naar homepage


Parijs onder vuur in 1918

"C'est un canon boche tirant à 120 kilomètres"

door Eric R.J. Wils

Op 21 maart 1918 barstte het Duitse voorjaarsoffensief los, bekend staand als de Kaiserschlacht, om de oorlog aan het Westelijk Front na bijna vier jaar strijd nu eindelijk zegevierend te gaan beslissen.

Twee dagen later werd Parijs in de vroege ochtend opgeschrikt door het neerkomen van granaten op de stad. Wat beoogde de Duitse legerleiding met dit bombardement op een stad die 120 km van het front gelegen was te bereiken?

En wat hadden de ingenieurs van de Duitse wapenfabrikant Krupp nu weer bedacht om de Franse bevolking te belagen? De geschiedenis van een monsterkanon, in Frankrijk bekend als La Grosse Bertha, dat door de inzet tegen een civiele bevolking de manier van oorlogvoeren wezenlijk veranderde.

Inhoudsopgave
Stand van zaken tijdens de oorlog in maart 1918
Parijs in maart 1918
Het Duitse monsterkanon
De monsterkanonnen bij Crépy-en-Laonnois
Opzet Duitse legerleiding
Het effect van de beschietingen
Kritische beschouwing
Opvolgers van het Parijse kanon
Verantwoording

Geraadpleegde literatuur

Stand van zaken tijdens de oorlog in maart 1918
Hoe stonden de zaken er in grote lijnen voor in maart 1918, aan het einde van de winter van wat het laatste jaar van de Eerste Wereldoorlog zou worden. Het was voor alle partijen duidelijk dat de oorlog beslist diende te worden aan het Westelijk Front. En beiden streefden naar een overwinning op het slagveld.

De Britse en de Franse pogingen om de Duitsers uit België en Frankrijk te verdrijven waren in de loop van 1917 weer mislukt. Zowel het Franse offensief aan de Chemin de Dames in het voorjaar van 1917 als de Britse aanval bij Ieper in de tweede helft van 1917 hadden geresulteerd in een tiental kilometers terreinwinst, maar geen beslissende doorbraak opgeleverd.

Het positieve nieuws voor de geallieerden was dat miljoenen Amerikanen mee gingen vechten. En zoals de Franse opperbevelhebber generaal Pétain dat eind 1917 uitdrukte: "We moeten wachten op de Amerikanen en de tanks."

De Duitse situatie was rooskleuriger. De Duitsers hadden in 1917 de Russen verslagen, waren eindelijk verlost van een oorlog op twee fronten en hevelden grote aantallen troepen van het oosten naar het westen over. Ze hadden eindelijk eens een overwicht aan troepen en maakten zich op 21 maart 1918 op om nu ook in het westen te gaan zegevieren.

Op die dag barstte het eerste grootscheepse Duitse voorjaarsoffensief los, primair gericht tegen het Britse Vijfde Leger dat aan de Somme stond. Der Kaiserschlacht was begonnen. De Britten moesten ver terug en konden pas bij Amiens standhouden. Maar voor dit voorjaarsoffensief hadden de Duitsers ook nog iets speciaal bedacht voor de stad Parijs.

Parijs in maart 1918
Parijs was sinds 30 januari 1918 een aantal malen door Duitse Gotha vliegtuigen gebombardeerd. In 1915 en 1916 hadden bombardementen vanuit Zeppelins plaatsgevonden, maar in 1918 werd het luchtgevaar ernstiger. Als gevolg daarvan waren er maatregelen getroffen om de stad te beschermen. Belangrijke gebouwen en monumenten waren met zandzakken afgeschermd en ramen van huizen beplakt.

Op 23 maart 1918 werd de stad vanaf 7.20 uur in de ochtend opgeschrikt door het neerkomen van granaten. Ze sloegen met een regelmaat van 15-20 minuten in en er vielen slachtoffers onder de burgerbevolking. In de buurt van het Gare de l’Est werden acht mensen gedood. Verwarring alom en geleidelijk ontstond er paniek. Alarmen weerklonken, mensen gingen beschutting zoeken in schuilkelders, winkels sloten en openbare diensten stopten.
 
