naar homepage


Diplomatieke en consulaire belangenbehartiging door Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog

door Vincent Kramers

In vredestijd is het niet ongebruikelijk dat een land aan een bevriende regering verzoekt om zijn belangen in een ander land te behartigen, bijvoorbeeld omdat het aanvragende land daar geen eigen diplomatieke post onderhoudt of wanneer er wel een eigen post is maar tijdelijk geen titularis.

In oorlogstijd is dit alles anders. Dan roepen oorlogvoerende landen de bemiddeling in van een neutrale mogendheid om hun belangen in het land van de vijand te behartigen en te beschermen. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de diplomatieke en consulaire belangenbehartiging door Nederland ten tijde van de Eerste Wereldoorlog.

Inhoudsopgave
Overzicht van de diplomatieke en consulaire belangenbehartiging
Veel extra werk door de oorlog
China 
Duitsland
België 

Turkije 
Bulgarije
Griekenland 

Roemenië 
Marokko 
Brazilië 
Andere landen

 Overzicht van de diplomatieke en consulaire belangenbehartiging
Op 5 januari 1918 gaf keizer Wilhelm II een lunch voor de gezanten van Nederland, Zweden, Zwitserland en Spanje uit dankbaarheids voor de regeringen van deze neutrale landen. Want zij behartigden de Duitse belangen in landen waarmee Duitsland toen in oorlog was.

Nederland trad voor Duitsland op in China, Marokko, Tanger, Brazilië, Griekenland en Indochina. Zweden deed het in Rusland en Egypte, Spanje in Cuba en Portugal, Zwitserland in de VS, het VK, Frankrijk, Italië, Roemenië en Tunis.

De gastheer was continu aan het woord en dankte zijn gasten voor het goede dat hun landen voor Duitsland deden. Natuurlijk werd er geen woord gezegd over het werk dat dezelfde gezanten in Duitsland deden voor de belangen van Duitsland 's vijanden - zo nam onze gezant nam in Duitsland toen onder meer de Britse belangen waar.

Toen in april 1917 de Verenigde Staten gingen deelnemen aan de oorlog heeft de Nederlandse diplomatie er een zware taak bij gekregen. Terwijl tot dan toe  Amerika belast was geweest met de behartiging van de belangen van de Entente landen in Duitsland, Oosterijk-Hongarije en Turkije heeft Nederland zich bereid verklaard om vanaf dat moment veel van dit werk  door onze gezantschappen oftewel legaties - Nederland had toen nog  geen ambassades - en consulaten te laten overnemen.  

In vredestijd is het niet ongebruikelijk dat een land aan een bevriende regering verzoekt om zijn belangen in een ander land te behartigen, bijvoorbeeld omdat het aanvragende land daar geen eigen diplomatieke post onderhoudt of wanneer er wel een eigen post is  maar tijdelijk geen titularis.  Zo behartigt sinds l867 Nederland de belangen van Luxemburg in de landen waar Luxemburg geen eigen post heeft. En vanaf eind l949 nam Nederland de belangen van Indonesië waar in landen waar het nog geen eigen vertegenwoordiging had.
 
Een Vaderlands gezant in officieel tenue

In oorlogstijd is dit alles anders. Dan roepen oorlogvoerende landen de bemiddeling in van een neutrale mogendheid om hun belangen in het land van de vijand te behartigen en te beschermen. Wanneer een oorlog uitbreekt is een van de eerste taken van de beschermende diplomatieke missie ervoor te zorgen dat de diplomaten en consuls van zijn nieuwe cliënten snel en veilig kunnen repatriëren. Zo heeft in juni l940 de Zweedse gezant in Berlijn ervoor gezorgd dat de mensen van het Nederlandse gezantschap met een speciale trein naar het neutrale Zwitserland konden reizen.

