terug naar Gedichten


Aan Nederland

Voorgedragen op de feestzitting van 3 Aug. in het Vluchtoord Ede

Het ruwe oorlogsmonster waarde grimmig rond,
Verwoestte huis en haard en trof het vreedzaam volk,
Dat raadloos, angstig vluchtte, 't harte diep gewond.
En dof den droeven blik als bittre lijdenstolk,
Verlangend, smeekend wendde, bang, naar 't broederland
Dat troostend, als een lieve ster, aan 't zwart gewelf
Den duistren nacht verlicht, en koestrend, heilzaam plant
Een zoet gevoel van hoop in 't hart van d' armen Belg.

En 't gastvrij broederland ontving de groote schaar
Met groote, reine, eedle liefde, onvermengd,
Verpleegde liefdevol de Belgen altegaar.
En troostte 't schreiend hart in bitter leed geplengd.
En langzaam keerde weer in 't diep geschokt gemoed
Der ruw verjaagden, kalme rust en stille hoop.
De trouwe broederliefde schonk hun kracht en moed
Om 't hoofd te beuren als 't heimwee 't hart bekroop.

Nog steeds, o edel, grootsch en dierbaar Nederland,
Nog spijst uw milde, gulle hand der Belgen mond.
Ge hebt ons vastgesnoerd in onverbreekbren band,
Van diepe dankbaarheid en trouwe broederbond.
En leve straks het Belgisch Volk weer vrij in rust
In 't dierbaar vaderland, in eigen huis en haard,
Steeds zullen wij, den heilgen, zwaren plicht bewust,
U minnen, edel land, dat zulke liefde baart.

31-8-1915


Uit het bundeltje 'Oorlogspoëzie' door Jos Hoeck, uitgebracht in Vluchtoord Ede - 1916. Nadere gegevens over de dichter ontbreken; naar de inhoud te oordelen is er sprake van een privé-uitgave. Het boekje werd door de dichter opgedragen aan: 'mijn lieve Moeder in diepe verering voor dit dierbaar, heilig wezen'.

De dichter is naar alle waarschijnlijkheid woonachtig geweest in Vluchtoord Ede waar een deel van de Belgische vluchtelingen, die gedurende de Eerste Wereldoorlog in Nederland verbleven, was ondergebracht 
(Zie ook www.war.1418.com/refugees



terug naar Gedichten