Onderzoek van een inslagkrater in Parijs.

Hilarische voorvallen kwamen op 23 maart natuurlijk ook voor. Vlak voor een Parijse taxi ontplofte een granaat, sloeg een gat in het wegdek, de taxi kon niet meer remmen en de auto verdween vervolgens in het gat. De taxichauffeur was later de held van de dag, door omstandig zijn verhaal te vertellen aan wie het horen wilde. Maar zo beroemd als de Parijse taxichauffeurs die in september 1914 troepen naar het front vervoerden, is hij er niet mee geworden.
 
Gevonden granaatfragment.

De Franse autoriteiten onderzochten uiteraard het inslaan van de granaten. Bij het onderzoek van de kraters door artilleriedeskundigen van het leger werden stukken van granaten gevonden. Deze fragmenten vertoonden ribben die karakteristiek zijn voor granaten uit een getrokken loop van een kanon. Omdat er op 23 maart ook geen vliegtuigen waren waargenomen, was het dus vrijwel zeker dat het geen vliegtuigbommen waren die op Parijs neerkwamen.

De Franse onderzoekers zetten vervolgens de inslagen uit op de kaart van Parijs. Uit het patroon van die inslagen werd een richting bepaald die duidelijk naar het noordoosten wees. En wanneer de lijn werd doorgetrokken naar het front kwam men ergens ten westen van de stad Laon uit.
 
De lijn van Parijs naar het front van maart 1918.

Langzaamaan begon het te dagen. Franse artillerie-experts achtten het technisch mogelijk dat Parijs vanaf de frontlijn op ruim 100 km afstand beschoten kon worden. Op 24 maart, een dag na het begin van het bombardement meldde de krant Le Petit Journal al dat het om een Canon Boche ging dat Parijs vanaf 120 km afstand beschoot. Maar hoe zag dat kanon er dan wel niet uit?

Het Duitse monsterkanon
Wanneer er sprake is van een Duits kanon dan wijst dat als vrijwel vanzelfsprekend naar de Duitse wapenfabrikant Krupp uit Essen. Niet voor niets bekend als der Kanonenkönig.

Aan het hoofd van de artillerieafdeling van Krupp stond in die tijd professor Fritz Rausenberger. Nu vrijwel vergeten, maar in de Eerste Wereldoorlog bepaald geen anonieme figuur. Hij was onder meer de ontwerper van de 420 mm houwitsers die in augustus 1914 de forten van Luik in puin schoten.

Die kanonnen zijn bekend geworden als de Dicke Bertha’s, genoemd naar Bertha Krupp. Zij was de erfgenaam van het Krupp concern en de vrouw van de leider van de Krupp fabrieken, Gustav Krupp von Bohlen und Halbach.

Rausenberger en zijn medewerkers zijn vrijwel zeker gefascineerd geraakt door het vooruitzicht steeds grotere kanonnen met langere schotsafstanden te ontwerpen. In een interview met de New York Times van 1 maart 1916 sprak hij vol vertrouwen uit Engeland vanaf het continent te willen gaan bombarderen. Over eventuele morele bezwaren dat daarbij burgerdoelen zouden worden getroffen werd niet gerept.
 
Professor Fritz Rausenberger.

Na gesprekken met de Duitse legerleiding kregen de firma Krupp en Rausenberger in het voorjaar van 1916 het groene licht van kwartiermeester-generaal Ludendorff om het lange afstandskanon te gaan bouwen.

Uitgangspunt werd het al bestaande 380 mm scheepskanon dat sinds 1915 op het slagveld werd ingezet door het Duitse leger en een bereik van zo’n 30-40 km had. Het kanon stond bekend als de Lange Max genoemd naar vice-admiraal Max Rogge. Kanonniers van de marine bedienden deze kanonnen aan het front.

