naar veldslagenpagina - naar homepage


De Slag aan de grenzen
De strijd in Lotharingen en de Vogezen in augustus 1914

d
oor Jean-Pierre Maessen

Het al ruim vóór de Eerste Wereldoorlog ontworpen Von Schlieffenplan hield er rekening mee, dat de Fransen zich aan hun oostgrens zouden concentreren en zouden vertrouwen op hun versterkte legerplaatsen. Deze gordel van forten stond een grootscheepse Duitse opmars in de weg en kon bovenal dienen als stevige basis voor een Frans offensief. Niet voor niets zette Von Schlieffen zijn kaarten op een uiterst sterke rechtervleugel om deze obstakels te vermijden.

In augustus 1914 raakten de Duitsers desondanks in de Vogezen in zware gevechten gewikkeld met de Fransen. Doordat deze Duitse troepen niet beschikbaar waren bij de daarna volgende slag om de Marne, misten de Duitsers daar de kans om met de geallieerden af te rekenen. Duitsland zou hierdoor de oorlog verloren hebben.
Wat gebeurde er tijdens deze Slag aan de grenzen?

Inhoudsopgave
De Duitse plannen
De Franse plannen
Slagorde van de strijdkrachten
De Franse offensieven in de Vogezen
De Duitsers van de cols verjaagd
Opstelling van de troepen in de Noordelijke Vogezen in augustus 1914
De vallei van de Bruche
De slag bij Sarrebourg en Morhange
De Donon en de Vallée de la Plaine
Het Von Schlieffenplan terzijde geschoven
De Fransen slaan terug
Een nieuwe fase in de strijd
Bronnen

De Duitse plannen
Frankrijk in enkele weken verslaan om daarna de Russen aan te pakken. Deze grondgedachte van het Von Schlieffenplan ging uit van een zodanig trage Russische mobilisatie dat die juist genoeg respijt zou bieden om de Fransen een snelle nederlaag te bezorgen.

In 1905 kwam Alfred von Schlieffen (1833-1913), chef van de generale staf sinds 1891, met zijn plan: een monsterachtige zwaai van zijn rechtervleugel door België, schampend langs de Kanaalkust en die dan westelijk van Parijs moest afdraaien om daarna de Franse legers in de rug de genadeslag toe te brengen.

Om de verwachte Franse opmars op te vangen zou de Duitse linkervleugel slechts beschikken over het VIe en VIIe leger met aanzienlijk minder troepen dan de stormram van het Duitse Ie en IIe leger aan de rechterzijde. Alles hing af van de sterkte en snelheid van deze rechtervleugel. Volgens de overlevering drong Von Schlieffen zelfs op zijn sterfbed nog aan op een zo sterk mogelijke rechterflank van de Duitse troepenmacht die tegen Frankrijk op zou trekken.

In 1906 werd Von Schlieffen opgevolgd door generaal Helmuth von Moltke (1848-1916). Deze was de voormalige ondergeschikte van Von Schlieffen. Hij was een twijfelaar, een gevoelig mens, een goed organisator, maar beschikte niet over de briljante geest van Von Schlieffen.
 
Alfred von Schlieffen (1833-1913) Helmuth von Moltke (1848-1916)

Eén van de belangrijkste wijzigingen die Von Moltke in het oorspronkelijke plan aanbracht, was van cruciaal belang voor het verloop van de gehele veldtocht: de versterking van de linkervleugel ten koste van het Duitse Ie en IIe leger.

Von Moltke hinkte bij deze aanpassing op twee gedachten: enerzijds vreesde hij dat zijn linkervleugel te zwak zou blijken voor een Franse doorbraak in de Rijnvlakte. Hij droomde echter ook van een militaire klassieker, de zogenaamde dubbele omvatting van de legers van zijn tegenstander.

Zijn opdracht aan de linkervleugel was dan ook niet slechts het vertragen van de Franse opmars zoals Von Schlieffen had beoogd, maar om daarbij tevens zo min mogelijk terrein prijs te geven en direct na de eerste Franse aanval het initiatief over te nemen.

De Franse plannen
De kern van de Franse strategie was gebaseerd op de aanval, en niets dan de aanval – het élan vital – waarbij het uitgangspunt was dat de Franse soldaat uitsluitend getraind en toegerust was voor het offensief.

Bovendien koesterde men, dit in tegenstelling tot hun Duitse tegenstanders, een bijzondere minachting voor de reservetroepen die uitsluitend geschikt werden geacht voor taken in het achterland of in de forten.

Het Franse officierskorps kon zich niet voorstellen dat de offensieve doctrine anders dan door actieve troepen gestalte kon worden gegeven. De ontdekking, dat de Duitsers hun actieve korpsen direct door reservekorpsen lieten steunen kwam dan ook als een bijzonder onaangename verrassing.

