naar homepage


De allereerste slag aan de Somme in augustus 1914

door Eric R.J. Wils

Na de door het Duitse leger gewonnen strijd om de grenzen trok het Franse leger zich op 25 augustus 1914 vanuit België terug, op de voet gevolgd door de Duitsers. Een terugtocht die uiteindelijk zou eindigen bij de Marne waar op 6 september 1914 de welbekende Slag aan de Marne begon. Maar het Franse leger probeerde wel degelijk de Duitse opmars eerder af te stoppen en het initiatief te hernemen.

Daarbij werd ook onverwachts felle strijd geleverd ten noorden van Péronne, in de buurt van de dorpen Moislains en Le Transloy. In een streek die zijn naamsbekendheid heeft gekregen door het grote Brits-Franse offensief dat in juli 1916 begon en in de oorlogsliteratuur bekend staat als de Slag aan de Somme waarbij meer dan een miljoen slachtoffers vielen. Maar wat gebeurde er hier nu op 28 augustus 1914 tijdens de allereerste slag aan de Somme? Een zoektocht naar een gevecht dat de geschiedenisboeken niet haalde.

Inhoudsopgave
Moislains
Le Transloy
De Franse 61ste en 62ste divisie
Het drama op 28 augustus 1914
Geleden verliezen
Tot slot
Noten

Moislains
Het dorp Moislains ligt enkele kilometers ten oosten van de dorpen Rancourt en Bouchavesnes-Bergen. Deze laatste twee dorpen langs de hoofdweg, de huidige D917 en D1017, tussen de plaatsen Bapaume en Péronne zijn bekend geworden door de Slag aan de Somme van 1916 toen het Franse leger hier door de Duitse stellingen trachtte te breken. Ter herinnering daaraan staat bij Rancourt een Franse herinneringskapel en ligt er een grote Franse militaire begraafplaats met 8.567 gesneuvelden uit die strijd.

Bij Bouchavesnes-Bergen staat het standbeeld van generaal Ferdinand Foch, commandant van de Franse Legergroep Noord in 1916, uitkijkend naar het oosten. In het bos van Saint-Pierre-Vaast, ten oosten van Rancourt, was in die tijd een sterke Duitse stelling aangelegd. De Duitse luitenant Ernst Jünger beschreef dit gebied in zijn boek Oorlogsroes en noemde ook nog het dorp Moislains, dat daardoor zijn intrede in de wereldliteratuur deed.
   
Michelinkaart van het gebied tussen Bapaume en Péronne.

Ruim een kilometer ten noorden van het dorp Moislains ligt, langs de regionale weg D184 naar het gehucht Le Gouvernement en het dorp Sailly-Saillisel, een kleine Franse militaire begraafplaats. De ingang is verscholen tussen de bomen en men rijdt er voorbij voordat men het merkt. De graven dateren echter niet uit de bloedige slag van 1916, maar uit augustus 1914.
 
De ingang van de Franse militaire begraafplaats van Moislains.

Er staan twee rijen kruizen en een groot monument achter een kaal massagraf. In totaal liggen er op de begraafplaats 465 gesneuvelden, waarvan 366 in het massagraf. De namen en regimenten van de soldaten op de 99 kruizen worden keurig vermeld in de internet database Les Morts pour la France.
[1]  Het waren overwegend dertigers met fraaie Franse namen als Guillaume Dumonteil en Gustave Montenon, respectievelijk geboren in 1883 en 1884.

Vermoedelijk veelal nog maar enkele jaren getrouwd en vaders van jonge kinderen. Ze behoorden tot het 307ste en 308ste infanterieregiment. Twee regimenten van de 124ste brigade van de 62ste infanteriedivisie. Er bevindt zich nog een kleine gedenksteen op de begraafplaats en wel voor kapitein Charles Avril de l'Enclos van het 108ste regiment, hoewel op zijn grafsteen Marie Avril de l'Enclos staat.

Maar volgens de internet database Mémoires des hommes gaat het om dezelfde 49-jarige kapitein met de voornamen: Marie Justin Charles Désiré.
[2] Zijn graf wordt geflankeerd door de bovengenoemde soldaten tweede klasse. De dood kent nu eenmaal geen onderscheid in rang.
  
