naar homepage


Films over de oorlog -
van heldendom tot grimmige rauwheid


door Gielt Algra


Oorlogsveteranen hebben vaak als auteur, regisseur, adviseur, hoofdrolspeler of figurant een belangrijke rol gespeeld bij het totstandkomen van de oorlogsfilms. Uit onderzoek blijkt dat het beeld dat we ons vormen van een oorlog en alles wat daarbij hoort, voor een deel wordt bepaald door films over de vorige oorlog. De oorlogsfilm blijkt een belangrijke bron voor onze waarneming van en opvattingen over oorlog.

Inhoudsoverzicht

Opvattingen over oorlog worden beïnvloed door oorlogsfilms
Films over de Eerste Wereldoorlog
Oorlogsveteranen als acteurs
Films over de Tweede Wereldoorlog
Helden en antihelden in oorlogsfilms
Autobiografische invloeden op oorlogsfilms
Nieuwe oorlogsfilms: grimmige rauwheid zonder heldendom


Opvattingen over oorlog worden beïnvloed door oorlogfilms
Frank J. Wetta, co-auteur van het boek Celluloid Wars, heeft erop gewezen dat veel soldaten hun eerste confrontatie met het gevecht vergeleken met wat ze in films hadden gezien. ‘Het was net als in een film’, is een uitspraak die door soldaten en veteranen regelmatig wordt gedaan.

In het verlengde daarvan modelleerden veel Amerikaanse officieren tijdens de Vietnamoorlog hun houding en gedrag naar het voorbeeld van John Wayne in de oorlogsfilms die zij in hun tienerjaren hadden gezien.

Films als The Sands of Iwo Jima, waarin John Wayne de militaire heldenrol speelt, waren vaak de enige referentie die ze hadden. Later, in de jungle van Vietnam, zouden ze John Wayne nogmaals aanschouwen. Ditmaal in de film The Green Berets, die zich in een eerdere fase van 'hun eigen oorlogje' afspeelde. Nu begrepen ze dat alleen in de film de Vietcong in gesloten formatie op hen afkwam en dat de zon in Vietnam in het oosten onderging.

Een verklaring voor zulk gedrag geeft Dr. David Considine van de Apalachian State University. Hij wijst erop dat we geneigd zijn een boodschap te geloven wanneer andere informatiebronnen ontbreken en die boodschap telkens wordt herhaald. Weinigen maken (gelukkig) meerdere oorlogen mee. Het beeld dat we vormen van oorlog en wat daarbij hoort, wordt dan ook gedeeltelijk bepaald door films over de vorige oorlog. Daarmee is de oorlogsfilm een belangrijke bron voor onze waarneming van en opvattingen over de oorlog.

Films over de Eerste Wereldoorlog
Martha Bayles wijst in het artikel Portraits of Mars, impact of war films on soldiers in de Wilson Quarterly onder meer op het verloop van de geschiedenis, het gebruik van de film en de invloed van veteranen. Het verdwijnen van het begrip 'eer voor de strijder' in de onpersoonlijke modderpoelen van de Eerste Wereldoorlog en de gelijktijdige opkomst van de film, is hierbij geen toeval. De oorlogsfilm lijkt sindsdien heen en weer te slingeren tussen de ontgoocheling van de veteraan en de oproep de wapens loyaal op te nemen voor de 'verdediging van have en goed.'

Veteranen hebben in deze bijna honderdjarige filmgeschiedenis op alle fronten een belangrijke rol gespeeld. Als bron, thema, regisseur, adviseur, hoofdrolspeler en figurant.
 
Scene uit J'accuse (1937)

De Franse cineast Abel Gance zette de toon met zijn film J'accuse! uit 1919. Deze stomme film, die in 1917 werd gemaakt met soldaten die met verlof achter het front lagen, verwierp de waanzin van oorlog. Later, in 1937, produceerde Gance een remake, waarbij hij de tienduizenden doden van Verdun uit hun graven liet herrijzen om de wereld voor een nieuwe catastrofe te behoeden. Deze scène doet denken aan Michael Jacksons videoclip Thriller en leidde ook toen al in de VS tot een indeling bij het horrorgenre.