Vastberadenheid, de tegenstander breken, moed, volhouden. Het Franse Plan 17 was gebouwd rond deze militaire tradities. In tegenstelling tot het minutieus uitgewerkte en uiterst gedetailleerde Von Schlieffenplan was het Franse Plan 17 meer een verzameling van richtlijnen voor de – uiteraard aanvallende – troepen.

De algemene gedachte was een offensief op twee aanvalsassen:
Links van Metz, gericht naar het noorden c.q. noordoosten door Luxemburg
    en de Ardennen.
Rechts van Metz, een aanval in het hart van de Duitse opstelling, met als
    algemene richting Mainz en…Berlijn. Een secundaire aanval in de Elzas zou
    de Fransen een bruggenhoofd over de Rijn moeten verschaffen.
 
Joseph Joffre (1851 - 1931)

De Franse generale staf was zich wel degelijk bewust van de dreiging die van de Duitse rechtervleugel uitging. Het Plan 17 was dus met de nodige soepelheid opgesteld en kon worden aangepast aan de vijandelijke bewegingen, ofschoon velen bij de staf niet konden geloven dat de Duitsers in staat waren tot een omsingelende manoeuvre van een omvang zoals Von Schlieffen voor ogen stond.

Men dacht zelfs aan de mogelijkheid van misleiding en dat het werkelijke zwaartepunt van het Duitse offensief tóch in Lotharingen zou liggen. De Trouée-de-Charmes vormde daartoe een opzettelijk opengelaten gat in de verdediging tussen Epinal en Toul teneinde de Duitsers in een fuik te kunnen lokken. Door alle onzekerheden bleek Plan 17 echter niet gespeend van halfslachtigheid.

De voorstanders van een meer defensieve strategie vonden hiervoor evenwel geen gehoor bij de generale staf. Generaal de Castelnau, destijds de tweede man naast Joffre stond het idee van een snelle en sterke Duitse opmars door België zelfs wel aan. Dit zou immers betekenen dat het Duitse centrum en de linkerflank verzwakt werden en daardoor een des te gemakkelijker prooi zouden vormen voor het Franse offensief.

Slagorde van de strijdkrachten
 

  Het Duitse VIe leger (Kronprinz Rupprecht)
  Ie Beierse legerkorps 1e en 2e Beierse infanteriedivisies
  IIe Beierse legerkorps 3e en 4e Beierse infanteriedivisies
  IIIe Beierse legerkorps 5e en 6e Beierse infanteriedivisies
  XXIe legerkorps 31e en 42e infanteriedivisies
  Ie Beierse reservekorps:
1e en 5e Beierse reservedivisies, 5e Beierse gem. landwehrbrigade,
Beierse landwehrdivisie, 4e ersatzdivisie, 8e ersatzdivisie,
10e ersatzdivisie
 
  Het Duitse VIIe leger (generaal von Heeringen)
  XIVe legerkorps 28e en 29e infanteriedivisies
  XVe legerkorps 30e en 39e infanteriedivisies
  XIVe reservekorps 26e en 28e reservedivisies
  30e reservedivisie
1e Beierse gem. Landwehrbrigade
2e Beierse gem. Landwehrbrigade
55e gem. Landwehrbrigade
60e gem. Landwehrbrigade
Beierse ersatzdivisie
Garde ersatzdivisie
19e ersatzdivisie
55e gem. ersatzbrigade

 
  Het Franse Ie leger (generaal Dubail)
  7e legerkorps:
14e en 41e divisies infanterie, 8e divisie cavalerie
  8e legerkorps:
15e en 16e divisies infanterie, 6e divisie cavalerie
  13e legerkorps 25e en 26e divisies infanterie
  14e legerkorps 27e en 28e divisies infanterie
  21e legerkorps 13e en 43e divisies infanterie
  Corps d’Armée Provisoire division Vassart en division Barbot
  Groupement des Vosges:
41e div. inf. (voorheen bij 7e legerkorps), 58e divisies infanterie
  legerplaats Epinal (71e divisie infanterie)
  legerplaats Belfort (57e divisie infanterie)
  Groupement Sud (66e divisie infanterie)
 
  Het Franse IIe leger (generaal de Castelnau)
  16e legerkorps 31e, 32e en 74e divisies infanterie
  20e legerkorps 11e, 39e en 70e divisies infanterie
  2e groupe divisions de reserve:
59e, 64e en 68e divisies infanterie, 2e cavaleriedivisie
  legerplaats Toul 73e divisie infanterie

Eind juli 1914 steunde de Franse verdediging in eerste instantie op een onafhankelijke dekkingsstrijdmacht bestaande uit, van noord naar zuid, het 20e, 21e en 7e legerkorps. De beide laatstgenoemde korpsen zouden zich teweer moeten stellen op de beboste hoogten van de Vogezen. Het 21e korps in de Vogezen en het 7e korps vóór Belfort vonden de Duitse XIVe en XVe legerkorpsen tegenover zich.

