vorige hoofdstuk | inhoudsopgave | volgende hoofdstuk

Inrichting van de loopgraven 

In de loop van het najaar van 1914 groeven de legers zich in. De bewegingsoorlog was overgegaan in een loopgravenoorlog die als stellingenoorlog of positieoorlog werd aangeduid. Uit de schuttersput was de loopgraaf ontstaan die in de loop der tijd uitgroeide tot een gecompliceerde frontlijn opgebouwd uit een wirwar van gangen, greppels, verdedigingslinies, bunkers, schuilplaatsen, onderkomens, wapenopstellingen, verbindingsloopgraven en prikkeldraadversperringen. 

De soldaten die in de loopgraven lagen zagen binnen enkele weken het landschap om hen heen volkomen veranderen. Een soldaat schrijft: 'Toen in september, oktober, zelfs nog in november de regimenten zich ingroeven, had het terrein nog een vertrouwd aanzien, bomen waren nog bomen en huizen waren nog huizen. Maar geleidelijk veranderden huizen in ruïnes, die nog verder geruïneerd werden, bomen veranderden in kale skeletten, dood en gehavend, behangen met de parachutes van lichtkogels. De bodem veranderde van vruchtbare graanakkers in een kaal, modderig maanlandschap van kraters, waarin geen leven, behalve dat van de ratten, mogelijk was.' 

Een Britse loopgraaf moet worden leeggepompt - klik hier voor vergroting Een bekende foto van een Britse l;oopgraaf - een soldaat houdt de wacht - de anderen liggen te slapen - klik hier voor vergroting

Nadat de bewegingsoorlog was overgegaan in een positieoorlog of stellingenoorlog, werd steeds meer aandacht besteed aan de inrichting van de loopgraven. Waar niet genoeg grond beschikbaar werd grond in zandzakken aangevoerd ter versterking van de borstwering. Wanden en borstweringen moesten voortdurend in goede staat worden gehouden en op de bodem kwamen loopgraafroosters [duck boards] te liggen. Daarnaast moesten schuilplaatsen voor de manschappen worden gebouwd, afvoerputten voor het grondwater en regenwater, latrines en vuilnisputten worden gegraven en commandoposten, eerstehulpposten en munitiedepots worden ingericht. 

Greppels en gangen kregen namen waardoor de soldaten de weg konden vinden in het labyrint en de loopgraven op stafkaarten herkenbaar waren. Bij de Duitsers heetten de loopgraven: Bismarck, Nietzsche, Brunhilde, Wotan of Siegfried. Bij de Fransen noemde men ze: Rue de Rivoli, Avenue des Champs Elysées maar ook: Rue de Misère of Rue de Rancune. De Engelsen noemden hun loopgraven: Back Street, Lovers Lane, Orchard Road of Lewis Alley. 


vorige hoofdstuk inhoudsopgave | volgende hoofdstuk