Gedenksteen en graf voor kapitein Charles Avril de l'Enclos.

Het grote monument aan de achterkant van de begraafplaats met de opschriften '28 Août 1914' en 'La Charente à ses enfants morts pour la France' werd in 1923 opgericht voor het 307ste en 308ste infanterieregiment. Die regimenten kwamen uit de streek La Charente, gelegen aan de Franse Atlantische kust tussen de rivieren de Loire en de Gironde. Het waren de reservetroepen van het 107ste en 108ste parate infanterieregiment uit die streek. Jaarlijks vindt er bij het monument nog altijd een herdenking plaats.
   
Het monument voor het Franse 307ste en 308ste regiment
op de begraafplaats van Moislains.

Het informatiebord op de begraafplaats geeft uitleg over de strijd die eind augustus 1914 tussen Bapaume en Péronne heeft plaatsgevonden tijdens de Duitse opmars in Frankrijk. Maar de tekst is beknopt en het grote geheel van de strijd ter plekke ontbreekt.

Er staat wel een kaart op met pijlen die de troepenbewegingen aangeven; rood voor de Fransen en blauw voor de Duitsers. Het doet denken aan een botsing tussen twee objecten waarbij de fragmenten alle kanten uitvlogen. Waarbij de Fransen uit het noorden kwamen en de naar het zuidenwesten trekkende Duitsers in de flank raakten.
  
Kaart op het informatiebord van de begraafplaats van Moislains.

De Duitse troepen behoorden tot het 1e leger. Dit vormde, onder bevel van generaal Alexander von Kluck, de sterke rechtervleugel die volgens het Schlieffenplan voor de omsingeling moest zorgen. De strijdende Duitse eenheden waren een cavaleriekorps van generaal Georg von der Marwitz, het 2e legerkorps van generaal Alexander von Linsingen en het 4e reservekorps van generaal Hans von Gronau. Beide uit Pruisen afkomstige legerkorpsen bestonden uit twee divisies.

De Franse troepen waren de 61ste en 62ste infanteriedivisie, volgens het informatiebord onder het bevel van generaal Albert d’Amade. De tekst geeft verder informatie over de samenstelling van de Franse 62ste divisie, onder het bevel van generaal Ganeval, die als volgt was opgebouwd:
- 123ste brigade met de regimenten 263, 278 en 338,
- 124ste brigade met de regimenten 250, 307 en 308.

De samenstelling van de 61ste divisie wordt niet vermeld, maar die was vergelijkbaar opgebouwd uit twee brigades, de 121ste en 122ste, van elk drie regimenten. Behalve infanterie beschikten de divisies over ondersteunende eenheden cavalerie bestaande uit dragonders en artillerie met het 75 mm geschut. De totale sterkte van iedere divisie, inclusief de ondersteuning, bedroeg circa 16.000 man.

Gezien de graven op de begraafplaats heeft echter alleen de 124ste brigade bij Moislains gevochten. Het lot van de 123ste brigade werd meer naar het noorden bepaald en wel in de buurt van het dorp Le Transloy, op ongeveer 10 km van Moislains.

Le Transloy
In het dorp Le Transloy, ten zuiden van Bapaume langs de D917, wijst een bord naar de net buiten het dorp gelegen burgerbegraafplaats met de vermelding 'Monument aux 800 Morts du 28 Août 1914.' Aan de voorkant van deze begraafplaats staan verschillende monumenten waaronder een muur met de namen van 792 Franse soldaten. Deze muur voor het massagraf dateert uit 1927. De kolom die er voor staat werd al in 1921 opgericht, en is duidelijk recentelijk schoongemaakt.

De herdachte soldaten zijn eveneens slachtoffers van de gevechten op 28 augustus 1914. Liggen in Moislains de gesneuvelden van de 124ste brigade, in Le Transloy die van de 123ste brigade van de 62ste divisie. Bijna 700 van hen dienden in het 338ste regiment.