Tot grote ergernis van Joffre werden op 31 juli de Franse troepen tien kilometer van de grens teruggetrokken. Deze maatregel was genomen op voorstel van premier René Viviani en diende om iedere schijn van agressie te vermijden. De Fransen wilden tot elke prijs voorkomen dat zij in de ogen van de op dat moment nog hevig weifelende Engelsen als agressors zouden worden afgeschilderd en op deze manier kon een eventueel schietgrage patrouille geen roet in het eten gooien…

Aan Duitse kant werd de Rijnvlakte verdedigd door de forten van Istein, Neu-Breisach, Molsheim, Feste Kaiser Wilhelm II, en Straatsburg.
 
De Franse dekkingsoperatie in de Vogezen 7 – 20 augustus 1914. Bron: Guide Michelin

De Franse offensieven in de Vogezen
Op 3 augustus 1914 verklaarde Duitsland de oorlog aan Frankrijk. Het Franse opperbevel had de bedoeling om, zodra de concentratie van eenheden in het Ie en IIe leger zou zijn voltooid, het offensief in Lotharingen te openen in de richting van Sarrebourg en Morhange.

Op de rechterflank van dit groots opgezette offensief moest een stevige buffer gevormd worden middels de inname van de kam en de cols van de Vogezen en door middel van een snelle uitval naar de Rijn in de Haute-Alsace en de regio van Belfort.

Op 7 augustus werd hier inderdaad de aanval ingezet met lichte strijdkrachten van het 7e legerkorps – de concentratie van troepen was immers nog niet afgerond – en op 8 augustus werd zonder veel tegenstand en onder groot enthousiasme van de bevolking Mulhouse bereikt.

De euforie bleek van korte duur: een Duitse tegenaanval door eenheden van het XIVe en XVe legerkorps in de nacht van 9 op 10 augustus dreef de nog zwakke Franse strijdmacht tot achter hun uitgangsstellingen terug. Deze ontwikkelingen, te wijten aan de voorbarige Franse voorkeur voor offensieve acties, betekenden een groot risico voor de rest van het Franse Ie leger.
 
Frans optimisme bij de opmars in de Elzas.
Bron: La Bataille des frontières, J-P Claudel

Op 12 augustus zou de complete concentratie van Franse troepen voltooid zijn en het offensief in Lotharingen had absoluut een stevige schouder in de Vogezen nodig. De operatie in de Haute-Alsace werd dus opnieuw opgepakt door een nieuw gevormde strijdmacht, l’Armée d’Alsace, onder generaal Pau.

Deze keer ging het er niet alleen om het verloren gegane gebied terug te winnen, maar ook om zoveel mogelijk Duitse troepen in de Elzas te binden en uiteindelijk de Rijn te bereiken.

Op 14 augustus werd Thann bezet en op 19 augustus werd, andermaal, Mulhouse ingenomen. Onheilsberichten uit België en Lotharingen vanaf 23 augustus noopten l’Armée d’Alsace echter verdere grootscheepse acties af te blazen. Diverse eenheden vertrokken naar het noorden en de overblijvende troepen trokken zich terug op de Vogezenkam en in stellingen bij Belfort.

Voor een overzicht van kaarten met de opeenvolgende
gevechtshandelingen in
augustus en september 1914 klik hier

  De Duitsers van de cols verjaagd
Tegelijkertijd met de operatie in de Haute-Alsace begonnen eenheden van het Franse 21e en 14e legerkorps met het innemen van de cols van de Vogezen en het massief van de Donon, de hoogste top in de noordelijke Vogezen.

Tussen 4 en 7 augustus werden de Col de Bussang en de Col de la Schlucht zonder al te veel tegenstand bezet maar de cols in het noorden veroorzaakten problemen. De westelijke hellingen zijn steil en de kammen smal en zwaar bebost hetgeen een aanvaller in een moeilijke positie brengt.
 
Afbeelding van de Col de la Schlucht 1914. Bron: la Bataille des frontières

Desondanks veroverde het 21e legerkorps op 7 augustus de Col du Bonhomme en de Col de Sainte Marie op de Duitsers en op 11 augustus volgde Provenchères, op 12 augustus Saales en op 14 augustus de Donon. Chasseurs van het 21e bataljon veroverden de top op enkele Duitse cavaleristen.