Films als de The Big Parade (1925) van King Vidor, Westfront 1918 (1930) van G.W.
Pabst en All Quiet on the Western Front (1930) van Lewis Milestone spraken het grote publiek aan. Hierbij was het succes niet alleen toe te schrijven aan een eerlijke weergave van de werkelijkheid van de oorlog, maar ook aan de herkenbaarheid van de gewone soldaat voor het grote publiek.

Scene uit All quiet on the Western Front (1930)

De massale veldslagen werden 'slechts een achtergrond' voor duidelijk herkenbare persoonlijkheden waarmee het publiek zich kon vereenzelvigen. Niet de legers, de militaire eenheden of hun aanvoerders, maar het individu, de gewone soldaat in de maalstroom van de geschiedenis, werd hiermee op de voorgrond geplaatst. De terugkeer naar de civiele wereld van de veteraan en het bedrog van zijn vriendinnetje was ook een opvallend nieuw thema in bijvoorbeeld The Big Parade.

Oorlogsveteranen als acteurs
Niet alleen als thema, maar ook als acteur speelden veteranen een rol in de oorlogsfilm. Erich Maria Remarque, auteur van het boek Im Westen nichts Neues, bedankte nog voor de hoofdrol in All Quiet on the Western Front. In 1958 maakte hij dat alsnog goed door een bijrolletje op zich te nemen. Dat was in de op zijn boek geïnspireerde film A Time to Live and a Time to Die over een Duitse soldaat in de Tweede Wereldoorlog. In Westfront 1918 speelde de acteur Fritz Kampers, die zelf gewond was geraakt in de loopgraven. Ook het tweede boek van Remarque werd verfilmd (The Road Back, 1931), waarmee het lot van veteranen in al zijn hoedanigheden en stereotypen zoals we die nu nog kennen, voor het eerst als centraal filmthema diende.

Veteranen werd ook bewust gevraagd in oorlogsfilms te acteren. In de Franse documentaireachtige film Verdun, visions d'histoire uit 1929 zijn alle acteurs, figuranten, technici en cameramensen daadwerkelijk veteranen uit de loopgraven. Dat gold ook voor de Duitse tegenstanders. Veel van hen waren overigens professioneel acteur en hoefden in feite alleen maar 'hun oude kloffie' aan te trekken.

Scene uit La Grande Illusion (1937)

Niet alleen zouden ze acteren in films, ze zouden ook films máken. De Franse veteraan Jean Renoir maakte in 1937 de oorlogsklassieker La Grande Illusion. De befaamde regisseur Orson Welles beschouwde dit als de beste oorlogsfilm ooit en op lijstjes van filmcritici scoort deze film altijd hoog. De film was een pleidooi voor de vrede aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog.

Jaren later werd Renoir gevraagd wat hij dacht van de invloed van dit soort films. Zijn ontnuchterende antwoord: ‘In 1937 maakte ik een film met de naam 'La Grande Illusion' waarin ik al mijn diepe gevoelens voor de zaak van de vrede probeerde te verwoorden. De film was erg succesvol. Drie jaar later brak de oorlog uit. Dat is het enige antwoord dat ik kan vinden...’

Deze uitspraken lijken het imitatiegedrag uit het begin van dit artikel te weerspreken. Er is dan ook moeite gedaan om dergelijke boodschappen weg te houden bij het grote publiek. Zo verhinderde Joseph Goebbels de vertoning van All Quiet on the Western Front in Berlijn. 'De Duitse soldaten-eer wordt bezoedeld door de filmjoden', zo luidde het credo. De film werd ook in Frankrijk en andere landen verboden, dan wel sterk gecensureerd. In de Verenigde Staten werd de film zelfs nog ten tijde van de Korea-oorlog gecensureerd. In Frankrijk werd het verbod op vertoning van All Quiet on the Western Front pas in 1963 opgeheven. Andere meesterwerken, zoals La Grande Illusion, was doorgaans overigens geen beter lot beschoren.

Films over de Tweede Wereldoorlog
Bij het uitbreken van 'de goede oorlog' in 1939 moest het Amerikaanse volk ervan overtuigd worden dat ook zij aan de oorlog moesten deelnemen. Verschillende filmmaatschappijen in Hollywood onderschreven deze gedachte.
 