Toen in l915 Bulgarije de zijde van de Centralen koos kon onze gezant in Sofia de diplomaten van de Entente per trein via Wenen naar Zwitserland doen reizen. Een jaar later had onze man in Boekarest het lastiger. Hij moest ervoor zorgen dat de diplomaten van de Centralen helemaal via Rusland en Zweden konden repatriëren. Staatsburgers van in de oorlog betrokken landen hebben in zulke omstandigheden geen recht op diplomatiek vrijgeleide en kunnen dan ook worden geïnterneerd.

Een volgende taak voor de neutrale belangenbehartiger is het verzegelen van de door hun cliënt verlaten residenties en kanselarijgebouwen. Door tussenkomst van een neutrale staat kunnen de oorlogvoerenden met elkaar contact onderhouden. Zo las ik in juni l940 in de krant dat Duitsland via de Zwitserse regering Groot-Brittannië liet weten hoe hun parachutisten eruit zagen.  Het komt wel eens voor dat wel de diplomatieke maar niet de consulaire betrekkingen zijn verbroken maar dan zijn de landen (nog) niet met elkaar in oorlog.

De belangenbehartiging betreft niet alleen diplomatieke zaken maar ook consulaire zorg, zoals uitbetaling van pensioenen en ondersteuning van de onderdanen van de ene belligerent in het land van de tegenstander. 

Het betreft ook zorg voor krijgsgevangenen en burger-geïnterneerden. Dit werk houdt niet meteen op na het sluiten van een wapenstilstand of een vrede. Zolang de betrekkingen  nog niet zijn genormaliseerd blijft de belangenbehartiger in functie. Soms komen er daarna nog nieuwe landen bij.

De belangenbehartiging moet officieel worden gevraagd aan het neutrale land en de staat waarin het werk moet worden gedaan moet daartoe uitdrukkelijk toestemming geven. Het mag dus niet zo zijn dat een neutrale gezant met zijn collega, die de post verlaat in verband met de ingetreden oorlogstoestand, op persoonlijke basis belooft om voor zijn zaakjes te zorgen. De bescherming strekt zich meestal, ook al is dat niet met zoveel woorden afgesproken, ook uit tot de door het ontvangende land bezette en te bezetten gebieden.

Zo deed Nederland de Britse belangen niet alleen in Duitsland maar ook in het bezette België. De neutrale ambtenaren, die de beschermende taak vervullen, treden op geen enkele wijze in dienst van de beschermde staat. De aanwezigheid van een beschermend gezantschap ontlast de ontvangende staat beslist niet van zijn verantwoordelijkheid voor de  daar verblijvende staatsburgers van het beschermde land.

De beschermende ambtenaar zal nooit iets doen dat  in strijd is met de belangen van zijn eigen land. In geen geval mag   worden bemiddeld in de vorm van het doorsturen van privé post per diplomatieke koerier. Deze wordt niet gecontroleerd door de censuur van het ontvangende land  en mag niet worden gebruikt voor spionage.

Nu bezat ons land in die tijd geen eigen koeriersdienst. Waar mogelijk werden zendingen meegegeven aan vertrouwde reizigers, liefst Nederlanders, aan wie een koerierspas werd verstrekt waarin aan alle autoriteiten werd verzocht de zending ongemoeid door te laten. Voor het overige moest gebruik worden gemaakt van bestaande post en telegraafverbindingen, de laatste zo nodig gecodeerd.

Vaak mag bij verbreking der betrekkingen een ondergeschikt ambtenaar van de vertrekkende missie achterblijven. Die treedt dan min of meer in dienst van de beschermende mogendheid maar zijn kanselarij en archieven zijn dan vaak wel verzegeld.

De overdracht van de belangen verloopt meestal rustig maar in 1914 heeft in Petrograd het volk het nodig gevonden de Duitse en Oostenrijks-Hongaarse ambassades in brand te steken zonder dat de politie optrad.

De waarneming is niet gratis. Niet alleen pensioenen en andere uitkeringen zijn voor rekening van het beschermde land. Ook kosten zoals die voor extra personeel, dienstreizen en andere verrichtingen moeten worden betaald. De beschermende staat hoeft geen voorschotten te geven.