Tezelfdertijd nam het 10e bataljon Chasseurs à Pied Saint Blaise in waarbij, tijdens een vinnig gevecht, het eerste Duitse vaandel, dat van het 132e infanterieregiment, werd veroverd. In 1914 vormde een dergelijk wapenfeit, in navolging van de negentiende eeuwse veldslagen, nog altijd een bijzondere gebeurtenis.

Op de vijftiende werd de inname van het massief van de Donon door de 13e divisie infanterie voltooid. De 43e divisie rukte naar het noordwesten op in de richting van Saint Quirin waarmee zij daadwerkelijke ondersteuning kon bieden aan de rechterflank van het Franse offensief in Lotharingen.
 
Het 10e BCP verovert het vaandel van het Duitse 132e infanterieregiment.
Bron: La Chipotte 1914

De Franse successen in deze streek volgden elkaar nu snel op: in de vallei van de Bruche, bij de Col de Sainte-Marie, werden onderdelen van het 21e legerkorps afgelost door de divisies van het 14e korps zodat de eerstgenoemde strijdmacht zich meer naar het noordwesten kon verplaatsen. Urbeis werd bezet en op de veertiende bereikten de Fransen, na hevige gevechten, Sainte-Marie-aux-Mines.

Meer naar het zuiden daalde een gemengde troepenmacht bestaande uit het roemruchte 152e Régiment d’Infanterie, Les Diables Rouges, tezamen met de bataljons alpenjagers, Chasseurs Alpins van generaal Bataille, af in de valleien van de Weiss, de Fecht en de Lauch. Zij namen Guebwiller en Munster in en rukten verder op in de laagvlakte van de Elzas.

Enkele patrouilles bereikten zelfs Colmar. Op 16 augustus werden Schirmeck en Villé bezet waarbij zwaar materieel op de Duitsers werd buitgemaakt. Tot dan boekten de verspreide Duitse tegenaanvallen nog geen doorslaggevende resultaten.

In de streek rond Raon-l‘Etape, de vallei van Celles en Ban de Sapt vond het Franse 21e legerkorps de verwaande Pruisische generaal von Deimling en zijn XVe legerkorps tegenover zich. De Franse 13e divisie zou op de Badense 28e reservedivisie stoten. Deze divisie van generaal von Pawel zou zich in de vallei van Celles negatief onderscheiden vanwege de brute executies van o.a. de burgemeester en de pastoor van Celles.

Bij het ochtendgloren van 31 juli marcheerde het 21e bataljon Chasseurs à Pied door de poorten van de kazerne van Raon. Historicus Louis Madelin zag hen passeren:
 
  ...'De 31e juli brak de dag op magnifieke wijze aan. In de serene vallei, gekoesterd in het eerste ochtendlicht, klonk een lied op; het Sidi-Brahim. Commandant Rauch, rechtop in het zadel, zong uit volle borst mee.
De vaandels wapperden in de ochtendbries, de hoorns en tamboers begeleidden het inspirerende lied. Het 21e Chasseurs marcheerde naar de blauwe heuvels van de Vogezen, elastisch en ritmisch en lang nadat zij gepasseerd waren hoorde men nog dit mooie Sidi-Brahim, echoënd door de vallei en herinnerend aan heroïsche daden. In het dorp schaarde ieders hart zich achter deze jongens, die naar hun glorie en hun dood marcheerden’.

  
Opstelling van de troepen in de Noordelijke Vogezen in augustus 1914
 
  Het Franse 21e legerkorps
  43e divisie infanterie (generaal Lanquetot)
  149e regiment infanterie
  158e regiment infanterie
  1e, 3e, 10e en 31e BCP (= bataillon Chasseurs à Pied)
  13e divisie infanterie (gen. Bourderat - per 31 aug. gen. Baquet)
  25e brigade (generaal Barbade)
17e regiment infanterie en het 17e, 20e en 21e BCP
  26e brigade (kolonel Hamon)
21e regiment infanterie, 109e regiment infanterie

 

  Het Duitse XVe legerkorps (generaal von Deimling)
  30e infanteriedivisie (generaal von Eben)
  60e infanteriebrigade (99e en 143e infanterieregiment)
  85e infanteriebrigade (105e en 136e infanterieregiment)
  3e Jägerregiment zu Pferd
  39e infanteriedivisie (generaal von Watter)
  61e infanteriebrigade:
126e en 132e infanterieregiment, 8e jägerbataljon
  82e infanteriebrigade:
171e en 172e infanterieregiment, 14e jägerbataljon
  14e dragonerregiment
  28e reservedivisie
generaal von Pawel, afkomstig van XIVe reservekorps
  55e reserve infanteriebrigade:
40e en 109e reserve infanterieregiment, 8e reserve jägerbataljon
  56e reserve infanteriebrigade:
110e en 111e reserve infanterieregim., 14e reserve jägerbataljon
  8e reserve dragonerregiment

De vallei van de Bruche
In de dagen na de verovering van de Donon ontving de Franse 43e divisie infanterie, minus de bataljons Chasseurs, de order om de Vogezen te verlaten en zich in de richting van Sarrebourg te begeven. Een wat onbegrijpelijke order aangezien juist deze divisie zo goed bekend was met het gebied in de Vogezen.