Scene uit Sergeant York (1941)

De film Sergeant York, gemaakt vóór de intrede van de VS in de Tweede Wereldoorlog, is daarvan een uitvloeisel. Sergeant York was de meest gedecoreerde Amerikaanse militair in de Eerste Wereldoorlog. Aan de film over zijn heldendaden moest het Amerikaanse volk inspiratie ontlenen. De beoogde acteur voor de hoofdrol was dezelfde die de hoofdrol speelde in All Quiet on the Western Front: Lew Ayres. Deze Ayres was echter overtuigd pacifist en weigerde. Uiteindelijk kwam hij hier op de zwarte lijst te staan, waarna hij zich gedurende de oorlogsjaren verdienstelijk zou maken als hospik aan het front.

De ironie wilde echter dat de echte sergeant York er hetzelfde over dacht als Ayres. Uiteindelijk is de hele gewetensvraag een belangrijk deel van de film geworden, die eindigt met een volledige en dappere inzet in het gevecht. Een duidelijker boodschap was er niet.
Veteranen als filmmakers en acteurs zouden hun eigen zaak ook direct op de kaart zetten. Immers, je mag dan wel een in 'goede oorlog' hebben gevochten, velen waren er nog lang niet klaar mee.

Deze boodschap zat luid en duidelijk in The Best Years of Our Lives uit 1946. De film handelt over drie veteranen die hun leven na de oorlog weer proberen op te pakken. De film kreeg zeven Oscars en werd een kassucces. Regisseur William Wyler, zelf een veteraan, zou later verklaren: ‘Dit is het soort film dat ik nooit had kunnen maken als ik niet zélf in de oorlog was geweest. Ik kwam twee keer van een oorlog naar huis en ik weet hoe je je dan voelt.’
 
Scene uit The Best Years of Our Lives uit (1946)

Het bijzondere aan de film is dat een van de hoofdrolspelers, Harold Russel, die een invalide matroos speelt, feitelijk zijn eigen leven speelt. Russel had namelijk beide handen verloren bij een explosie.

Helden en anti-helden in oorlogsfilms
Ondertussen werden natuurlijk ook films gemaakt die de strijd zelf als onderwerp hadden. In de periode na de Tweede Wereldoorlog is de meest directe link tussen veteranen en films gelegd door Audie Murphy. Als held en meest gedecoreerde Amerikaans militair kreeg deze veteraan de kans een filmcarrière op te bouwen. Zo schitterde hij in The Red Badge of Courage (1951). Deze film handelt over alle angsten van een soldaat tijdens een veldslag in de Amerikaanse burgeroorlog. Latere ontboezemingen zouden leren dat de rol Audie Murphy op het lijf was geschreven.
 
Scene uit To Hell and Back (1955)

In 1955 speelt hij de hoofdrol in zijn eigen autobiografische film To Hell and Back. Ook deze film werd een kassucces. In de jaren zestig bleek overigens dat ook het leven van Audie Murphy, de held van het slagveld en het witte doek, een keerzijde kende. Zijn vrouw biechtte op dat hij nooit zonder pistool onder zijn kussen kon slapen en dat hij werd geplaagd door vreselijke nachtmerries. Audie Murphy zou zich in die tijd ook ontpoppen als voorvechter voor een goede opvang van veteranen.

Ook in klassiekers als The Longest Day en A Bridge Too Far is de rol van veteranen prominent. Vele veteranen leefden nog, waardoor zij als adviseur betrokken konden worden. Een grappig detail is dat de Britse major-general Roy Urquhart, adviserend bij A Bridge Too Far, nog nooit van Sean Connery had gehoord die hem in de film zou spelen en er niets van begreep dat zijn dochters daar zo enthousiast over waren.

Dirk Bogarde, die in dezelfde film de rol van generaal Browning speelt, was zelf als lid van de Britse inlichtingendienst in het operatiegebied van Arnhem in 1944 actief geweest. In The Longest Day wordt de rol van major Howard, van de 6th Airborne Division, gespeeld door Richard Todd. Todd had daadwerkelijk bij die eenheid gediend tijdens D-Day. En korporaal Bill Millin speelt in deze film nota bene zichzelf als doedelzakspeler.