Wat men bij Krupp deed was in de loop van het 380 mm scheepskanon een tweede langere loop steken met een kaliber van 209 mm. De lengte van deze tweede loop bedroeg in totaal circa 34 meter. Om een granaat meer dan 100 km ver weg te schieten, moest uiteraard het gewicht sterk verminderd worden vergeleken met de granaten van het 380 mm scheepskanon. Daarmee konden projectielen van 750 kg weggeschoten worden.

De technici bij Krupp kwamen uiteindelijk uit op een dikwandige granaat van ruim 100 kg, die de voorstuwende druk kon weerstaan. De granaat werd voortgestuwd door een drietal ladingen (kardoezen): de Zusatzkartusche, de Vorkartusche en de Hauptkartusche. Een soort drietrapsraket. De totale lengte van die drie kardoezen bedroeg ruim drie meter en bevatten ongeveer 200 kg kruit.

Er werden vele berekeningen gemaakt over de voortstuwing en de baan van het projectiel. Daarbij werd met alles rekening gehouden vooral met de sterke corrosie van de loop die optrad nadat er een schot was afgevuurd. Dit maakte dat na 65 schoten de loop terug moest naar de Krupp fabriek. Pünktlich und gründlich werden alle ervaringen tijdens proefnemingen vastgelegd in schiettabellen.
 
De constructie van het monsterkanon bij Krupp.

Vanaf de zomer van 1917 werd op een schietplaats van de marine aan de Oostzee geëxperimenteerd tot in januari 1918. Toen werd eindelijk de vereiste afstand van 120 km bereikt. Het kanon werd officieel aangeduid als Kanone 209 mm L/162. Het staat beter bekend als Paris – Geschütz, maar er zijn meerdere Duitse namen in omloop zoals Pariser Kanone of Wilhelm Geschütz. In de Engelse literatuur is de naam Paris Gun gangbaar, terwijl de Fransen spreken van La Grosse Bertha
 
De 105 kg zware granaat (links) en de drie voortstuwende ladingen
met een totale lengte van ruim 3 meter.

De voornaamste karakteristieken waren: een loop van bijna 34 m lang, een granaatgewicht van 105 kg en een maximale schootsafstand van 132 km. Het totale gewicht van het systeem bedroeg 412 ton. Er waren drie kanonnen en zeven lopen gereed gekomen, maar die moesten wel nog naar Frankrijk. De tijd begon echter te dringen.

De monsterkanonnen bij Crépy-en-Laonnois
In Frankrijk werd een locatie uitgezocht om de kanonnen aan het front te stationeren. Men koos voor een bos ten westen van de stad Laon in de buurt van het dorp Crépy-en-Laonnois. Er stond daar een stationnetje en men maakte een aftakking van de spoorlijn.

Drie betonnen platformen werden geconstrueerd en de drie kannonen werden daarop gepositioneerd. Voor die operatie waren ruim 100 man nodig. Naast personeel van Krupp werd het werk gedaan door marine-artilleristen, die gescheiden van de manschappen van het leger werden gehouden.
 
De installatie van een monsterkanon in Crépy-en-Laonnois.

Het werd een race tegen de klok maar de Duitsers waren net op tijd klaar voor het begin van het Duitse voorjaarsoffensief op 21 maart 1918. En dat alles in het grootste geheim. Na nog een paar dagen oefenen kon op 23 maart het bevel Feuer frei gegeven worden. De beschieting van Parijs was begonnen.
 
De baan van een granaat van Crépy-en-Laonnois naar Parijs.

Een granaat deed er ongeveer drie minuten over om de afstand van Crépy-en-Laonnois naar Parijs te overbruggen. Hij bereikte bij zijn vlucht een stratosferische hoogte van 40 km. De inslagsnelheid bedroeg 660 m/sec. De nauwkeurigheid was gering, maar Parijs was groot genoeg zodat er altijd wel iets geraakt zou worden. Maar de granaat was met ruim 100 kg relatief licht, bevatte slechts 7 kg TNT aan springstof en het effect van de inslag was derhalve niet heel erg groot. Behalve als er een groot gebouw geraakt werd.

