naar veldslagenpagina


          Oorlog in het noordoosten van Frankrijk 

  De oorlog in de periferie

door Marinus van Santen

De krijgsplannen van Frankrijk en Duitsland
De gevechten in augustus-september 1914 
De strijd om de saillant van Saint-Mihiel (1915-1918)

Inleiding

C' est l'Alsace et la Lorraine 
C' est l'Alsace qu 'il nous fait. 
Oh, oh, oh, oh! 

Liederen zoals het bovenstaande werden uit volle borst gezongen door enthousiaste Franse soldaten, die begin augustus 1914 op weg waren naar hun oorlogsbestemming. Zij waren er blijkens de tekst van hun gezang zeker van, dat de bevrijding van de meestal in één adem genoemde gebieden Elzas en Lotharingen het doel van hun optreden was. Beide landstreken hadden sinds de vroege Middeleeuwen beurtelings, maar ook gelijktijdig, Duitse en Franse invloeden ondergaan. 

klik hier voor vergroting klik hier voor vergroting
Bij het uitbreken van de oorlog werden in Duitsland en Frankrijk de naar het front vertrekkende troepen luid toegejuicht. 

In 1634 was Lotharingen uiteindelijk door kardinaal Richelieu bij Frankrijk gevoegd en in 1648 werd ook de Elzas onder de Franse kroon gebracht. Deze situatie veranderde in het jaar 1871. Toen werd namelijk in het zogeheten Verdrag van Frankfurt bepaald dat de gehele Elzas en ongeveer een vijfde deel van Lotharingen (het gedeelte dat aansloot bij de Elzas en zich in westelijke richting uitstrekte tot een lijn die liep van Toul tot Longwy) bij het zojuist geproclameerde Duitse keizerrijk zouden behoren. Deze voor Frankrijk desastreuze ontwikkelingen waren het gevolg van de nederlaag die het had geleden in de Frans-Duitse Oorlog (1870- 1871). 

klik hier voor vergroting klik hier voor vergroting
Franse (linkerfoto) en Duitse troepen vertrekken 
per trein naar het front. 

De Franse buitenlandse politiek is sinds de zestiende eeuw tot in onze tijd er op gericht geweest het ontstaan van een verenigd Duitsland te voorkomen. Toen die eenheid zich in de jaren zestig van de 19e eeuw toch aankondigde, met de Pruisische kanselier Otto von Bismarck als promotor, trachtte de Franse keizer Napoleon III (neef van dé Napoleon) dit proces te stoppen. De politieke spanningen die daar het gevolg van waren, leidden tot voornoemde oorlog, met een afloop die Frankrijk gefrustreerd en vernederd te neer deed zitten. Tot 1914 zou het standbeeld ter ere van Lotharingen op de Place de la Concorde in Parijs met een rouwfloers omhangen blijven... 

  De krijgsplannen van Frankrijk en Duitsland
De Franse generale staf was zich zeer bewust van de breed gedragen wil om revanche te nemen voor de nederlaag van 1871, hetgeen in de meeste oorlogsplannen is terug te zien. Ging het prozaïsch aangeduide Plan XV nog uit van een strategische verdediging, in geval van een oorlog met Duitsland, Plan XVI uit 1911 ademde duidelijk de geest van l'offensive à l'outrance. De aan de oostgrens geconcentreerde Franse strijdkrachten dienden onmiddellijk na het begin van de vijandelijkheden in de aanval te gaan en Elzas-Lotharingen te bevrijden. 

Een nieuwe opperbevelhebber van het Franse leger, generaal Victor Michel bleek over een vooruitziende blik te beschikken. Hij ging ervan uit dat de Duitsers in een toekomstige oorlog zijn land via België zouden binnenvallen. Daarom wilde hij het bestaande krijgsplan radicaal wijzigen. Het Franse leger moest, ongeacht de Belgische neutraliteit het grondgebied van de noorderbuurman binnentrekken, teneinde de confrontatie met de Duitse hoofdmacht aan te gaan (in feite zien wij hier het plan, zoals de Fransen dat in 1940 hebben uitgevoerd). Het naar hem genoemde Plan-Michel zou bij de uitvoering ervan echter verregaande internationale gevolgen hebben. Door het schenden van de Belgische neutraliteit zou de goede relatie met Engeland totaal worden verstoord. De regering verwierp dan ook het voorstel en generaal Michel werd van zijn commando ontheven. 

