naar homepage - naar ooggetuigenpagina


Parijs in oorlogstijd – augustus 1914
Dagboekaantekeningen van Leo Faust te Parijs

2 Augustus 1914
Heel Europa overdekte zich met soldaten. En toen werd ook, gisteravond, in Frankrijk de algemeene mobilisatie bevolen. De emotie welke deze tijding in de stad te weeg bracht, valt niet te beschrijven. Ieder begreep de portée van den stap, welke oorlog beteekent. Doch blijdschap was toch het overheerschende element in de stemming. Blijdschap en trots.

Tegen middernacht werden de biljetten overal aangeplakt met twee gekruiste vlaggen in kleuren er boven gedrukt. Maar het nieuws was toen al enkele uren bekend; de avondbladen hadden het gebracht. En de onder de wapens geroepenen waren reeds bezig zich gereed te maken.

Terwijl ik dit schrijf, maakt menig gezin zeker moeilijke oogenblikken door. Vele zijn er, die hun hoofd en kostwinner zich zien scharen onder het vaandel; vele andere, die drie, vier zonen naar de grenzen zien trekken. Een mijner kennissen, wiens eenige dochter vandaag begraven wordt, moet alle drie zijn zoons afstaan aan het leger. De flinkheid, de manlijkheid waarmee dergelijke offers gebracht worden, verdient de grootste bewondering.
- 'Vous partez ?'
- 'Demain.'
- 'Allons, bon courage, alors!'

En men scheidt met een handdruk.

Straks, als de mannen, de jongens vertrokken zijn, zullen de vrouwen een stil hoekje opzoeken om te gaan uitschreien en ook de heengaande zal misschien weleens zijn oogen afvegen – maar voor het oogenblik houdt ieder zich goed. Helden.

Maandag 3 Augustus 1914
Sommige oogenblikken kan ik het mij nog niet begrijpen, dat nu de groote Europeesche oorlog begonnenis! De hemel welft zich net als anders, en zelfs de stad biedt, oppervlakkig bekeken, niet veel bizonders, - heeft alleen een 'n beetje Zondagsch aanzien, doordat er van de tien winkels negen gesloten bleven.

Doch als ge wat scherper oplet, ontdekt ge toch wel allerlei beangstigend vreemde dingen. Zoo zijn gisterenavond alle zaken van Duitschers of Oostenrijkers in de stad vernield en geplunderd. Hier en daar ziet men zoo'n gebrandschat huis. Een hoop lompen en scherven op de stoep, - “c' est tout”! De winkel is een gapende leegte, zonder vensters of deuren!

Zoo werden alle etablissementen van Maggi door de heele stad verwoest. Zoo werden op de groote boulevards het Café Viennois en de comestibles-zaak van Appenrodt leeggedragen. En zoo werd in het Café Pschorr op den Boulevard de Strasbourg alles kort en klein geslagen. Alleen de muren van dit enorme koffiehuis staan er nog. Maar geen stoel of geen tafeltje heeft het verwoede volk heel gelaten. Honderden vierkante meters spiegel zijn in gruizelementen geslagen; honderden marmerplaten tot scherven gemaakt.

Het gevolg van deze vandalismen is geweest, dat alle Fransche huizen hun gevels versierd hebben met Fransche vlaggen en met allerlei mededeelingen, waarin het 'maison française' en 'le patron est sous le drapeau' den boventoon voeren. En de zaken die een verdacht kleurtje hebben en nog bewaard bleven voor de plunderaars, haasten zich om de opschriften op hun gevel te wijzigen en zooveel mogelijk te doen blijken van hun Fransch-gezinde gevoelens.

Een ken ik er, welke den naam kocht van een armen drommel, en nu op een groot scherm boven de deur vermeldt, dat de 'eigenaar'.... (volgt een volbloed Fransche naam, de gekochte) voorzitter is van de 'Société des Oeuvres Philantropiques de la Dordogne' ! Als dàt niet pakt, pakt niemendal!

De verkeersmiddelen staan bijna allemaal stil. De motorbussen zijn in beslag genomen door het leger, als zijnde hoogst-practische vervoermiddelen voor proviand, ammunitie, enz. en later ook voor gekwetsten. De metro heeft de meeste lijnen gesloten wegens gebrek aan personeel. Het aantal taxi' s en snorders is om dezelfde reden gedecimeerd.