Opzet Duitse legerleiding
Wat beoogde de Duitse legerleiding nu met het bombardement op Parijs te bereiken? Het is duidelijk dat het geen ondersteuning betekende van het Duitse offensief dat in maart 1918 op enkele honderden kilometers afstand plaatsvond. Het beoogde effect was voornamelijk psychologisch en de kanonnen waren feitelijk terreurwapens.

De opzet was het veroorzaken van paniek onder de Parijse bevolking, met als gevolg dat de stad geëvacueerd zou gaan worden. Wellicht zouden de Franse regering en het parlement de stad verlaten zoals ze dat in september 1914 ook hadden gedaan. En door het wegtrekken van de honderdduizenden arbeiders zou de oorlogsindustrie rond Parijs instorten. Geen munitie - geen oorlog.

De beschietingen veroorzaakten wel degelijk paniek in Parijs, vooral wanneer er publieke gebouwen werden getroffen. Op Goede Vrijdag 29 maart werd de kerk van Saint Gervais, niet ver van het stadhuis, geraakt. De granaat vloog door het dak dat instortte terwijl de kerk vol zat voor de mis. Er vielen 90 doden en 75 mensen raakten zwaargewond.
 
De door een granaat op 29 maart 1918 getroffen kerk van Saint Gervais te Parijs.

Paniek jazeker, maar nog meer haat en woede tegen de Duitsers als moordenaars van onschuldige vrouwen en kinderen. Het verschafte de Franse politici en media weer het argument dat volhouden van de oorlog absoluut noodzakelijk was. Met zulke Duitse barbaren was immers geen vrede te sluiten.
 

Omslag van De Nieuwe Amsterdammer van april 1918.

Ook in Nederland was de reactie er een van afschuw, zoals weergegeven in een tekening uit De Nieuwe Amsterdammer nadat op 11 april 1918 de kraamafdeling van een ziekenhuis was geraakt. Verschillende jonge moeders die hun baby's de borst gaven kwamen daarbij om. De tekst onder de tekening luidt: "Een der Ueber-apen: Als de Heer helpt, treffen we ook nog wel ’n kinderziekenhuis."
 
"Alarm voor de Folies-Bergère: Men heeft de grote Bertha losgelaten."

Ook in Franse bladen en kranten verschenen karikaturen en spotprenten, waarbij Bertha Krupp het als La Grosse Bertha moest ontgelden. Het was groot alarm voor de Folies-Bergère wanneer zij in Parijs losgelaten werd.

Het effect van de beschietingen
De beschietingen op Parijs vonden plaats in de periode van 23 maart tot 9 augustus 1918. Er werd zeker niet dagelijks geschoten over de gehele periode die samenviel met de Duitse offensieven.
 
De inslagen (rode bolletjes) op Parijs in de periode van 23 maart tot 9 augustus 1918.

De meeste granaten, 183 stuks, werden afgevuurd in de periode van 23 maart tot 1 mei vanaf de eerste locatie bij Crépy-en-Laonnois. De lopen van de kanonnen waren na circa 65 schoten echter versleten en moesten terug naar de Krupp fabriek. Dat gaf Parijs bijna vier weken respijt in de maand mei.

Door de Duitse terreinwinst konden de kanonnen dichter naar Parijs geplaatst worden en zodoende werden er twee andere locaties ingericht. Vanaf de tweede locatie in het Bois de Corbie werden, in de periode van 27 mei tot 11 juni, 104 granaten en, in de periode van 5-9 augustus, 66 granaten afgevuurd. Na 11 juni volgde er weer ruim een maand stilte.

Vanaf de derde locatie bij Fère-en-Tardenois, het dichtst bij Parijs gelegen, werden van 15 tot 19 juli 1918 slechts 14 granaten afgeschoten. Op 18 juli opende het Franse leger een tegenoffensief, bekend staand als de Tweede Slag aan de Marne. De Duitsers moesten de derde locatie bij Fère-en-Tardenois daardoor snel opgeven en terugvallen op de locatie in het Bois de Corbie.