Wanneer een land de diplomatieke bescherming op zich neemt betekent dat meestal ook dat de onder een gezantschap ressorterende consulaten waar nodig beschermend optreden. Hier kunnen problemen ontstaan met honoraire consuls die niet-Nederlander zijn maar staatsburger van een land dat met de beschermde natie in oorlog is.

Die mensen zullen dus niet kunnen worden ingeschakeld. En ook als de honoraire consul zelf een Nederlander is dan moet hem wel eerst worden gevraagd of hij de belangen van een oorlogvoerend land wil gaan beschermen want het zou hem zakelijk kunnen schaden als men in zijn standplaats aanstoot neemt aan het feit dat hij voor de vijand werkt.

Op 30 oktober l917 verklaarde onze minister van Buitenlandse Zaken Loudon in de Tweede Kamer in dit verband: zo dikwijls als de aanvaarding van bescherming zonder schade voor de Nederlandse belangen kan geschieden wordt het beschouwd als een plicht van menslievendheid en evenzeer als een plicht van hulpbetoon jegens landen met welke ons land op vriendschappelijke voet verkeert, aan zulke verzoeken gevolg te geven.

Op dat moment oefende Nederland een beschermende taak uit in de hoofdsteden Sofia, Berlijn, Brussel, Constantinopel, Athene, Bangkok, le Havre, Peking, Rio de Janeiro, Cairo, Tanger, Hong Kong, Pretoria, Singapore, Wenen en nog enkele consulaire posten.

Zoals eerder vermeld hebben ook de neutrale landen Zwitserland, Spanje en Zweden zulk werk verricht. Men kan wel stellen dat ons land hoopte dat Duitsland onze neutraliteit niet zo snel zou schenden als wij met zorg voor hun belangen zouden optreden.

In het Nederlandse parlement was ergernis uitgesproken over de geringe mededeelzaamheid van Buitenlandse Zaken. De reeds verschenen Witboeken werden niet-inhoudelijk genoemd, op vele gestelde vragen was niet of slechts ten dele geantwoord en als het ministerie een communiqué uitgaf moesten kamerleden dit uit de pers vernemen. In 1918 verscheen er een Oranjeboek met zeven pagina's informatie over de belangenbehartiging.

Een Nederlands historicus is niet onder de indruk van dit soort publicaties. Oppervlakkig gezien zou het verwondering kunnen baren dat de Nederlandse regering tijdens de Eerste Wereldoorlog zo kwistig is geweest met de publicatie van Oranjeboeken en Witboeken, zozeer in strijd immers met de hier heersende traditie. Dit is intussen niet meer dan schijn. Deze boeken bevatten slechts sobere parafrasen van incidenten, welke reeds uit de dagbladen bekend waren en werpen – niettegenstaande de vele daarin opgenomen nota's – slechts weinig of geen licht op de daaraan ten gronde liggende gebeurtenissen. Het zijn in wezen slechts volkenrechtelijke vertogen, welke aan het Nederlandse rechtsstandpunt bekendheid moeten geven. Gelukkig bevatten de archieven van posten en ministerie meer gegevens maar zeker niet alles.

Veel extra werk door de oorlog
 Voordat Amerika in april l917 aan de oorlog ging deelnemen had Nederland al onder meer de Duitse belangen in Griekenland en China op zich genomen. Vanaf april 1917 werd het echt druk en moest Nederland er voor negen landen gaan optreden. Het extra werk vorderde meer mankracht. We konden niet volstaan met de hulp van de enkele achtergebleven medewerkers van het beschermde land. Onze regering moest dus personeel aannemen voor dit werk en dat waren soms gepensioneerde ambtenaren of ambteloze burgers.