De nieuwe man heette Joseph Joffre. Zijn Plan XVII hinkte op twee gedachten en weerspiegelde daarmee de strategische discussie van de voorafgaande jaren. Onmiddellijk moest een offensief met twee speerpunten worden ingezet, ter weerszijden van de regio Thionville-Metz, met de bevrijding van Elzas-Lotharingen als doel. Tegelijkertijd dienden evenwel twee van de Franse legers te worden voorbereid op een snelle verplaatsing naar het westen, als de Belgische neutraliteit door Duitsland zou worden geschonden. Dit was het plan dat in 1914 werd uitgevoerd. Aan Duitse kant werd gebruik gemaakt van het Plan Schlieffen, dat een veel langere ontstaansgeschiedenis kende dan zijn Franse tegenhanger. 

klik hier voor vergroting klik hier voor vergroting klik hier voor vergroting
Van links naar rechts: 
De linkerkaart geeft een compleet overzicht van het strijdtoneel in de beginmaanden van de oorlog. De middelste kaart is een kleiner gedeelte hiervan. De rechterkaart geeft een overzicht van de strijd tijdens de 'race naar de zee'. 

Als gevolg van de Frans-Russische samenwerking in het begin van de jaren negentig van de 19e eeuw was de Duitse generale staf zich intensief gaan voorbereiden op een twee-fronten-oorlog. Dit leidde in 1906 tot een definitieve notitie, beter bekend als het bovengenoemde plan. Von Schlieffen ging uit van de veronderstelling dat Frankrijk de neutraliteit van de Lage landen en Zwitserland niet zou schenden en haar hoofdmacht zou concentreren tussen Belfort en Sedan. De Duitsers zouden een schijnaanval doen en zich vervolgens in Elzas-Lotharingen terugtrekken. De hoofdmacht zou, met als draaipunt de regio Thionville-Metz, de bekende sikkelbeweging met een zo sterk mogelijke rechtervleugel maken en het Franse leger insluiten. Het noordoosten van Frankrijk speelde, wel gemerkt, in het plan een secundaire, hoewel niet onbelangrijke rol. In Lotharingen moest nog een bescheiden strijdmacht worden gelegerd, terwijl de Elzas nauwelijks zou worden verdedigd. Het wijken voor een te verwachten Franse opmars in deze streken paste zelfs uitstekend in het plan; de tegenstander zou op deze wijze namelijk steeds dieper in de val lopen. 

Dit veranderde met de komst van de nieuwe legerchef Helmuth von Moltke. Eén van de wijzigingen die hij in het plan aanbracht was het versterken van de linkervleugel van de op te stellen Duitse strijdkrachten ten koste van de rechtervleugel. Hierdoor kregen de operaties in het noordoosten automatisch meer gewicht.


  De gevechten in augustus-september 1914 
Aan Franse zijde begonnen de vijandelijkheden met de uitvoering van het optimistische gedeelte van Plan XVII: de opmars in Elzas-Lotharingen. Na een eerste inval op 7 augustus, waarbij het in de zuidelijke Elzas gelegen Altkirch als eerste stad na 1871 werd heroverd en op 8 augustus Mulhouse weer voor één dag Frans werd, begon op 14 augustus de Slag om Lotharingen. Behalve de aanval in het zuiden door het Leger van de Elzas onder generaal Pau, was het hoofdoffensief geconcentreerd ten zuidoosten van Metz. Het Eerste Leger (generaal Dubail) en het Tweede (generaal de Castelnau) rukten op in de richting van Sarrebourg. Doordat de Duitsers volgens plan terugtrokken verliep de opmars aanvankelijk voorspoedig. De toppen en passen in de Vogezen werden door de Fransen bezet en Sarrebourg viel op 18 augustus in hun handen. 

