Divisie. 
Deze mitrailleurnesten hadden een vrij schootsveld over het niemandsland tussen Thiepval Wood en het Schwaben Redoubt. Dit had tot gevolg dat iedere Ulster soldaat, die de aanvallende troepen volgde, dit vuur moest trotseren. Toen zij het niemandsland passeerden leden zij dan ook zware verliezen als gevolg van het mitraileurvuur uit Thiepval en door het gebruikelijke Duitse artillerie spervuur. 
Toen sommige van zijn mannen weifelden, nam Major George Gafikin, een compagniescommandant van de West Belfasts, zijn oranje sjerp, hield die omhoog en schreeuwde de traditionele oorlogskreet van de Slag bij de Boyne: “Come on, boys ! No surrender !”. Deze actie dreef een hele meute mannen achter hem aan over het niemandsland.

Het tweede obstakel was de felle tegenstand van de bezetting van het Schwaben Redoubt. Deze Duitsers waren in tegenstelling tot vele van hun kameraden in de frontlinie niet in hun ‘dug-outs’ verrast. De Ulsters moesten harde gevechten leveren voor de redoubt, maar hun Ierse geest kwam naar boven. Zij hadden één Duitse loopgraaf veroverd; zij konden nu het Schwaben Redoubt ook veroveren.
[klik hier om de kaart te bekijken]

Een Duitse soldaat in het Schwaben Redoubt beschreef hoe hij grote aantallen Britse stalen helmen van de rijen infanteristen kon zien , terwijl de Duitse mitrailleurs in stelling werden gebracht. De eerste linie, waarvan de uiteinden niet konden worden gezien, zo onafzienbaar was deze, werd al snel gevolgd door een tweede linie, daarna een derde en een vierde, alle rustig voortgaand als ware het een manoeuvre. “Zij kwamen met gestadige pas alsof zij niemand levend in onze loopgraven zouden aantreffen” zei hij, “toen de eerste linie nog enkele honderden meters verwijderd waren, werd het commando gegeven en langs de hele linie brak het geratel van de mitrailleurs en het gekraak van de geweerschoten uit.”

In plaats van een gemakkelijke doortocht naar de tweede Duitse linie te forceren moest de Belfast Brigade meedoen aan de strijd om het Schwaben Redoubt. Daar waren nu mannen van tenminste acht bataljons aan het vechten, waarbij de strijd ontaardde in ongecoördneerde en verbeten man-tegen-man gevechten.

”Een andere kerel en ik lagen in een bomkrater, vlak bij een loopgraaf, en we konden juist de helmen zien van een groep Duitsers die eruit kwamen. Ik zei tegen die knaap: “Ik neem de eerste, jij pakt de tweede. We moesten even wachten tot zij in een nauwer gedeelte van de loopgraaf kwamen en toen begonnen wij te schieten. Ik denk dat ik de mijne te pakken had; de anderen holden als de weerlicht terug. Later hoorde ik op ongeveer 100 yards verder wat artillerievuur, dus ik gluurde over de rand van de loopgraaf en keek recht in de vizier van een Duits geweer op slechts 20 yards afstand. Ik schoot op hem zo snel ik kon."  
Sergeant-major R.S. Drean, M.C., East Belfast Volunteers

Klik hier voor vergroting
Duitse slachtoffers van de Britse bombardementen

”We kwamen bij drie dug-outs waarvan wij dachten dat er Duitsers in zaten. We gooiden de inhoud van drie volle zakken met handgranaten de trappen af. De kreten en schreeuwen van die jongens daar beneden waren verschrikkelijk. De Duitse dug-outs hadden ventilatiekanalen en hadden open vuren met schoorstenen. Sommige van de mannen van onze loopgraafmortieren waren erbij en trokken de pennen uit hun mortiergranaten en lieten die door deze kanalen vallen. We konden horen hoe ze daar beneden explodeerden.”
Private J. Devennie, Derry Volunteers

“Ik vond een zwaargewonde Duitser. Ik kon aan zijn gezicht zien dat hij gek werd van dorst. Ik gaf hem water hoewel dat tegen de orders was. Toen vond ik één van onze mannen; hij was verschrikkelijk gewond, schot in het hoofd en zijn been er bijna af. Hij smeekte mij hem te doden maar ik kon het niet.”
L/Cpl J.A. Henderson, Belfast Young Citizens
 

Het was tijdens deze felle gevechten dat de Ulster Division een Victoria Cross verdiende, de tweede van die dag. Captain Eric Bell van de Tyrone Volunteers verbonden aan een Loopgraaf Mortieren Batterij, trok met de infanterie op in het Schwaben. Zijn vele daden van moed hielden in het gooien van mortiergranaten naar de Duitsers. Hij werd gedood terwijl hij infanteristen leidde die hun eigen officieren kwijt waren.

Midden op de ochtend was het gevecht voorbij. De gehele Schwaben Redoubt was in handen van de Ulsters en 500 Duitsers waren gevangen genomen. Patrouilles werden uitgestuurd naar de flanken; één hiervan probeerde in het dorp Thiepval te komen maar werd teruggedreven; een andere bereikte een lege loopgraaf achter het dorp. Echter, deze troepen waren niet geïnstrueerd om een beweging naar de flanken te maken en, zonder een centraal commando in het Schwaben Redoubt trok niemand voordeel van deze gelegenheid. Met een sterke troepenmacht had Thiepval via deze loopgraaf aan de achterzijde aangevallen kunnen worden.
[klik hier om de kaart te bekijken]