Op de begraafplaats is helaas geen informatie te vinden over het drama dat zich op die dag in 1914 bij de dorpen Le Transloy, Rocquigny en Sailly-Saillisel heeft afgespeeld. Die informatie wordt wel in de reisgids van Major & Mrs Holt over de Somme gepresenteerd.
[3] De Holts baseren zich daarbij op een verslag van de lokale historicus Maurice Pasquet, wiens grootvader Elie (of Hélie) Pasquet een van de dodelijke slachtoffers was.[4]  
   
De monumenten op de begraafplaats van Le Transloy met achteraan
de muur met de namen van 792 gesneuvelden.

Langs een muur van de begraafplaats staat een stellage met persoonlijke gedenktekens voor een aantal omgekomen militairen. Een paar grotere staan er naast zoals voor de soldaat tweede klasse Elie Pasquet, geboren in 1884, en de tweede luitenant Charles Merzaux, geboren in 1887. Beiden behoorden tot het 338ste regiment.

Er liggen verder nog twee individuele graven voor de tweede luitenanten Arsène Emile Rabache, geboren in 1890, en Alfred Grouzillard, geboren in 1879, van respectievelijk het 338ste en het 278ste regiment van de 123ste brigade. Beiden waren Chevalier de la Légion d'Honneur. Door de namen en de persoonlijke gedenktekens ontstijgen degenen die hier op een hoop begraven werden enigszins aan de anonimiteit. De doden krijgen een naam en soms zelfs een gezicht.
  
Persoonlijke gedenktekens voor de soldaat Elie Pasquet en
luitenant Charles Merzaux op de begraafplaats van Le Transloy.

Na de strijd op 28 augustus werden eerst de Franse gewonden zo goed als mogelijk geholpen door de dorpsbewoners. Na de gewonden kwamen de doden, die pas vanaf 30 augustus met behulp van boerenkarren van het slagveld werden gehaald. In de hitte van augustus waren de lichamen al aan het ontbinden.

De lijken werden naar de begraafplaats van Le Transloy gebracht en in een massagraf begraven. De persoonlijke eigendommen werden verzameld en goed bewaard hetgeen het in 1927 opgerichte monument met de 792 namen er op mogelijk maakte.

De Franse 61ste en 62ste divisie
Na het bezoeken van de begraafplaatsen wordt het tijd de oorlogsliteratuur eens te raadplegen om meer te weten te komen over de gevechten op 28 augustus 1914 boven Péronne. En om te begrijpen wat die pijlen op dat informatiebord op de begraafplaats bij Moislains nu precies voorstellen.

In haar wereldberoemde boek 'De kanonnen van augustus' over de gebeurtenissen in de eerste oorlogsmaand noemt Barbara Tuchman zijdelings de Franse 61ste en 62ste divisie.
[5] Het waren twee reservedivisies die begin augustus na de afkondiging van de mobilisatie waren geformeerd, vervolgens bij Parijs werden gestationeerd en ter beschikking stonden van de Minister van Oorlog, Adolphe Messimy.

De smadelijke en uiterst vermoeiende terugtocht van het Franse leger vanaf de Belgische grens was hun dan wel bespaard gebleven, maar ze hadden daardoor geen enkele oorlogservaring opgedaan.

Op 25 augustus kreeg Messimy te horen dat ze op bevel van het Franse hoofdkwartier te velde van generaal Joseph Joffre naar het noorden waren gestuurd om steun te verlenen aan de zwak bezette linkervleugel waar het Britse expeditieleger van veldmaarschalk John French opereerde. De Britten die op 25 en 26 augustus tijdens hun terugtocht vanuit Mons in een achterhoedegevecht bij Le Cateau betrokken waren.

De Franse 61ste en 62ste divisie vormden samen een reservegroep met generaal Ebener van het Franse hoofdkwartier als nieuw aangestelde commandant. Generaal Deprez commandeerde de 61ste en generaal Ganeval de 62ste divisie. Later zouden ze deel gaan uitmaken van het nieuwe Franse 6de leger, onder bevel van generaal Michel Maunoury, dat eind augustus rond Amiens werd geformeerd.

Dit zou de Duitse rechtervleugel moeten aanvallen om de opmars bij de Somme tegen te houden. Tuchman vermeldt het voorval met de twee divisies vooral in het kader van het conflict tussen generaal Joffre en de Franse regering die Parijs ten koste van alles wilde verdedigen.