Zij werd vervangen door de 13e divisie infanterie van generaal Bourderat. Het doel van de divisie was om door middel van een snelle opmars door de Vallée-de-la-Bruche de Duitsers in verwarring te brengen en hun troepen te binden. Deze opmars zou echter in Frankrijk het gerucht voortbrengen dat het sterke Duitse fort van Molsheim, de Feste Kaiser Wilhelm II, zou zijn gevallen!

Op 18 augustus trok de 26e brigade behoedzaam op langs de rivier de Bruche, bezette Wisches en zette voelhorens uit naar Urmatt. In de avond verdreven Duitse versterkingen de brigade echter alweer uit Wisches en op de rechteroever ontstond een levendig en langdurig gevecht.

De opmars van de 25e brigade, met als speerpunt het 17e regiment infanterie, werd bij Grendelbruch gestuit door de Duitsers. Vanaf de nabije heuvel 748 werden de Fransen door het Duitse geschut bestookt en niet lang daarna moest het regiment zich met zware verliezen terugtrekken.
 
Le Donon. Bron: la Bataille des frontières

Steun van het 21e en 109e regiment mocht hier niet meer baten; de gevechten sleepten zich in de vallei voort en na een hevig straatgevecht in Hersbach waren de Fransen gedwongen zich verder terug te trekken. Kolonel Aubry van het 109e raakte dodelijk gewond in een heldhaftige tegenaanval waarmee de Fransen hardnekkig uit een dreigende omsingeling probeerden te geraken.

Nadat de ondersteunende artilleristen ternauwernood aan de Duitsers waren ontsnapt beval de kolonel Hamon de terugtocht van de brigade. Het 109e regiment werd naar zijn bivak bij de Donon gedirigeerd en het 21e trok zich, ten zuiden van de Donon, terug achter de Col de Prayé. Schirmeck werd opgegeven en de voorposten teruggebracht tot Grandfontaine.
 
Het Franse 75 mm veldgeschut.

Ook in dit gebied werd de kwetsbaarheid van de Franse uitrusting en tactiek al blootgelegd. De 75 mm voldeed prima als veldgeschut maar was dan ook tegelijkertijd praktisch het zwaarste geschut waarover de Fransen beschikten. De Franse infanterietactiek was zozeer op de aanval gericht, met als enige ingrediënt het obligate élan, dat deze gedoemd was te worden gepareerd door de Duitse zware artillerie en mitrailleurs.
  
De Slag bij Sarrebourg en Morhange
Verder naar het noorden werd de Franse opmars in de vlakte van Lotharingen bekroond door de inname door het 8e legerkorps van Sarrebourg. Op 19 augustus trokken de Fransen verder maar de volgende dag stuitten zij op goed voorbereide, Duitse stellingen en een formidabele hoeveelheid artillerie.

Om 11.00 uur lanceerden de Duitsers hun tegenaanval. Na uren van bloedige gevechten moesten de Fransen zich terugtrekken. Sarrebourg werd opgegeven maar de inwoners hoorden, tijdens hun terugtocht, de trompetten van het langstrekkende 95e regiment door de straten galmen. Zij bliezen de ‘Marche Lorraine...’

Hiermee was de situatie voor het Franse Ie leger zeker nog niet dramatisch; de eerder naar dit gebied overgebrachte 43e divisie infanterie zorgde zelfs voor een dagsucces door de Duitsers van de Col de Saint-Léon te vegen. Generaal Dubail werd hierdoor gesterkt in zijn voornemen om de volgende dag het offensief weer op te pakken.

Op zijn linkerflank had het IIe leger van de Castelnau echter een zware afstraffing moeten ondergaan. De Duitsers hadden de Fransen, overeenkomstig het Von Schlieffenplan geleidelijk de Lotharingse vlakte ingelokt om hen te binden en af te leiden van de grote zwaai van de rechtervleugel.
 
Franse infanterie, augustus 1914

Het opperbevel, met een weifelende von Moltke, stond echter niet sterk genoeg in zijn schoenen om de onstuimige kroonprins Rupprecht met zijn VIe leger van offensieve aspiraties af te houden. Rupprecht had aan zijn front voldoende mogelijkheden ontdekt om de Fransen een bloedneus te bezorgen en hij bestookte het Oberste Heeresleitung (OHL) dan ook dagelijks met verzoeken om te mogen aanvallen.