Een Koninklijk Besluit van juli 1917 benoemde een Nederlander tot medewerker van de Britse afdeling van onze legatie in Berlijn voor 40 gulden per etmaal en een ander voor dit werk in Constantinopel voor 60 gulden per etmaal. Op het ministerie in den Haag werd een speciale afdeling Bescherming opgericht. Voorzover mij bekend heeft de waarneming ons land nooit in conflict gebracht met de regeringen waarvoor werd opgetreden. Maar in het contact met particulieren bleek hoe beperkt onze mogelijkheden waren. Dat was voor veel van onze mensen een ondankbare taak.
 
 China 
Met het uitbreken van de oorlog in 1914 had Nederland al meteen een probleem met de net benoemde honoraire consul in Harbin, Mantsjoerije. Hij was niet alleen Duitser maar ook reserveofficier. Hij werd toen door de Russen, die de baas waren in de spoorwegzone, afgevoerd als krijgsgevangene naar Siberië.

Hij was weliswaar door China aldaar als consul erkend maar daar stoorden de Russen zich niet aan. Zijn opvolger in Harbin werd een Engelse zakenman, die liet weten dat als Nederland de Duitse belangen eventueel zou moeten behartigen, hij zou aftreden. Hem werd gezegd dat hij Duitse zaken naar de gezant in Peking kon doorverwijzen.

Sinds de Boxeropstand in het jaar 1900 hadden veel in China  vertegenwoordigde mogendheden daar eigen militairen gelegerd voor de bewaking van hun concessies in de grote havensteden en van de internationale legatiewijk in de hoofdstad Peking.

Zo waren er ook Nederlandse mariniers en bij het verbreken van de betrekkingen met de centrale mogendheden begin 1917, hebben zij de Duitse en de Oostenrijkse militairen moeten ontwapenen. Die  werden daarop door China geïnterneerd en Nederland nam hun kazernes in gebruik.

Nadat later China aan deze landen de oorlog had verklaard probeerden Franse en Italiaanse militairen in hun vrije tijd de Duitse bank in het legatiekwartier binnen te dringen om  goud te stelen. De commandant van onze mariniers voorkwam dit door het leggen van enkele landmijnen op het erf. Toen de raad der gezanten had besloten dat dit niet mocht liet de officier de mijnen opruimen maar hij meldde dat hij er een niet kon terugvinden. Het bleef hierna rustig.

Op Britse aandrang werd in China veel Duitse eigendommen in beslag genomen. Aan Japan hadden de Britten toegezegd dat dit land na de oorlog de positie van Duitsland mocht overnemen. De Nederlandse gezant Beelaerts van Blokland was verre van gelukkig met de hem opgelegde verplichting om op te komen voor de belangen van  de Centralen maar hij protesteerde niettemin steeds wanneer die belangen werden aangetast.

Er was geen sprake van dat alle Duitse burgers in China werden geïnterneerd. Zendelingen hielden vrijheid van beweging. Op geïsoleerde plaatsen konden Duitsers zelfs over wapens beschikken. Op het moment dat de wapenstilstand van 1918 bekend werd, werden Duitse burgers in Peking door militairen van de Entente gemolesteerd.

Nadien werden bovendien nog Duitsers uit China uitgewezen. Onze gezant protesteerde wederom waarop onder druk van de Ententemogendheden de Chinese regering hem tot persona non grata verklaarde. Niettemin ontving hij toen toch nog een hoge Chinese onderscheiding, de gouden rijsthalm.

In de loop van de oorlogsjaren wisten Duitse en Oostenrijks-Hongaarse krijgsgevangenen uit Siberië te ontsnappen naar Mandsjoerije. Tot april 1917 konden deze met steun van een in Tientsin gevestigde Hilfsaktion met Amerikaanse, Deense en Zweedse steun enigszins worden geholpen.
 