In Joffre's visie kon Parijs alleen gered worden door een overwinning van het leger te velde en niet door een sterk garnizoen te vormen bij Parijs. En dus dienden alle beschikbare troepen ingezet te worden om de Duitse opmars ergens te blokkeren. De rivier de Somme bood daartoe de mogelijkheid.
   
Een colonne Duitse troepen tijdens hun niet te stuiten opmars
door Noord-Frankrijk in augustus 1914.

Een twintigtal pagina's verderop in Tuchmans boek komen de 61ste en 62ste divisie nog een keer voor in een ietwat cryptische zin waarin vermeld wordt dat beide divisies waren zoekgeraakt. Ze waren per trein van Parijs vertrokken naar Arras. Hun bevelhebber, generaal Ebener, wist niet wat er met de eenheden was gebeurd. Ook de lezer van haar boek komt dit helaas niet te weten.

Maar het 'zoekraken' tekent de chaotische toestand die eind augustus 1914 in het Franse leger heerste. Duidelijk is wel dat de twee Franse divisies, doordat de Britse terugtocht sneller verliep dan generaal Joffre had gedacht, te ver naar het noorden waren terechtgekomen. Hun oorspronkelijke order was vanaf Arras oostwaarts op te trekken richting Douai en naast de Britten te opereren.

Maar die hadden na Mons en Le Cateau de strijd al min of meer opgegeven en waren richting het zuiden vertrokken, en zodoende dienden nu óók de Fransen te voet aan een terugtocht te beginnen door via Bapaume richting de Somme te marcheren.
  
Kaart van de Duitse inval in Frankrijk in 1914 met de betrokken legers.

Generaal Von Kluck had inmiddels zijn 2e legerkorps opdracht gegeven zich naar het zuidwesten richting de Somme te verplaatsen in de hoop de Britten de pas af te snijden. Vervolgens beschrijft Tuchman nog dat generaal d’Amade op 29 augustus het bevel kreeg zich terug te trekken en de bruggen over de Somme bij Amiens op te blazen. Op diezelfde dag was een tegenoffensief van het Franse 5e leger, onder bevel van generaal Charles Lanrezac, bij Guise richting Saint-Quentin door de Duitsers afgeslagen.

Maar helaas bevat Tuchmans boek geen concrete informatie over wat zich op 28 augustus ten noorden van Péronne had afgespeeld. En Joffre's bevel om terug te trekken over de Somme was niet op 29 augustus, maar al op 27 augustus gegeven. Generaal d’Amade was op 17 augustus aangesteld als commandant van vier territoriale infanteriedivisies in het noordwesten van Frankrijk in het gebied tussen Maubeuge en de kust.

Van Joffre had hij het bevel gekregen het Britse leger te steunen bij hun terugtocht vanuit Mons. De 61ste en 62ste divisie waren dan wel na hun afreizen naar Arras onder zijn supervisie geplaatst, maar hij voerde niet het rechtstreekse bevel tijdens de gevechten op 28 augustus. Zijn omzwervingen zouden hem via Amiens naar Rouen in Normandië voeren. Op 17 september werd hij overigens door Joffre van zijn commando ontheven.
[6] Hij was niet de enige generaal die dat zou overkomen.

Het drama op 28 augustus 1914
Op 27 augustus 1914 waren er schermutselingen tussen de Franse troepen van de 61ste en 62ste divisie en de vooruitgeschoven posten van het Duitse 2e legerkorps bestaande uit de 3e en 4e infanteriedivisies. De orders van generaal Von Kluck voor 28 augustus luidden dat de Somme ten westen van Péronne overgestoken diende te worden. De vaart in de opmars houden was het belangrijkste devies.

Op haar terugtocht richting de Somme bivakkeerde de 61ste divisie in de nacht van 27 op 28 augustus even ten westen van Bapaume. De 62ste divisie in de vlakte bij de dorpen Haplincourt en Bertincourt, ten oosten van Bapaume.

Het Duitse 2e legerkorps was echter op het einde van 27 augustus aangekomen bij het dorp Manancourt, ten zuiden van de Fransen. Dus in plaats van de Britten de pas af te snijden, hadden ze nu twee Franse divisies de pas afgesneden. Er was geen sprake van enige coördinatie tussen beide Franse divisies en op 28 augustus opereerden ze dan ook onafhankelijk van elkaar.