De stad is vol vage geluiden. Telkens weer hoort men ergens juichen of zingen. Vooral wanneer er een afdeeling soldaten voorbij trekt, wordt het enthousiasme frenetiek. In de Rue Lafayette zag ik vanmiddag een generaal te paard, met eenige officieren van zijn staf. Het geschreeuw en het hoedengezwaai scheen geen einde te nemen. En een oud vrouwtje wierp den kranigen bevelvoerder een ruikertje bloemen toe, dat zij bij zich had, roepend: 'Tenez, allez me planter cela en Allemagne!'

Donderdag 6 Augustus 1914
Zooëven, klokke acht, zijn alle café' s door de heele stad gesloten. Parijs is in staat van beleg verklaard en na zonsondergang is 't hier saaier dan in een dorp.

Over de donkere straat glijden de machtige zoeklichten van den Eiffeltoren en het Panthéon. Zooals in vroeger tijd de torenwachters waakten over de rust der aan hun hoede toevertrouwde stad, zoo staan thans op de derde étage van den Eiffeltoren de genie-soldaten den nacht te doorvorschen met verrekijkers en electrische zoeklichten.

Men heeft daar - op 300 meter hoogte - acht kanonnen geheschen en die opgesteld met de vuurmonden naar de vier windstreken gericht. Parijs zal althans niet slapend door de Zeppelins worden overvallen.

Vanmiddag ben ik eens gaan kijken bij de fortificaties aan den kant van Clichy. Voor zoover dan altijd men ze kàn naderen zonder vrees van te worden opgepikt als spion. Veel bizonders was er niet te zien. Alleen vond ik, op een open terrein, een paar honderd paarden. Zij waren gerequireerd in de boerenhofsteden zoowel als in de stallen der kasteelen en er bevonden zich dus de meest uiteenloopende types onder.

Een stelletje van die logge, zware 'canassons', die gewend waren den ploeg te trekken, met dikke nekken en korte, gespierde beenen, werden geleid door eenige reservisten in boeren-kleeren. Daarnaast wachtten een aantal fiere rijpaarden met satijn-glanzende robes. Een oude koetsier, bedrukt kijkend alsof hij ging scheiden van zijn beste vrienden, voerde twee vierkante rijtuigpaarden aan de hand. En een norsche staljongen, van het soort dat ge veelvuldig op de course-terreinen ontmoet, begeleidde een paar volbloeds, harmonieus van lijn.

Ik las dezer dagen dat ook Lord Loris, de winner van den Grand Prix, een hengst die in de pur-sang-fokkerij zijn gewicht aan goud waard was, door de remonte is opgeëischt....

Toen ik naar huis terug wou keeren, klonk plotseling een schetterende trompetfanfare en aan een kromming van den straatweg verscheen een regiment kurassiers. Kranig en imposant trokken zij voorbij, glimlachend, onder de met een leeren hoes overdekte helmen, naar de vrouwen die hun kushanden toewierpen. Bloemen vlogen door de lucht en bleven hangen in de manen, in de bepakking der ruiters.

De kolonel hield een tak groen in de hand, welken een kleine jongen hem had toegereikt. Iedereen op den weg hield stil en ontblootte het hoofd. Iedereen juichte den kalmen en fieren soldaten toe, die naar de slachting gingen als naar een feest; iedereen riep hen na: 'Au revoir! Au revoir!' Jonge meisjes zoenden de handen der ruiters hartstochtelijk.

En de paarden, de werkpaarden en de luxe dieren, die straks oorlogspaarden zullen worden, hinnikten, zetten zich schrap en trokken aan den teugel alsof ze het regiment wilden volgen en alsof ze reeds opsnoven den dronken-makenden geur van het kruit.

Maandag 10 Augustus 1914
Het is een droevige lectuur: de verhalen in de bladen, van al de Duitschers hier in Parijs, die bij het bekend worden van het uitwijzingsbesluit zich van kant maakten liever dan naar hun vaderland terug te keeren! Het woord 'vaderland' moet voor die ongelukkigen wel àl zijn charme hebben verloren! Welk een hardheid, welk een stugheid, welk een afstootelijkheid moet er voor hen in schuilen!....Das teure Deutsche Vaterland!....Die Heimat.....” Bittere ironie!

In Versailles heeft eene kleine Duitsche dienstmeid een einde aan haar leven gemaakt, omdat men haar naar Duitschland terug wilde brengen! Zóó aantrekkelijk weten de Franschen het leven te maken, niet alleen voor de vreemdelingen, die hier uitspanning en vermaak zoeken, doch zelfs ook voor die welke hier komen werken, in ondergeschikte dienstbetrekking!