De staf van het Nederlands gezantschap te Peking in 1919 vlak
voor de aanbieding van de geloofsbrieven

Na die datum kreeg Nederland deze hulptaak en daartoe werden Duitse en Oostenrijkse afdelingen met personeel van die naties opgericht bij onze legatie in Peking en op het consulaat-generaal in Shanghai. Pas in 1921 namen Duitse autoriteiten dit zelf over. Twee jaar later pas namen de Oostenrijkse en de Hongaarse autoriteiten hun afdelingen over.

Turkije had  Nederland gevraagd om  voor de Turkse belangen in China te zorgen omdat er ook Turkse krijgsgevangenen in China waren maar dat vond China niet goed. Toch hebben onze mensen kans gezien om nog wel eens iets te doen voor Turken in moeilijkheden. Toen later China ons vroeg om hun belangen in het Turkse rijk te verzorgen werd dit verzoek afgewezen.
 
 
Duitsland
Toen de Amerikaanse diplomaten in 1917 Duitsland en België verlieten bestonden daar al goed lopende organisaties voor uitkeringen en documenten voor de daar aanwezige Britse onderdanen. Het geld ging naar geïnterneerde civiele personen in kampen en hospitalen, vrouwen van Britse afkomst en kinderen van geïnterneerden.

Als repatriëring mogelijk was werd dit door onze diensten geregeld. De Britse afdeling opereerde in feite los van ons gezantschap en werd geleid door een gezant die Boekarest  had verlaten nadat de Duitsers dat deel van Roemenië hadden bezet.

Nederlandse artsen bezochten de kampen van Britse krijgsgevangenen. De Nederlandse zenuwarts Keuchenius, die zich voor dit werk beschikbaar had gesteld, bleek voor de Duitse legerleiding persona non grata.  In een brochure publiceerde hij over zijn vergeefse reis naar Berlijn en het gebrek aan medewerking van de Nederlandse autoriteiten.

Achteraf bleek dat Keuchenius eens met de hand een brief had geschreven voor een dame die zelf niet meer kon schrijven. Hierin stonden anti-Duitse opmerkingen. Deze brief was naar Parijs verzonden met de veerboot naar Engeland, welk schip door de Duitse marine voor onderzoek was meegenomen naar Zeebrugge. Bij deze gelegenheid werd de brief van Keuchenius onderschept wat hem op de zwarte lijst deed terechtkomen.

Veel onderzoek werd gedaan naar als vermist opgegeven militairen. Er was ook veel werk in verband met verbeurd verklaarde Britse eigendommen. Pas in januari 1921 kwam er weer een Britse ambassade in Berlijn, die dit werk kon overnemen.

In mei 1917 vroeg de Amerikaanse gezant in Den Haag of onze consul in het door Duitsland bezette Warschau, buiten de Duitse autoriteiten om, geld kon doorsturen voor joden in Polen. Dit kon niet maar de plaatselijke Hilfsverein kon het wel doen nadat de Duitse centrale bank hiertoe dollars in marken had omgezet.

 In juli 1917 kreeg het Nederlandse gezantschap in Berlijn er een Griekse afdeling bij toen dat land de betrekkingen met Duitsland had verbroken. Het was lastig om de Griekse studenten, die hun studie in Duitsland mochten afmaken, uit de beperkte Griekse fondsen te ondersteunen. Turkije meende dat een deel van de Griekse gemeenschap in Duitsland de Turkse nationaliteit had en wenste hen voor militaire dienst op te roepen. Onze legatie wist toen te voorkomen dat dit gebeurde.
 
 
België 
Vreemd genoeg zijn in 1914 in het bezette België de gezantschappen van de neutrale landen blijven bestaan met behoud van diplomatieke voorrechten.  In april l917 kreeg onze post daar de bescherming van de Britse belangen te verzorgen. Deze deed betalingen aan ongeveer 2.000 Britse onderdanen uit het Britisch Relief Fund.

Dankzij Nederlandse interventie werd een ter dood veroordeelde Britse spion niet geëxecuteerd. Nederland heeft ook op Duits verzoek de belangen van dat land behartigd bij de in Le Havre gevestigde Belgische regering. Dit had voornamelijk te maken met internationaal overleg over uitwisseling en repatriëring van krijgsgevangenen.
 