Inmiddels was Mulhouse ook weer Frans geworden. Maar de vreugde was van korte duur. Het Duitse Zesde Leger onder kroonprins Rupprecht van Beieren en het Zevende Leger, geleid door generaal von Heeringen zetten de tegenaanval in. Zij dreven de Franse legers terug. De nog altijd in hun negentiende-eeuwse uniformen gestoken Fransen leden tijdens deze dagen zware verliezen. Tussen 20 en 23 augustus sneuvelden 40.000 Franse militairen, waarvan op de 22ste maar liefst 27.000 (de hoogste verliezen op één dag van het Franse leger in WOI). 

klik hier voor vergroting klik hier voor vergroting klik hier voor vergroting
Van links naar rechts: 
Een Duits 42cm mortieren (gebruikt bij de beschieting van de forten van o.a. 
Luik en Antwerpen) wordt opgebouwd. 
Een foto van een straat in Lille na een beschieting (oktober 1914)
Gesneuvelde Franse militairen in de buurt van St. Laurent (oktober 1914)

De Oberste Heeresleitung geraakte door de Duitse successen in Lotharingen in een euforische stemming. Von Moltke gaf beide legers opdracht om het offensief voort te zetten, teneinde de verdedigingswerken bij Nancy te veroveren. De niet langer defensief opererende linkervleugel zou zo kunnen bijdragen tot een reusachtige herhaling van de slag bij Cannae: de gehele vijandelijke strijdmacht omsingeld in een gelijktijdige tangbeweging vanuit het oosten en het westen. Daartoe moest de in opzet immers zwakkere linkervleugel worden versterkt. Het Zesde en het Zevende Leger kregen daarom reserves toegewezen die bestemd waren voor de legers op de rechtervleugel. 

Doordat bovendien legereenheden hadden moeten achterblijven voor de belegering van Antwerpen en Maubeuge, en er verder twee legerkorpsen werden weggehaald voor de strijd in Oost-Pruisen, bleven op de rechtervleugel van de oorspronkelijke zestien legerkorpsen nog elf over. De legendarische laatste woorden van Von Schlieffen: 'Macht mir nur den Rechten stark' waren blijkbaar vergeten. Op het hoogtepunt van de nu volgende slag zouden er op de linkervleugel zelfs meer Duitse troepen strijden dan aan de rechterkant! 

Gelijktijdig met de grote confrontatie aan de Marne werd ook in het noordoosten slag geleverd (4-13 september). Ditmaal opereerde het Zesde Leger samen met het Vijfde Leger onder leiding van kroonprins Wilhelm. Deze probeerde via de Argonnen vanuit het noordwesten Verdun in te sluiten, terwijl Rupprecht tegenover Nancy aanviel. Het leger van de Beierse kroonprins slaagde er echter niet in om de verbinding met de andere Duitse strijdmacht tot stand te brengen. Men bleef steken voor fort Troyon, dat weliswaar tot zwijgen werd gebracht, maar dat niet kon worden ingenomen (9 september). Op 10 september ontruimden de Duitsers het tijdens de aanval bezette Pont-à-Mousson weer. Gedurende de nu volgende dagen probeerden beide partijen zich langs het westelijk front te hergroeperen om het hoofd te bieden aan de nieuw ontstane situatie. 

Gelijktijdig nam generaal Von Falkenhayn het opperbevel aan Duitse zijde over van de gebroken Von Moltke. De nieuwe bevelhebber was van mening dat de meeste kansen op een Duitse overwinning aan het westelijk front lagen. Terwijl het Zesde Leger per trein naar het westen vertrok om daar deel te nemen aan 'De race naar de zee', werd in het noordoosten een nieuwe strijdmacht geformeerd onder generaal von Strantz. Deze bleef voortaan onder oppercommando van het Vijfde Leger van kroonprins Wilhelm. 