Op 8 augustus 1918 openden de Britten een tegenoffensief bij Amiens en toen werd het duidelijk dat het grootscheepse Duitse offensief om de oorlog zegevierend te beslissen was mislukt. De Duitsers moesten zich geleidelijk terugtrekken.

De ommekeer in de oorlog was bereikt en het was ook afgelopen met de beschieting van Parijs. In totaal vielen er 367 granaten op de stad tijdens 44 bombardementen. Daarbij kwamen 250 Parijzenaars om het leven en vielen er 620 gewonden. Bij elkaar een kleine 900 slachtoffers.

Maar hadden de beschietingen nu het beoogde effect gehad zodanig dat de burgerbevolking in de maanden maart - augustus en masse uit Parijs was vertrokken? Het is lastig daar een duidelijk antwoord op te geven.

Op 27 mei 1918 zette het Duitse leger zijn derde grote offensief in aan de Chemin des Dames tegen het Franse leger. Tegelijkertijd startte de tweede serie beschietingen. Begin juni 1918 stonden de Duitsers na bijna vier jaar weer aan de Marne op minder dan 70 km van Parijs.

Die dreiging was vermoedelijk een belangrijkere reden dat Parijs leegstroomde dan het bombardement met de kanonnen. Wie kon verliet de stad en de schattingen lopen uiteen van enkele honderdduizenden tot een half miljoen mensen.

Maar de Franse premier Georges Clemenceau, le Tigre, weigerde resoluut Parijs te verlaten en de Franse regering bleef. Bovendien, de fabrieksarbeiders hadden veelal niet de middelen om de stad te verlaten en moesten dus wel blijven. De oorlogsproductie in de fabrieken rondom Parijs stortte dus niet in.

Kritische beschouwing
Het construeren van een kanon waarmee een stad op een afstand van 120 km beschoten kon worden was zonder meer een technisch hoogstandje voor die dagen. De Duitse inspanningen qua mensen en middelen om dat te bereiken waren echter aanzienlijk. Er is ooit een berekening gemaakt dat één schot uit het monsterkanon 35.000 Duitse Mark kostte. Er werden 367 granaten op Parijs afgevuurd zodat de totale kosten van de operatie bijna 13.000.000 Duitse Mark hebben moeten bedragen.

Het doelloos beschieten van een stad om paniek onder de bevolking te zaaien moet als een duidelijke terreurdaad bestempeld worden, die verder ging dan het bombarderen van steden vanuit de Zeppelins of door de Gotha vliegtuigen. Daarbij ging het in eerste instantie toch om militaire installaties of fabrieken voor oorlogsproductie uit te schakelen.

In het geval van het monsterkanon was er derhalve sprake van een escalatie van de oorlogvoering tegen burgers. En in de loop van de 20ste eeuw zou het beschieten van open steden steeds meer gebruikelijk worden.

De Parijse bevolking werd er niet door gedemoraliseerd. De Franse troepen gingen op 18 juli 1918 in de tegenaanval hetgeen een keerpunt betekende in de titanenstrijd van 1918. De grote Duitse offensieven hadden niet de overwinning gebracht, maar de Duitse nederlaag ingeluid.

Vanaf 18 juli werden de Duitsers aan het Westelijk Front stelselmatig teruggeduwd door een serie van geallieerde aanvallen totdat ze het op 11 november 1918 uiteindelijk opgaven. De conclusie kan dan ook moeilijk anders luiden dan dat de enorme Duitse inspanningen met het monsterkanon totaal niet lonend zijn geweest.

De betrokkenen moeten gefascineerd zijn geraakt door het idee Parijs van een grote afstand te kunnen beschieten. Er ontbrak kennelijk een kritische geest die kon voorspellen dat de beschietingen met dit type kanon weinig zouden opleveren.