 
Turkije 
Van al onze posten hadden die in Turkije het meeste beschermingswerk. Hier had Nederland in april 1917 de zorg voor de Britse, Franse en Russische belangen gekregen. De gebouwen van die staten werden deels verzegeld, deels door ons in gebruik genomen.

De onderdanen van die landen moesten worden beschermd tegen willekeur. Er werd opgetreden voor de eigendommen van de beschermde onderdanen zoals kerken, kloosters en winkels en verder voor krijgsgevangenen en geïnterneerden.

Voor het paspoortenwerk was de hulp van de voormalige medewerkers van de gesloten missies beschikbaar. Uitkeringen en onderstanden werden onder Nederlands toezicht verzorgd door bestaande commissies van bijstand van de drie naties. De krijgsgevangenen ontvingen voornamelijk kleding.
 
Voorzijde Nederlands gezantschap in Constantinopel in de 19e eeuw

Gepensioneerde Nederlandse officieren bezochten hun kampen en een overste van de Marechaussee ontwikkelde een enorme haat tegen al wat Brits was. Alle  inlichtingen over hun welzijn werden aan hun regeringen doorgegeven. Onze legatie bemiddelde met het overmaken van gelden voor joodse gemeen- schappen in Palestina. Omdat onze gezant een Duitse echtgenote had en goed bevriend was met zijn Duitse collega verleende deze koeriersfaciliteiten voor correspondentie met onze consul in Jeruzalem omdat de Turkse posterijen traag was en weinig betrouwbaar. Maar eigenlijk was het ons verboden gebruik te maken van faciliteiten van belligerenten.    

Na de oktoberrevolutie in Petrograd in 1917 begonnen Russische vluchtelingen in Constantinopel binnen te stromen naarmate de witte legers moesten wijken voor de bolsjewieken. Vanaf dat moment waren de tsaristische Russische machthebbers niet in staat om veel  te doen voor hun onderdanen in den vreemde.

De bolsjewieken hadden geen boodschap aan de vele tsaristisch gezinde vluchtelingen. De Nederlandse legatie moest dus maar zien hoe zij deze mensen kon helpen. Dit gebeurde vooral in de vorm van uitreiking van paspoorten, soms wel 300 op een dag.

In l922 liet onze regering aan de Russische tsaristische zaakgelastigde in Den Haag, die daar tot mei 1940 is blijven zitten (zogenaamd voor de afhandeling van de zaken), weten dat onze protectie was afgelopen. Intussen had de Volkenbond zich meer in het algemeen ontfermd over vluchtelingen, die in het land waar zij verbleven een zogenaamd Nansen paspoort ontvingen waardoor zij althans niet uit dat land konden worden verwijderd. 

Het aantal Russen in Turkije was zo groot dat onze bemiddeling  maar zeer beperkt kon zijn. Er bleef dus nog een soort van Russisch kantoor bestaan en zelfs ook nog een rechtbank en een gevangenis. Maar als er echt iets te regelen was met de Turkse autoriteiten dan moest onze gezant wel optreden.

Mijn vader was toen als tolk verbonden aan ons gezantschap in Constantinopel en omdat de toegedeelde Russische medewerker door de Turken was gearresteerd en onze tolk ook nog Russisch kende kreeg deze met die zaken te maken.

Aanvankelijk kwam er nog wat geld voor de vele gevluchte Russen aan via het tsaristische gezantschap in den Haag maar meestal was er niets voor de arme Russen van wie velen het zo goed gewend waren geweest.

Ook in Turkije vierden de Nederlanders Sinterklaas en een gedicht beschreef de toestand als volgt:
 
  Ik hoorde reeds van vele zijden
Hoe je door vrouwen werd aangetast
En hoe je vrouwtje daarna spoedig
De beestjes uit je kleren wast.