De nagedachtenis van Von Schlieffen werd terzijde geschoven toen bleek dat ook het OHL gevoelig was voor de verleidelijke gedachte van de dubbele omsingeling. Rupprecht kreeg zijn zin, liet zijn troepen aanvallen en verpletterde in een reeks gevechten de Fransen bij Morhange. Toen de Castelnau geen reserves meer in de strijd kon werpen en bovendien vanuit Metz in zijn linkerflank werd aangevallen brak hij het gevecht af en beval de terugtocht op de Grand Couronné, vóór Nancy.

Hiermee viel het Franse Plan 17 in duigen. Door de terugtrekkende beweging van het IIe leger moest ook Dubail zijn linkerflank laten terugvallen, iets wat het wederzijdse respect tussen beide generaals niet bevorderde.

In eerste instantie handhaafde het Ie leger zijn posities van Sarrebourg tot aan de Donon maar, vroeg in de ochtend van 21 augustus kwam van het Grand Quartier Général (GQG) de order om één lijn te trekken met de rechterflank van het IIe leger.
  
De Donon en de Vallée de la Plaine
Meer naar het zuidoosten, in het bergachtige gebied van de Donon voerden de Fransen hun eigen strijd tegen de oprukkende Duitsers. De 28e reservedivisie van generaal von Pawel stootte bij de beide bergtoppen van de Donon op de Chasseurs van de 25e brigade. Op de hellingen ontspon zich een hevig gevecht en enkele Franse charges brachten de Duitsers aan het wankelen.

Het nieuws van de nederlaag bij Morhange en Sarrebourg betekende echter ook dat de Donon opgegeven moest worden. Op de avond van de 21e augustus trokken de Fransen geordend terug door de Vallée-de-la-Plaine.

Op 22 augustus deed een zeldzaam incident de Franse harten opleven. De Territoriale troepen van het 62e regiment die het station van Badonviller bewaakten hoorden in de vroege ochtend het gedempte geluid van motoren. Weldra doemde uit de ochtendnevel een Duits luchtschip op en het leek alsof de bemanning ervan de controle over het gevaarte aan het verliezen was. Eén van de motoren liep niet goed en de zeppelin verloor hoogte.
 
 Zeppelin LZ8 bij Côte des Colins. Bron: La Chapelotte 1914-1918

Sergeant Fricaudet gaf bevel het vuur te openen en de 63 geweerschutters van zijn detachement barstten los in de ochtendstilte. Duizenden kogels werden afgevuurd en het duurde niet lang of een eenzaam stuk 75 mm veldgeschut voegde zich bij de barrage. De zeppelin werd voortdurend getroffen; opeens richtte de reus zich rechtstandig op, zakte langzaam weg en kwam zwaar neer in het bos.

De LZ8 was neergekomen op de Place des Charbons, bij de Côte des Collins, iets ten oosten van de Col de la Chapelotte. De hele dag krioelde de omgeving van souvenirjagende soldaten en bewoners van de omliggende dorpen. Eén van de propellers werd naar Nancy gestuurd, waar hij werd tentoongesteld in het Musée Lorraine. Uiteindelijk blies een geniedetachement de zeppelin op. De bemanning wist in de uitgestrekte bossen te ontkomen.

Celles en Allarmont zouden later echter zwaar boeten voor de plundering van het luchtschip. Nadat de Duitsers het gebied hadden bezet kregen beide gemeenten een oorlogsschatting opgelegd. Deze hield in dat, per gemeente, 14.000 francs dienden te worden opgebracht. Burgemeester Cartier–Bresson van het armlastige Celles stelde de Duitsers voor om, in plaats van de geldsom, hout uit de omliggende bossen te leveren. Dit hout zou dan door de bevolking naar het station van Schirmeck moeten worden gebracht. Uiteindelijk werd een collecte gehouden welke de 14.000 francs alsnog opleverde. Voorlopig werden de bossen dus gespaard.

Op 22 augustus, tijdens de Franse terugtocht door de Vallée-de-la-Plaine voerde het 20e bataljon Chasseurs bij Vexaincourt een fel achterhoedegevecht met de behoedzaam achtervolgende Duitse voorhoede. Acht dagen na de schermutseling vond een Franse houthakker een nog in leven zijnde Chasseur met kogels in de buik. Tussen de gesneuvelden had de man op zijn dood liggen te wachten. Hij werd aan de Duitsers overgedragen maar enkele weken later weer bevrijd toen Franse troepen de vallei opnieuw binnentrokken.