Waar ter wereld zou het mogelijk zijn, dat een Française niet dadelijk terug zou willen naar haar land, als men haar de gelegenheid bood om te gaan?.... In hetzelfde Versailles heeft gisteren een jonge Duitsche caissière zich twee revolverkogels in het hoofd gejaagd. En hoevelen er aan het bevel hebben gehoorzaamd met looden schoenen en droefheid in het hart – dat is niet na te gaan!

Vrijdag 21 Augustus 1914
Ook onder de alhier gevestigde vreemdelingen is het enthousiasme groot. Gisteren was het de laatste dag der mobilisatie en heden de dag, door de militaire administratie bestemd voor het in ontvangst nemen van vrijwillige engagementen van vreemdelingen, die dienst wenschten te nemen in het Fransche leger. Op dezen eersten dag boden zich hier....40.000 vreemdelingen aan!....

Parijs is een stad van “queue”-makers, deze dagen. Voor allerlei gebouwen ziet men een stoet wachtenden staan: hier zijn het menschen die een telegram willen laten viseeren door den politie-commissaris van hun wijk (de telegraaf-bureaux mogen geen ènkel telegram aannemen, dat niet aldus voor 'gezien' geteekend is) en ginds zijn het lieden die inlichtingen komen inwinnen omtrent het welzijn van te velde staande bloedverwanten.

Anderen willen zich laten vaccineeren; wéér anderen komen den onderstand halen waar zij recht op hebben; nog weer anderen hebben een 'sauf conduit' noodig om de stad te verlaten of een 'permis de séjour' om in de stad te mogen blijven, of een attest dat zij Franschman zijn, om op hun ruiten te plakken, of een 'laissez passer', of een “brassard”, om ongehinderd naar hun werk te komen.

Parijs is een stad van “queuen”, en daar al dit nieuwe nog in primairen staat van organisatie verkeert, en men overal handen te kort komt, groeien de “queuen” aan en is het wachten, wachten uit den treure! Doch een queue als die van de vreemdelingen, die Fransch soldaat wilden worden, een “queue” van veertig-duizend menschen, hadden wij hier in Parijs toch nog niet gehad!

Het was een imposant schouwspel. De Italianen, de Belgen, de Engelschen, de Amerikanen, de Turken.... hadden vlaggen meegebracht en schaarden zich onder hunne nationale standaarden. Vijfduizend Italianen waren daar; ongeveer een gelijk aantal Russen; tweeduizend Belgen, enz. enz.

En, hetgeen te denken geeft: ruim achthonderd Duitschers en Oostenrijkers boden zich aan, om onder de blauw-wit-roode vlag hun vaderland te bestrijden!....'Lieb Vaterland!'....

Ik heb nooit medelijden kunnen gevoelen met ouders, wier kinderen tegen hen opstaan! Als dat gebeurt, is het altijd de schuld van de ouders, en - hoewel ik erken, dat de straf hard is - het is een straf en beklagen kan ik hen niet. Eerder gaat mijn deernis in zulk een geval uit naar de kinderen zelf! En zooals het in gezinnen gaat, gaat het ook in Rijken.

Die ongelukkige Duitsche meisjes hier, die een einde aan haar bloeiend leven hebben gemaakt, liever dan naar Duitsland terug te keeren, - die beklagenswaardige mannen, die onder Fransche vlag gaan strijden tegen hunne 'Heimat' – (ook voor hèn heeft dit woord eenmaal een zoeten klank gehad!) -, zij zijn slachtoffers ! Zij zijn het niet-vroolijk tehuis ontloopen en zij hebben in den vreemde een onderdak en een omgeving gevonden, beter passend bij hun aard.

Nu staan zij voor het vreeselijke dilemma: zich partij te stellen in den moordenden strijd tusschen het eigen volk, dat hun liefde heeft verloren en de vreemde natie, die haar heeft gewonnen. Het is een van de vele drama's, welke het groote Drama in zich sluit.

Dinsdag 1 September 1914
Er schijnen hier toch nog enkele addertjes aan den boezem gekoesterd te worden. Vanmiddag trokken er vier 'vrouwen' bij mij door de straat, gekleed in de Duitsche kleuren, 'Die Wacht am Rhein' zingende (!) en met groote Duitsche vlaggen zwaaiende!

In een oogwenk was er een ziedende volksmenigte om hen heen, die hen aan een lantaren wou opknoopen, en er bleek een sterke politiemacht noodig om hen te ontzetten en naar de politiepost te brengen.... Waar uitkwam, dat men te doen had met verkleede mannen!! Waanzinnigen?.... Men moet het wel gelooven. 'Spionnen' waren het zeker niet. Die gaan minder ostentatief te werk....