De beide divisies braken ‘s morgens vroeg op voor hun geplande mars richting Péronne. De 61ste divisie aan de westkant van waar nu de A1 snelweg loopt en 62ste aan de oostkant van daarvan (zie de Michelinkaart).

Op weg naar het zuiden kwam de 61ste divisie bij het dorp Ginchy, in de buurt van Combles, onder Duits artillerievuur te liggen en boog daarom af naar het westen. De divisie bracht de nacht door ten noorden van Albert. Het grootste deel wist op 29 augustus de Somme bij Amiens te bereiken en te ontsnappen aan de Duitse omsingeling. Ze voegde zich bij het Franse 6e leger van generaal Maunoury.

De 62ste divisie ontving echter de grootste klap. De 123ste brigade volgde de lijn Haplincourt-Rocquigny-Sailly-Saillisel, de 124ste brigade de iets meer oostelijke lijn Bertincourt-Mesnil-Moislains. De 124ste brigade vertrok anderhalf uur eerder dan de 123ste.

Beide brigades hadden geen idee waar de Duitsers nu precies waren. Hoewel het een hete dag werd, was het in de vroege ochtend mistig. Die mist begon rond 09.00 uur op te trekken, maar toen was het drama voor de Fransen al in volle gang. De 124ste brigade ontmoette de Duitsers van de 3e divisie bij verrassing ten noorden van Moislains. De voorhoede, bestaande uit het 307ste en 308ste regiment, voerde een charge uit.

Gekleed in hun blauwe kapotjas met rode kepie en broek gingen de Fransen in de aanval gewapend met hun Lebel-geweer voorzien van de lange bajonet. Maar de Duitse mitrailleurs maaiden de aanvallers neer. Vervolgens gingen de Duitsers in de tegenaanval en kregen overwicht in het man tegen man gevecht. Fransen werden gevangengenomen of probeerden nog via een vlucht in het bos van Saint-Pierre-Vaast te ontkomen. De 124ste brigade dreigde omsingeld te worden door de Duitse cavalerie.

Door vuursteun van de Franse artillerie, opgesteld bij Le Gouvernement, kon dat voorkomen worden. De weg richting Péronne was voor de Fransen geblokkeerd en er bleef voor de rest van de 124ste brigade niets anders over dan, in wanorde, terug te vluchten naar Bapaume.
    
Een tijdens een oefening genomen foto van een Franse infanterieaanval,
aangevoerd door een officier.

Het 263ste en 338ste regiment van de 123ste brigade ondervonden een nog grotere schok toen ze ten zuiden van Le Transloy en Rocquigny in de mist de overmacht aan Duitse eenheden pas op zo'n 200 m afstand ontdekten. De poilus waren letterlijk kanonnenvoer en werden door langs de weg opgestelde mitrailleurs en artillerie gedecimeerd.

Twee regimenten van de Duitse 4e divisie trokken vervolgens op naar het noorden richting Le Transloy en Rocquigny en in het gevecht moesten de Fransen wijken. Net als voor de 124ste brigade bleef er ook voor deze overlevenden niets anders over dan gevangengenomen te worden of terug te vluchten naar Bapaume. De Duitse 4e divisie meldde 1.200 Franse gevangenen. Het 278ste regiment in de achterhoede kwam er nog redelijk van af.

Tegen de middag was het gevecht voorbij en was de Duitse overwinning compleet. De akkers lagen vol met dode en gewonde Fransen. Bij de vlucht naar Bapaume en vandaar weer naar Arras moesten ze bovendien veel oorlogsmateriaal, waaronder 75 mm kanonnen, achterlaten. Met de trein konden de restanten van de 62ste divisie via de westkant van Frankrijk naar Amiens en verder naar het zuiden worden geëvacueerd.

Geleden verliezen
De Franse verliezen in de gevechten tussen Bapaume en Péronne op 28 augustus 1914 waren zwaar. Zo blijkt uit de marsjournalen van het 263ste en 338ste regiment van de 123ste brigade dat die respectievelijk 1.299 en 1.139 man verloren.
[7] De meesten waren gesneuveld in slechts enkele uren. De Duitse verliezen werden geschat op slechts 150 man.