Aan Franse zijde meende generaal Joffre dat een nieuwe Duitse aanval in de noordoostelijke regio niet te verwachten viel. Daarom werd een deel van het Tweede Leger met generaal de Castelnau aan het hoofd, verplaatst naar een bedreigde frontsector aan de Oise. Dit optimisme was niet gerechtvaardigd. Op 20 september werden de Fransen verrast door het begin van een nieuwe Duitse poging om de Côtes Lorraines en de sperforten langs de Maas in handen te krijgen. 

klik hier voor vergroting klik hier voor vergroting klik hier voor vergroting
Van links naar rechts:
Duitsers begraven gesneuvelde Fransen 
Een Duitse aanval: op de achtergrond de explosie van een 42 cm granaat
Het vervoer van Duitse zwaargewonden

De Duitsers boekten aanvankelijk snelle successen. De Côtes werden in een stormloop over een lengte van 20 kilometer genomen en op 24 september werd Saint-Mihiel veroverd. De Maas werd overschreden. Een dag later viel ook het nabijgelegen fort Camp des Romains in Duitse handen. Maar een poging van het Vijfde Legerkorps om de forten Troyon en Liouville te nemen, strandde op fel Frans verzet. De Duitsers raakten in moeilijkheden door zware verliezen op het slagveld en troepenverplaatsingen naar elders. Bovendien versterkten de Fransen hun bedreigde posities aanzienlijk, zodat zij in de tegenaanval konden gaan. Dit leidde tot het indeuken van de uitstulping in het front, die door het Duitse offensief was ontstaan, maar meer ook niet. Aangezien tot september 1918 geen grote verandering in deze situatie optrad, werd de saillant van Saint-Mihiel een begrip. Vanaf het najaar 1914 gold ook voor Noordoost-Frankrijk de loopgravenstrijd als normaal. 

  De strijd om de saillant van Saint-Mihiel (1915-1918) 
In het kader van zijn streven om door operaties van beperkte omvang het moreel van volk en leger op peil te houden en de Duitsers gelijktijdig het leven zuur te maken (de beruchte 'grignotage' [=knabbelen]), kwam generaal Joffre begin 1915 met het plan om de saillant van Saint-Mihiel te verkleinen door een snelle aanval die, bij een eventuele mislukking, binnen drie of vier dagen diende te worden afgebroken. Hoofddoel van de operatie was het verlichten van de druk op Verdun, door een aanval vanuit het noordwesten op de saillant te ondernemen. Een ondersteunend offensief uit het zuiden, richting Thiaucourt, moest de aandacht afleiden van de hoofdaanval. Vanuit het Bois-le-Prêtre begon in de nacht van 29 op 30 maart 1915 de aanval, terwijl de hoofdoperatie op 5 april in de Woëvre-vlakte van start ging. Het slechte weer droeg er toe bij om ook deze Franse poging bij te schrijven in de lange lijst van bloedige mislukkingen. 

klik hier voor vergroting klik hier voor vergroting klik hier voor vergroting
Van links naar rechts: 
Het Franse sperfort Manonviller na de Duitse beschietingen begin 1915
Franse krijgsgevangenen wachten op transport (november 1914)
Duitsers in de loopgraven ergens in Noord Frankrijk

Als gevolg van de slag bij Verdun moesten de Fransen in 1916 een deel van de Woëvre-vlakte ontruimen en hun verdediging aan de voet van hoogvlakte van de Maas inrichten langs de lijn Eix - Ronvaux - Les Eparges. Verder was er tot september 1918 van dit front geen nieuws. Maar Paul Baumer (de hoofdpersoon uit het beroemde boek 'Van het westelijk front geen nieuws') sneuvelde ook op een dag dat het legerbericht deze tekst bevatte... 

Op 12 september 1918 begon om 5 uur in de ochtend begon de Amerikaanse aanval op de saillant van Saint-Mihiel. De Duitsers hadden deze operatie voorzien en ontruimden binnen drie dagen hun posities. Aangezien de Amerikanen bij hun offensief links van de Moezel bleven, vormde Pont-à-Mousson het meest oostelijke punt van hun uitgangsposities. Misschien was dat wel symbolisch voor de rol die deze plaats bij de oorlogvoering innam tijdens de Eerste Wereldoorlog: niet onbelangrijk, maar net gelegen in de periferie van het strijdtoneel.

© Marines van Santen (WFA-Nederland

 
naar veldslagenpagina