Gistermiddag hebben we van twee Duitsche aviateurs tegelijk bezoek gehad. Toevalligerwijs bevond ik mij op een paar honderd meter afstand van de plaats waar een der bommen neerkwam en kon ik constateeren, dat ook in dit opzicht de Parijsche bladen de zaak weer lichtelijk onschuldiger voorstellen dan zij in werkelijkheid is.

Volgens hen richten de projectielen bijna geen schade aan. Het zijn 'des ordures' (vuiltjes), en het schieten dat men op de Duitsche vliegers doet, noemen de kranten met een meer geestige dan wel juiste woordspeling op den naam 'Taube', waarmee de Duitsche toestellen aangeduid plegen te worden:...'Le tir aux pigeons!' Nu, dit was géén vredes-duif!

Een vuurstraal en een donderend geraas, alsof voor uw voeten de bliksem inslaat, ziedaar het effect van één zoo'n 'vuiltje', dat - een weinig náást het doel: het was blijkbaar bestemd voor het station St. Lazare - neerviel op een der bijgebouwen van de magazijnen van den Printemps.

Ik stond, gelijk gezegd, tweehonderd meter daarvandaan met een aantal Parijzenaars de evoluties van den vlieger te volgen, toen de slag weerklonk. En zelfs op den afstand waar ik mij bevond, voelde ik den luchtdruk als een forschen duw tegen de borst, welke mij bijna achterover deed tuimelen.

Na den eersten schrik herstelden wij ons gauw. En terwijl eenige dames schreeuwend en krijtend wegliepen, sommigen met de handen voor de oogen, en een schuilplaats zochten wáár er zich slechts een aanbood, al was het ook maar een zonnescherm boven het terras van een café, begaf ik mij met nog eenige anderen op een drafje naar de plaats waar wij de bom hadden zien vallen.

De nauwe straat was in een wolk van kalkstof gehuld, die pijn deed aan de oogen. Glasscherven lagen overal op den grond. De bovenverdieping van het huis, waarop het helsche projectiel was neergekomen, lag vrijwel in puin. Een man bleek gedood, een kind, een blond meisje van 'n jaar of vijf, zag ik bewusteloos en gewond in een brancard gedragen worden. De moeder stond erbij te snikken.

Intusschen kringelde de Duitsche aeroplaan nog steeds boven onze hoofden. Na de ontploffing was hij wat hooger gestegen, doch nu zakte hij weer, - hij werd grooter en grooter, donker zwenkte zijn schaduw over de straat, en als een adelaar die zijn prooi zoekt vloog de 'Taube' - (o! ironie!) in wijde kringen over ons heen.

Ik verzeker u, dat het een ongemoedelijke gewaarwording was! Om mij heen werd geroepen: 'Descendez le sale boche!' Een meneer kwam met een jacht-buks op zijn balkon en begon zenuwachtig te schieten. In de verte dreunden schoten uit de kanonnen van den Eiffeltoren. Toen verdween de vlieger achter de huizen en koos 'het hazenpad.'

Nog lang stonden zenuwachtige groepen, pratend, bewerend, uitleggingen gevend, gesticuleerend voor het gedeeltelijk verwoeste huis. Het begon te schemeren, aan den donkerenden hemel vertoonden zich, aarzelend, de eerste sterren. Een liefelijke avond.... een kalme nacht. En veel Parijzenaars zijn lang blijven uitkijken naar de zoeklichten van den Eiffeltoren.

Personalia Leo Faust (1878-???)
Leo Faust was journalist en auteur van romans en (reis)gidsen Parijs zoals Nieuwe gids van Parijs: (Parijs in tien dagen) (1927). Het jeugdboek De mannetjes-putters van het 9e (1915), waarin de heldendaden van een Frans legeronderdeel in de strijd tegen de Duitsers worden beschreven, werd door hem uit ’t Frans vertaald.

Toen de oorlog uitbrak, bevond Leo Faust zich in Parijs. In de periode van 2 augustus 1914 tot 14 juli 1915 hield hij een dagboek bij. Zijn pro-Franse respectievelijk anti-Duitse instelling houdt hij daarin niet voor zich. Deze dagboekaantekeningen verschenen eerst in briefvorm in Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië (Batavia ). In 1915 verscheen een bundeling van deze brieven onder de titel Faubourg en Boulevard in Oorlogstijd. Dagboek van een Hollandschen journalist te Parijs. Het dagboekfragment dat hierboven is weergegeven, had oorspronkelijk geen titel.

  naar homepage - naar ooggetuigenpagina