Op de begraafplaatsen in Moislains en Le Transloy liggen, opgeteld 1.257 doden begraven afkomstig uit een enkele divisie, maar lang niet alle doden werden geborgen. In de vijf oorlogsmaanden van 1914 had het totale Franse leger circa 300.000 doden te betreuren, d.w.z. een gemiddelde van 2.000 per dag.
[8] Maar de 62ste divisie verloor op 28 augustus 1914 alleen al meer dan de helft van dat gemiddelde.

Toen generaal d’Amade op 29 augustus 1914 in Amiens verslag uitbracht meldde hij dat er per regiment van de 62ste divisie nog slechts 500 van de oorspronkelijke 2.000 man inzetbaar waren. De rest was gedood, gewond, vermist of gevangengenomen. Ook waren er nog maar weinig officieren over.

Tot slot
Op 29 augustus 1914 was het Duitse 1e leger van generaal Von Kluck de Somme overgestoken en installeerde deze zich in Péronne. De Fransen hadden de Duitsers aan de Somme niet kunnen tegenhouden maar hun opmars wel, ten koste van grote Franse verliezen weer met een dag vertraagd. In hoeverre die tijdwinst meegespeeld heeft in het verloren gaan van de Slag aan de Marne van september 1914 is voer voor militaire historici.

Na de Somme zou het Duitse 1e leger van richting veranderen en verder naar het zuidoosten trekken. Tegen de Duitse overmacht konden de twee Franse divisies het natuurlijk nooit bolwerken. Maar achteraf gezien ware het beter geweest de divisies post te laten vatten ten zuiden van de Somme, in plaats van ze naar Arras te sturen om de niet meer aanwezige Britten te ondersteunen om vervolgens in een Duitse val te lopen.

Het lot van de twee Franse divisies is derhalve tekenend voor het gebrek aan communicatie tussen de Franse en Britse legeronderdelen. Iets wat pas in de laatste fase van de oorlog zou verbeteren.

Péronne zou in 1916 een doel worden van het grote Brits-Franse offensief aan de Somme, maar werd niet heroverd. Pas in maart 1917 trokken Britse troepen de stad binnen nadat de Duitsers zich hadden teruggetrokken op de Hindenburglinie. In het voorjaar van 1918 kwam Péronne opnieuw in Duitse handen, om de stad op 1 september 1918 definitief te moeten prijsgeven.

Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat, gezien de honderdduizenden die sinds augustus 1914 in het gebied rond Péronne zijn gesneuveld, de doden op de begraafplaatsen van Moislains en Le Transloy enigszins in de vergeethoek zijn geraakt.

Noten
[1] Nécropole Nationale de Moislains, Connu sous le nom de cimetière des Charentais:
http://www.lesmortspourlafrance80.fr/moislains/moislains.htm.
[2] La Première Guerre mondiale, Morts pour la France: http://www.memoiredeshommes.sga.defense.gouv.fr/.
[3] Major & Mrs Holt's Battlefield Guide to the Somme, London, 1996, p. 216-220.
[4] Maurice Pasquet, 28 août 1914, Les combats de Le Transloy, Rocquigny, Sailly-Saillisel, 1972. Verkrijgbaar bij het museum L'Historial de la Grande Guerre te Péronne.
[5] Barbara Tuchman, De kanonnen van augustus, Amsterdam/Brussel, 1976, p. 416, 439 en 457.
[6] Éric Labayle, Biographie de Albert d’Amade, http://www.grande-guerre.org/biographies.php.
[7] La Première Guerre mondiale, Journaux des unités, http://www.memoiredeshommes.sga.defense.gouv.fr/.
[8] H.L.Wesseling, Frankrijk in oorlog, 1870-1962, Amsterdam, 2006, p. 139 en 185.
De Franse verliezen per maand waren in 1914 het hoogst van de gehele oorlog.

© 2011 - Eric R.J.Wils. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke toestemming vereist van de auteur. Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit emailadres aan de auteur worden voorgelegd. Dit artikel is eerder onder dezelfde titel geplaatst in De Groote Oorlog, het huisorgaan van de Western Front Associatie - Nederland met dank aan Marius van Leeuwen en Huib Steketee voor hun bereidwillige medewerking.  

naar homepage



eXTReMe Tracker