Deze films grepen terug op de zogeheten 'goede oorlog'. Toch zou een van de krachtigste (anti-)oorlogsfilms in de filmgeschiedenis weer teruggrijpen op de 'foute oorlog'. Aan het begin van zijn carrière maakte de toen 29-jarige Stanley Kubrick de film Paths of Glory (1957). Deze film was gebaseerd op het boek van Humphrey Cobb uit 1935, dat handelde over de talloze compensatie- en rehabilitatieprocessen die Franse veteranen tegen hun eigen (militaire) autoriteiten voerden.
 
Scene met Kirk Douglas uit Paths of Glory (1957)

De film, met in de hoofdrol Kirk Douglas, gaat over drie Franse soldaten die na een hopeloze en vruchteloze aanval in de Eerste Wereldoorlog door het lot worden aangewezen om - als voorbeeld en ter aanmoediging van de anderen - geëxecuteerd te worden. De film werd in Frankrijk onmiddellijk verboden. Kubrick mocht hem daar niet eens opnemen.

Een aantal decennia later zou overigens de Franse cineast Jean Pierre Jeunet met Un long dimanche de fiançailles (2004) dezelfde door veteranen aangeklaagde praktijken verfilmen. Nu ging het om het geval van vier soldaten die, ter dood veroordeeld, werden gedwongen het niemandsland te betreden om te sterven. Zonder de veteranen was deze praktijk nooit door Frankrijk toegegeven. Ditmaal was er alleen maar bijval in Frankrijk.

Autobiografische invloeden op oorlogsfilms
De Amerikaanse regisseur Oliver Stone gebruikte zijn eigen ervaringen als Vietnamveteraan in zijn film Platoon (1986). Ook hier blijkt er buiten de directe vijand in eenieder die de strijd in gaat ook een andere vijand te zijn waartegen gestreden moet worden: de vijand in jezelf. De beide sergeanten in de film verbeelden de uitersten tussen oorlogsmisdadiger en oorlogsheld, die tegelijkertijd ook weer zo dichtbij elkaar liggen. Bij die strijd op overleven was het in de herinnering van Stone niet mogelijk een duidelijke scheidslijn aan te geven.

De film Saving Private Ryan (Steven Spielberg, 1999), die door zijn schokkende openingsscènes van de landing in Normandië meteen een klassieker is geworden, lijkt ook het onderwerp van de verwording van de menselijke geest in deze film over de goede oorlog te belichten. Zo blijkt, net als in de ook door Spielberg (en acteur Tom Hanks) geproduceerde serie Band of Brothers, dat veel van onze bevrijders er weinig moeite mee hadden Duitse krijgsgevangen te doden. Bij de serie en de film werden veteranen als voornaamste bron en adviseur gebruikt.
 
Scene uit The Thin Red Line (1998)

Een andere film uit diezelfde tijd die, misschien niet bij het grote publiek, maar zeker bij de critici hoge ogen gooide, was The Thin Red Line (1998) van Terrence Malick (winnaar Gouden Beer in Berlijn). Deze film is gebaseerd op het autobiografische verhaal van James Jones uit 1962. Jones was ook de auteur van het beroemde (en ook verfilmde) boek From Here to Eternity uit 1952.

Hij heeft dit verhaal gebaseerd op zijn eigen ervaringen bij de strijd op Gualdacanal in 1942. Hij raakte er gewond aan zijn hoofd en verkreeg er naast de Purple Heart ook de Bronze Star voor getoonde moed. Hij keek er met een voor zichzelf onbegrijpelijk soort heimwee op terug. ‘Hoe groter de afstand, hoe groter het avontuur. Maar mijn God, wat was het mooi!’, zou hij erover opmerken.

De hiërarchie in de krijgsmacht was echter niets voor de auteur, getuige ook zijn eigen carrière, waarin hij tot tweemaal toe van sergeant tot soldaat werd gedegradeerd. In de film lijkt dit alles uitstekend verbeeld te worden. De onwerkelijke schoonheid van de beelden van de natuur, de (in het boek homo-erotische) kameraadschap en de sensuele herinneringen van de geliefden thuis worden afgewisseld met beelden van angstige soldaten in verwarrende gevechten, hiërarchieke slappelingen en Amerikaanse militairen die stervende Japanse militairen de gouden tanden uitrukken. De 'dunne rode lijn' tussen ‘the sane and the mad’, die bij het overleven op het slagveld onherroepelijk lijkt, krijgt de toeschouwer van deze film met bijna bizarre contrasten in de schoot geworpen.