Intussen braken er in de vallei zware gevechten uit. Kolonel Hamon bracht bij de noordelijke toegangswegen van Celles zijn 21e regiment in de strijd waardoor de Duitsers met gevoelige verliezen worden teruggeslagen.

Een Duitse Jäger vertelt in de Frankfurter Zeitung van 18 september 1914 zijn verhaal over de gevechten bij Celles:
 
  ....‘24 augustus, een zwaar gevecht bij Celles. De strijd begon om zes uur in de ochtend. Wij moesten een stuk open terrein oversteken, waarbij de Fransen ons van drie kanten beschoten. We rukten in golven op. De granaten vielen tussen ons in en sloegen grote gaten in onze gelederen. Een kameraad vlak naast me werd het hoofd afgeblazen. Ik werd omvergeworpen door de luchtdruk en mocht van geluk spreken dat ik alle ledematen nog bezat. Wij trokken ons terug in een door de Fransen aangelegde loopgraaf. Onmogelijk ons te verplaatsen; het vijandelijke vuur was te sterk. Wij bleven daar gedurende twee uur. Tegen de middag konden we Celles binnentrekken’....

Het Von Schlieffenplan terzijde geschoven
Voorlopig moesten de Fransen zich tevredenstellen met het dwarszitten van de vijand. Het GQG gaf orders de vallei te ontruimen en terug te vallen op een nieuwe linie aan de Mortagne. De rechtervleugel van het IIe leger lag immers al ver achterwaarts, bij de Moezel en Bayon. Het Ie leger bleef dus niets anders over dan zich te schikken naar de bewegingen van zijn buren.

Enige dagen later tekende zich een merkwaardige vorm in de opstellingen van de beide tegenstanders af. Het geheel gaf een reusachtige driehoek te zien waarvan de linkerzijde werd gevormd door de Castelnau’s IIe leger vóór Nancy en de rechterzijde haaks hierop door het Ie leger van Dubail, langs de Meurthe, Raon-l’Étape en Ban de Sapt.

Raadpleeg hier de kaart van de Duitse opmars
in de Trouée de Charmes. Bron: Guide Michelin

Het tot op dat moment nog altijd weifelende OHL liet, onder druk van kroonprins Rupprecht, uiteindelijk de teugels vieren en gaf het bevel om de aanval over de Moezel in de richting van Epinal voort te zetten. Dit alles geheel tegen de regels van het Von Schlieffenplan in!

Volgens de oorspronkelijke plannen dienden het VIe en VIIe leger de Franse offensieven op te vangen en daarna het front te stabiliseren. De vrijkomende troepen zouden dan de rechtervleugel nog eens extra kunnen versterken.

Gezien de ontwikkelingen bij Morhange en Sarrebourg diende zich nu evenwel, tot hun eigen verbazing, een nieuwe kans voor de Duitsers aan. Wellicht zou het mogelijk zijn om toch redelijk eenvoudig de Franse fortenlinie van Toul en Epinal te doorbreken en een grote omsingeling tot stand te brengen.

Op 23 augustus viel Rupprecht aan. Het Franse opperbevel zag op de kaarten de Duitse wig verschijnen en verscheidene officieren werden geïnspireerd tot een nieuw denkbeeld: het Ie en IIe leger zouden de kaken vormen van een grote leeuwenmuil waarin de Duitsers hun hoofd zouden steken.
 
Duitse troepen in de Vogezen, augustus 1914

Ook werd de Castelnau met de spreekwoordelijke hamer en Dubail met het aambeeld vergeleken. Niets wijst er echter op dat deze opstelling opzettelijk door het GQG was uitgedacht. Het centrum van de Castelnau’s IIe leger was eenvoudigweg verder teruggevallen dan de flanken en de driehoek kreeg vorm op het moment dat de order om de terugtocht te staken en slag te leveren de troepen bereikte.
 
De Fransen slaan terug
Terwijl ook Rupprecht berichten ontving over een dreigende uitputting van zijn troepen vielen de Fransen aan. Op 25 augustus namen het Ie en IIe leger het initiatief over, sloten het Trouée-de-Charmes af en sloegen de Duitsers bij Rozelieures, in de punt van de wig, terug naar het noorden. Langs het hele front namen de Franse troepen, ondanks de vermoeidheid en de ervaringen van de afgelopen weken de wapens op.