Er waren toen ook nog Russische krijgsgevangenen in Turkije. Ofschoon bij de vrede van Brest-Litovsk was afgesproken dat Rusland en Turkije hun wederzijdse krijgsgevangenen zouden repatriëren bleven de Turken liever in Rusland omdat ze anders weer voor hun eigen leger zouden worden opgeroepen.

Daarom had de Turkse regering besloten de Russische krijgsgevangenen in Turkije vast te houden. Een delegatie van hen kwam bij mijn vader klagen omdat ze te weinig te eten hadden. Deze heeft toen de Turken gevraagd om beter voor hen te zorgen.

Er was eens een Rus die schreef dat hij zijn huishuur in Constantinopel niet meer kon betalen en hij vroeg of ons gezantschap, dat toch voor de Russische belangen optrad, daar niet voor kon zorgen. Hij kreeg het antwoord: 'Ik verzoek u om mij geen brieven meer te sturen'.

Na de wapenstilstand tussen Turkije en de Entente te Moudros op 30 oktober 1918 toonde Frankrijk belangstelling voor gevluchte Russische militairen, wellicht ten behoeve van het Vreemdelingenlegioen.

Later kreeg Nederland er ook nog de bescherming van de Duitse belangen in Turkije bij. Ik heb thuis nog een erg mooie Turkse stoel, die mijn vader van een Duits officier had kunnen overnemen. Los daarvan had al in l915 de Duitse generaal Limon von Sanders met onze gezant afgesproken dat, als het mis zou gaan, zijn dochters op onze legatie konden intrekken. Den Haag had hier niets mee te maken.

De vrouw van onze gezant was een felle Duitse die zich verre van neutraal gedroeg. Elke keer als het de Duitsers in de oorlog goed ging riep zij van de stoep van het gezantschap: 'Wir haben wieder gesiegt'.

Uit de dossiers blijkt dat de Fransen ons te weinig geld overmaakten voor de zorg van hun belangen, die wij tot in 1920 behartigden, ook in Aleppo, Damascus en Beiroet, welke steden inmiddels wel door Frankrijk waren bezet. Onze gezant kreeg in Den Haag voor elkaar dat hij in Turkije niet ook nog de Griekse zaken te doen kreeg. Vanwege de omvangrijke Griekse minderheid was dat een weinig aantrekkelijke zaak.
 
 
Bulgarije
In Sofia zorgde Nederland vanaf oktober 1915 voor de zeer uiteenlopende belangen van tien vijanden van Duitsland, waaronder Montenegro. Er was veel te doen voor de Grieken en Serviërs, niet alleen in Bulgarije zelf maar ook in de door dat land bezette delen van Griekenland en Servië. Het halve Servische leger zat in Bulgarije gevangen.

Allerlei soorten van onderstanden werden er uitbetaald, zo ook aan de ouders van een militair die diende in het Belgische leger. In de meeste noden kon niet worden voorzien. Twee achtergebleven Russische oppassers hadden om loonsverhoging gevraagd maar het Russische gezantschap in Den Haag liet weten dat dat er niet in zat.

Een heer in Frankrijk riep onze bemiddeling in om zijn Bulgaarse decoraties terug te sturen nu dat land met het zijne in oorlog was geraakt. Een Italiaanse deserteur zat zonder papieren. Hij werd toch maar geholpen want anders was hij bij het Bulgaarse leger ingelijfd.

Een Griekse medewerker werd gesnapt toen hij probeerde in onze diplomatieke post informatie over Macedonië naar Athene te sturen. Onze zaakgelastigde had zoveel begrip voor deze ongelukkige man dat hij hem niet ontsloeg.

In maart 1916 lieten de Russen weten dat Duitsland 50.000 Russische krijgsgevangenen te voet naar Servië had gestuurd om daar spoorlijnen aan te leggen. Had Bulgarije daar ook Russische krijgsgevangenen heen gestuurd? Onze man kon er niet achter komen.