Na de Duitse terugtrekking in augustus 1918 werden de metalen platformen ontmanteld en de kanonnen teruggestuurd naar Krupp. Geen van de kanonnen is later ooit teruggevonden en ze zijn kennelijk omgesmolten. In Franse bossen zoals bij Crépy-en-Laonnois zijn vandaag de dag nog wel de betonnen constructies terug te vinden waarop de kanonnen hebben gestaan.
 
 Betonnen platform in de bossen bij Crépy-en-Laonnois.

Niet alle dergelijke platformen in Franse bossen aan het voormalige Westelijk Front zijn echter afkomstig van de Parijse kanonnen. Ook het 380 mm scheepskanon de Lange Max werd afgevuurd van een soortgelijkend platform.
 
Opvolgers van het Parijse kanon
Toen Duitsland zich in het interbellum in het Derde Rijk onder Adolf Hitler opnieuw ging bewapenen, werden de tekeningen van het Parijse kanon door Krupp weer boven water gehaald. Er werd een opvolger geconstrueerd onder de naam Kanone 12 met vergelijkbare prestaties.

In de winter van 1940-1941 werd vanaf de Franse Kanaalkust een aantal malen op Engeland geschoten. Het leverde een fraaie propagandafoto op, maar daar bleef het dan ook bij. Rausenberger stierf in 1926 en zou dus niet meer meemaken dat zijn voorspelling uit 1916 zo’n 25 jaar later toch werkelijkheid was geworden.
 
Het lange afstandskanon in actie in de winter van 1940-1941.

Maar voor een echte opvolger van het Parijse kanon moet toch eerder gedacht worden aan de V2 raket. In het Historisch-technisches Informationszentrum te Peenemünde, de plaats waar de Duitse raketten werden ontwikkeld, wordt een foto van het Parijse kanon tentoongesteld. Daaronder de opdracht die de artilleristen van het Heereswaffenamt van het Duitse leger zich gesteld hadden: door de raketontwikkeling de prestaties van het kanon te overtreffen.
 
De lancering van een V2 raket.

En dat is de Duitse rakettechnici uiteindelijk ook gelukt. In de kop van de V2 raket zat met 750 kg Amatol een 100 maal sterkere explosieve lading en de raket kon die lading in enkele minuten 300 km ver brengen. Op een enkele poging na bleef Parijs daarvan verschoond, maar Londen en Antwerpen hebben dat in 1944-1945 geweten.
 
Verantwoording
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in het tijdschrift Wereld in Oorlog, nummer 20, van november 2010. Een meer uitgebreid artikel met bronvermelding over de lange afstandskanonnen werd gepubliceerd in de serie De Grote Oorlog – Kroniek 1914-1918. Essays over de Eerste Wereldoorlog, Soesterberg met als titel: Parijs onder vuur in 1918. De beschieting met de Pariser Kanonen, Deel 21, p. 169-201.

Geraadpleegde literatuur
 “1918: feu sur Paris ! La véritable histoire de la grosse Bertha”, Exposition à la Caverne du Dragon, Musée du Chemin des Dames, 2008.
Susan R. Grayzel, “The souls of soldiers”: Civilians under fire in First World War France, The Journal of Modern History, 78, September 2006, p. 588-622.
 Jean Hallade, ‘Big Bertha’ bombards Paris, in Purnell’s History of the World Wars, The Big Guns, Artillery 1914-1918, London, 1973.
 Ian V. Hogg, A History of Artillery, London, 1974.
 Ian Hogg, The Weapons that changed the World, New York, 1986.
 Hebert Jäger, German Artillery of World War One, Ramsbury, Wiltshire, 2001.
 Henry W. Miller, The Paris Gun, London, 1930. Opnieuw uitgegeven door The Naval & Military Press, Uckfield, East Sussex.
 John Toland, No Man’s Land. 1918, The Last Year of the Great War, Lincoln and London, 1980.

© 2010 - Eric R.J. Wils. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke toestemming vereist van de auteur. Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit emailadres aan de auteur worden voorgelegd.

naar homepage



eXTReMe Tracker