Soldaat Ruthard van het 26e regiment lag op deze 25e augustus onder Duits mitrailleurvuur in dekking in een veld bij Vitrimont:
 
  ‘Plotseling klonk een kreet, voorwaarts, zij die nog over zijn van het 26e! Het restant van het regiment stond als één man op en stormde vooruit. Wie had deze kreet geslaakt, zo subliem, met zoveel bravoure en opofferings-gezindheid? Ik weet het niet. Maar ik weet wél dat in heel Lotharingen, Nancy en de Vogezen hetzelfde gebeurde. Iedereen ging voorwaarts, Lotharingers, Savoyards, Alpins, Parijzenaars, Auvergnats, Tourangeaux, Vendéens, Bourguignons, Provencaux en Languedociens; allen marcherend naar de overwinning’.

Deze plotselinge ommekeer van het Franse moreel verbijsterde de Duitsers. Ludendorff schreef hierover later:
 
  ‘Vanuit België marcheerden we naar Parijs, zeker van de aanstaande overwinning. Wij hadden álles voorzien, behalve de plotselinge opleving van de Franse soldaat. Dat déze mannen, die langs heel de grens waren verslagen, uiteengeslagen door de snelle terugtocht langs de lange wegen van Frankrijk, gekweld door honger, dorst en uitputting, zich konden herstellen onder de tonen van hun trompetten, hun geweer oppakken en voorwaarts marcheren; wij hadden alles voorzien, maar dát niet’.

Ondanks hun numerieke meerderheid staakten de Duitsers, nu zij in de flanken werden aangevallen en langs de hele linie onder druk werden gehouden, hun opmars in Lotharingen.

Hiermee eindigden de Duitse ambities echter niet: de blik werd verder naar het zuiden gericht, op zoek naar een zwak punt in de Franse verdediging. Als deze gevonden kon worden lag de weg naar Epinal alsnog open.

Op 25 augustus had ook het Franse Ie leger orders gekregen om zich, in een simultane manoeuvre met het IIe leger op haar linkerflank, voorwaarts te bewegen. ’s Middags stuitten eenheden van het Franse 13e en 21e legerkorps echter op de massieve Duitse strijdmacht van het XIVe legerkorps dat als doel de inname van Raon-l’Etape en Thiaville had.

Juist ten westen hiervan baande het Beierse 1e legerkorps zich een weg naar Baccarat met als hoofddoel Rambervillers. Als het bergachtige gebied vóór Rambervillers eenmaal zou zijn genomen dan zou het vlakke terrein ten noordoosten van Epinal ongetwijfeld voor een ongehinderde Duitse opmars zorgen.

In deze mystieke, dichte wouden van sparren en beuken tussen Raon en Rambervillers zou dan ook het epicentrum van de strijd in de noordelijke Vogezen komen te liggen. Later zou men zich de hier afgespeelde bloedige gevechten herinneren als de Slag bij la Chipotte.
 
Een nieuwe fase in de strijd
Hiermee ging de strijd aan het westelijk front een nieuwe fase in. De geallieerde linkerflank trok zich vér terug, opgejaagd door de Duitse legers van de rechtervleugel; de droom van Von Schlieffen. Het Duitse opperbevel had zich echter laten verleiden door het aanlokkelijke vooruitzicht van de dubbele omvatting van alle Franse legers. De Duitse legers op de linkerflank kregen in Lotharingen de vrije teugel en raakten in zware gevechten gewikkeld op de beboste hoogten van de Vogezen. Doordat deze troepen niet beschikbaar waren bij de slag om de Marne, die kort daarna plaatsvond, misten de Duitsers daar de kans met om met de geallieerden af te rekenen. Joffre zou hen een slag vóór zijn.

Raadpleeg hier de kaart van de gevechten tussen
25 augustus en 12 september 1914. Bron: Guide Michelin

Bronnen
- L’Alsace et les combats des Vosges 1914-1918 Guides Michelin,
Clermont-Ferrand 1920, volumes 1 & 2
- Les batailles de Lorraine ( 23 août-13 septembre 1914 ),
Général Palat, librairie Chapelot 1919
- La guerre dans les Vosges, Louis Sadoul,
Édition de Pays Lorrain, Nancy 1922
- Historique du 21e bataillon de chasseurs à pied
- Die Schlacht in Lothringen und in den Vogesen 1914,
Bayerisches Kriegsarchiv, München 1929, Band 1 & 2
- La bataille des Hautes-Vosges, Général d’Armau de Pouydraguin,
Éditions Payot 1937
- La guerre dans les Vosges, 41e Division d’Infanterie, Capitaine E. Dupuy,
Payot, Paris 1936
- La bataille des frontières, Vosges 1914-1915, Jean-Paul Claudel, Nancy 1999


 © 2005 -  Jean-Pierre Maessen. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur .
Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk toestemming vereist van de auteur.
Dit
artikel werd eerder geplaatst in de Excursiegids Noordelijke Vogezen 2006 van de
WFA Nederland

  naar veldslagenpagina - naar homepage


 
eXTReMe Tracker