In 1921 was onze legatie daar nog werkzaam met belangenbehartiging, nu voor Oostenrijk. Onze man daar werd door de autoriteiten in Wenen verzocht geen visa voor Oostenrijk af te geven aan houders van Armeense en Perzische paspoorten.

De posten van deze landen in Sofia verkochten reisdocumenten aan mensen die niet hun onderdanen waren. Bovendien was Armenië nog niet als zelfstandige staat erkend en mocht hun missie alleen eigen landgenoten helpen zonder paspoorten af te geven. Toen na de wapenstilstand tussen Turkije en de Entente Nederland er in Bulgarije ook nog de Duitse belangen bij kreeg betrof dit vooral de evacuatie der Duitsers en het bewaken van hun gebouwen.

 
Griekenland 
Van november 1916 tot maart 1921 nam Nederland de Duitse belangen in Griekenland waar. Om een of andere reden betrof dit ook de Duitse krijgsgevangenen en burgers op Malta en in Egypte. In april 1917 kreeg Nederland er de Turkse zaken bij alsmede die van Oostenrijk-Hongarije, Italië en Roemenië.

Volgens de vertrekkende Turkse gezant woonden er maar 5.000 Turkse onderdanen in Griekenland maar volgens onze gezant waren het er veel meer: Turkse onderdanen van Griekse en Armeense landaard waren in grote aantallen naar Griekenland gevlucht.
 
 
Roemenië  
In 1916 sloot dit land zich bij de Entente aan waarna Nederland er de zorg voor Duitsland en Oostenrijk-Hongarije kreeg. Toen de politie in Boekarest wilde controleren of in de Oostenrijkse kanselarij de waterleiding lekte begreep onze zaakgelastigde dat er meer achter zat: een huiszoeking naar explosieven.

Hij stelde dat hij alleen met machtiging van zijn regering toestemming kon geven en dat hij er in elk geval zelf bij moest zijn. Gelukkig zette de politieprefect, die onze man voor zijn andere werk te vriend moest houden, niet door. Nadat Duitsland dit land had bezet kreeg Nederland er de zorg voor Rusland, België, Italië en Frankrijk.
 
 
Marokko 
In Tanger ontving onze diplomatieke agent, tevens consul generaal, die belast was met de Duitse belangen, vanuit een particulier adres in Madrid enige pakketten met Duits propagandadrukwerk in het Arabisch. Hij rekende het niet tot zijn taak om dit te verspreiden en vernietigde het materiaal.
 
Brazilië 
 In dit land met een zuiver Duitse bevolking van 50.000 bracht ons nieuwe taken, mede voor gestrande schepelingen. Op Duits verzoek verzond onze gezant nieuwe Braziliaanse wetten naar Berlijn.
 
 
Andere landen
Er is geen beginnen aan om hier verder alle waarnemingen door Nederland op te sommen. Wel kan ik vermelden dat Nederland in 1918 in Japan de belangen van de verslagen centrale mogendheden te verzorgen kreeg.

In 1918 nam onze gezant in Petrograd het voor alle Entente landen op, in 1918 ook de Duitse zaken in Servië en in 1919 werden nog joden in Polen via Wenen door Nederlandse tussenkomst gefinancierd. 

In de Tweede Wereldoorlog heeft Duitsland bijna geen belangen aan Nederland toevertrouwd maar wel aan Zwitserland. Naar de reden daarvoor kan men gissen. Nederland heef tot mei 1940 alleen in Zuid- Afrika voor de Duitsers gewerkt.

Na de bezetting van Nederland hielp Zweden ons in de Duitse invloedssfeer. De landbouwattaché van ons gezantschap in Berlijn bleef er achter en werkte er onder Zweeds leiding verder. Hij heeft daar veel landgenoten kunnen helpen.


© 2007 - Vincent Kramers. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke toestemming vereist van de auteur. Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit emailadres aan de auteur worden voorgelegd.

naar homepage


eXTReMe Tracker