De aanval op de tweede Duitse linie
Terwijl de zes voorste bataljons vochten voor de verovering van de Redoubt, rukte de volgende brigade, bestaande uit vier bataljons uit Belfast, op voor de aanval op de tweede Duitse linie. De beschutting van het Schwaben Redoubt verlatend gingen zij over open terrein naar de versperringen voor de tweede Duitse linie. Door de vele doden en gewonden en tengevolge van de ontstane verwarring, bleven er in plaats van een volledige brigade tenslotte slechts twee kleine groepen voor deze aanval over. Deze keer waren de aanvallers voor op het schema. Zo succesvol was deze aanval dat om 10 uur ‘s morgens enkele Royal Irish Rifles de tweede Duitse linie ten zuiden van Grandcourt hadden bereikt. Daar kwamen zij ongelukkig genoeg onder het spervuur van de eigen Britse artillerie terecht, welke eerst tien minuten later opgeheven zou worden.
[klik hier om de kaart te bekijken]

Een Duitse soldaat vertelde wat er gebeurde:
“Om negen uur was ik beneden in een dug-out in de Feste Stauffen (Stuff Redoubt) toen iemand met verbazing in zijn stem riep: “De Tommies zijn er”. Ik rende naar boven en daar, juist buiten het prikkeldraad waren tien of twintig Engelse soldaten met platte stalen helmen. Wij hadden geen geweer, geen revolver, geen handgranaten, geen munitie, niets; wij waren slechts artilleriewaarnemers. 
Wij zouden ons moeten overgeven, maar toen begon de Engelse artillerie op onze loopgraaf te schieten, maar een groot deel van het vuur lag tekort en raakte de Engelse infanteristen en zij begonnen terug te rennen. Als de Engelsen er door heen hadden kunnen komen, zouden zij alleen maar te maken hebben gehad met schrijvers, koks, corveeërs en zo. Over een afstand van enkele honderden meters links en rechts van ons waren er geen Duitse soldaten. Het was een beslissend moment.” 
Feldwebel Felix Kircher, 26ste Feldartillerie Regiment

“We werden vastgepind in de open vlakte buiten de Duitse prikkeldraadversperring die hun tweede linie beschermde. Het was de hel; de Britse artillerie schoot op ons, de Duitse artillerie schoot op ons en dan nog het mitrailleurvuur.”
Cpl G.A. Lloyd, West Belfast Volunteers

“Het waren verduiveld weinigen van ons die tot de volgende Duitse linie kwamen; het prikkeldraad was nauwelijks vernietigd. Ik kon rechtuit zien wat er was overgebleven van het dorp Grandcourt en zag, heel duidelijk, een heleboel Duitsers die zich gereed maakten voor de tegenaanval. We probeerden er door heen te komen, maar het lukte niet en we moesten terug.”
C.S.M. R.S. Drean, M.C., East Belfast Volunteers

De roemrijke aanval van de Ulster Division was, tenminste voorlopig, voorbij. 
De Ulsters waren de enigen die de tweede Duitse linie bereikten. Aan de Ulster Division waren geen Regular Batallions toegevoegd als versterking zoals sommige New Army Divisions wel hadden. Zij vochten hun eerste veldslag. En de Ulsters hadden de totale bezetting van hun bataljons in de strijd geworpen. Ze werden nu blootgesteld aan Duitse aanvallen van drie kanten van de nauwe doorbraak en hadden bijna geen munitie en voorraden meer. Een krachtige Duitse tegenaanval om 10 uur ‘s avonds dwong hen tenslotte terug te trekken, om hiermede feitelijk al hun terreinwinst inclusief het Schwaben Redoubt op te geven. Deze diepe doorbraak, die de Ulster Division bij Thiepval had gemaakt, werd niet geconsolideerd.
[klik hier om de kaart te bekijken]

De divisiecommandant, Sir Thomas Morland, had zijn reserves in zware gevechten elders uitgeput en had bovendien commandanten en officieren van de Brigade Staf verboden met de aanvallende troepen mee te gaan. Het gevolg was een gebrek aan coördinatie bij de troepen.

Het dorp Thiepval viel niet voor eind september van dat jaar en het Schwaben Redoubt bleef in Duitse handen tot midden oktober 1916.

© René Litan - 1998



Enkele opmerkingen
Het
Thiepval Wood (Thiepval Wood wordt op Franse kaarten aangegeven als Bois d’Authuille) is de bosrand van waaruit de Ulster Division aanviel. 

klik hier voor vergroting klik hier voor vergroting klik hier voor vergroting

Van links naar rechts: Connaught Road Cemetery, Mill Road Cemetery en de Ulster Tower. (Foto's Hans de Regt) 

De Connaught Road Cemetery, waar vele Ulsters begraven liggen, ligt in het oorspronkelijke niemandsland in het midden van het front van de Ulster Division.
De
Mill Road Cemetery ligt op de plaats van het Schwaben Redoubt; de grafstenen zijn plat neergelegd, omdat men vreesde dat rechtopstaande grafstenen weg zouden zakken in de oude tunnels en dug-outs van de redoubt.
De
Ulster Tower is een exacte replica van de Helen’s Tower bij Clande vlak bij Belfast en staat op het noordelijk gedeelte van de eerste Duitse frontlijn, die door de Ulster Division werd veroverd. Bezoekers kunnen van de top van de toren zien hoe gemakkelijk het voor de Duitse mitrailleurschutters was om vanuit de ruïnes van het dorp Thiepval de naderende Ulsters te beschieten. In de stenen bij de top van de toren is door een Duitse soldaat in WO II een hakenkruis uitgesneden.

Literatuur
Barry Cruttell - One Day on the Somme (verliescijfers)
Martin Middlebrook - The First Day on the Somme 
Lyn Macdonald - Somme
Alistair Horne - Dood van een generatie: Van Neuve Chapelle tot Verdun en de Somme
John Harris - The Somme: Death of a Generation


  naar Somme pagina 

 

 





















eXTReMe Tracker