De thema's van de films van Oliver Stone en Steven Spielberg komen daarmee samen in deze film. Aan het eind van het boek, als de overlevenden worden ingescheept, zegt iemand: ‘Een van hen zou eens een boek gaan schrijven over dit alles, maar niemand zou geloof hechten aan dat boek, want niemand zou het zich op deze manier herinneren.’ Sprekend over oorlogsfilms zou dit ook voor deze films wel eens een profetie kunnen zijn.

Nieuwe oorlogsfilms: grimmige rauwheid zonder heldendom
Filmcritici zullen bij deze opsomming ook altijd de film Regeneration (1997) noemen. Deze film verscheen onlangs onder de titel Behind the Lines op DVD. Samen met de hierboven genoemde films completeert deze Britse film, die handelt over een fictieve ontmoeting in de Eerste Wereldoorlog tussen de oorlogsdichters Wilfred Owen en Siegfried Sassoon in het psychiatrische ziekenhuis van Dr. Rivers, wat in de andere films uit het eind van de jaren negentig misschien nog wel ontbreekt.
 
Scene uit Regeneration (1997)

Regisseur Gillies MacKinnon laat als geen ander de verwoestende uitwerking van het frontleven op de menselijke geest zien. De film is gemaakt naar het boek van Pat Barker, die voor het schrijven van deze roman terugviel op de geschriften van en over de twee oorlogsdichters en de militaire psychiater Dr. Rivers. Bij het begrijpen van zijn patiënten vraagt Dr. Rivers hoe het voelde om de loopgraaf uit te moeten en op de vijand af te gaan. ‘Het was net seks - opwindend en bespottelijk’, was het antwoord. Deze ontluisterende respons geeft in één zin de kracht weer van deze film.

Ondertussen is de autobiografische film The Big Red One van Samuel Fuller vorig jaar gereconstrueerd. Fuller, veteraan uit de Tweede Wereldoorlog en regisseur, is inmiddels overleden, maar de reconstructie van zijn film had hij waarschijnlijk met genoegen gezien.
Toen hij zijn film in 1980 wilde uitbrengen, moest hij drastisch worden ingekort om aan de Hollywood-eisen te voldoen. Van een Hollywoodfilm met heldhaftige Amerikaanse soldaten die door Europa struinen is het nu een epos geworden waar alleen de grimmige rauwheid van bijblijft. Een realisme waarin geen plaats is voor heldendom.

De romantiek is hiermee ook bij de 'goede oorlog' voorgoed verdwenen. In de praktijk lijken het dus vooral de veteranen te zijn, zeker naarmate de tijd verstrijkt, die ons via film een beeld kunnen geven van wat oorlog werkelijk betekent.
 
Scene uit Black Hawk Down (2001)

Even leek het erop dat in Hollywood een stilte aangebroken was met betrekking tot de meer recente oorlogen. Dat zou wel eens een stilte voor de storm kunnen zijn. In 2001 verscheen de film Black Hawk Down over de mislukte Amerikaanse invasie in Afrika; een film die goed scoort bij jonge en oude veteranen.
 
Scene uit Jarhead (2006)

In januari 2006 verschijnt de film Jarhead, die gaat over de Golfoorlog, in Amerika in première. Het is een film die gebaseerd is op het opzienbarende en rauwe boek van Anthony Swofford, zelf een Golfoorlogveteraan. Als de eerste berichten juist zijn is dit opnieuw een realistische film waarin geen plaats meer is voor heldendom.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in:
 Checkpoint  - Maandblad voor veteranen n
r. 10 - december 2005


▬ Bovenstaand artikel is op deze website geplaatst met toestemming van de uitgever van Checkpoint - Maandblad voor veteranen. De auteursrechten berusten bij de auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is uitdrukkelijk toestemming vereist van de uitgever van Checkpoint. © Gielt Algra - 2005.

naar homepage


eXTReMe Tracker