naar poetry corner


         Leon Maxwell Gellert

 


Leon Maxwell Gellert (1892-1977), een Australiër met Hongaarse grootouders, had een moeilijke jeugd. Zijn moeder verwende het stoere joch, maar zijn streng-gelovige vader ranselde hem af. Een merkwaardige man, die vader, die eens de kat onthoofdde om te testen hoe scherp zijn bijl was.

Toen Leon genoeg zelfverdedigingkunsten had vergaard bij de Young Men’s Christian Association, wierp hij zijn verbaasde vader op zijn rug. Zijn vader gaf hem wel boeken te lezen, maar weigerde voor een hogere opleiding te betalen.

Toch ging Gellert, geldelijk bijgestaan door een oom, naar een lerarenopleiding, waar hij eerst slaagde voor Moderne Europese Geschiedenis en Onderwijs en later voor Engelse Taal en Literatuur. Daarnaast gaf hij les in wat men vroeger noemde ‘Lichamelijke Oefening’.

Achttien dagen na het uitbreken van de oorlog nam hij, ‘dancing and singing’, dienst in de Australian Imperial Force. Als korporaal I landde hij op 25 april 1915 in Gallipoli.

In juli werd hij gewond afgevoerd met dysenterie naar Malta waar hij tyfus opliep en daarna naar Londen, waar hij in een coma raakte. Men stelde als diagnose dat hij leed aan epilepsie en hij werd in 1916 naar Australië teruggezonden, waar hij na enkele maanden weer dienst nam en bijna onmiddellijk ontslagen werd uit de dienst. Epilepsie? Van epilepsie was geen sprake in zijn verdere loopbaan als leraar en journalist.
 
Leon Maxwell Gellert (1892-1977)

Werd hij eerst beschreven en getekend als een knappe jongeling, later werd hij afgeschilderd als bebrilde zuurpruim. Na de dood van zijn vrouw sleet hij zijn jaren in het gezelschap van zijn geliefde teckel.

Bijna al zijn beste gedichten verschenen in Songs of a Campaign (1917).

Anzac Cove

There´s a lonely stretch of hillocks, (= heuveltjes)
There´s a beach asleep and drear, (=somber)
There´s a battered broken fort beside the sea.
There are sunken trampled graves,  (=vertrapt)
And a little rotting pier,
And winding paths that wind unceasingly.
There´s a torn and silent valley,
There´s a tiny rivulet  (=riviertje)
With some blood upon the stones beside its mouth. (=monding)
There are lines of buried bones,
There´s an unpaid waiting debt,
There´s a sound of gentle sobbing in the South.

Bespreking 
Eenvoudige taal met een enkele uitstapje naar het dichterlijke zoals ´drear´ dichterlijk voor ´dreary´. De conclusie in de laatste twee regels dat er een onbetaalde schuld ligt te wachten en er zacht gehuild wordt in het Zuiden.
Een goede beschrijving van het desolate landschap.

Een ander gedicht van Gellert speelde een rol bij de herdenking op 11 november 2003 toen Koningin Elizabeth in Londen een monument ter nagedachtenis aan de gesneuvelde Australiërs onthulde. Dit gedicht werd toen voorgedragen voor een gezelschap met o.a. John Howard, de toenmalige minister-president van Australië en Tony Blair, de toenmalige minister-president van Engeland.

The last to leave

The guns were silent, and the silent hills
Had bowed their grasses to a gentle breeze.
I gazed upon the vales and on the rills (=beekjes)
And whispered, “What of these?” and “What of these?”
These long forgotten dead with sunken graves,
Some crossless, with unwritten memories,
Their only mourners are the moaning waves, (=klagende)
Their only minstrels are the singing trees
And thus I mused and sorrowed wistfully. (=weemoedig)

I watched the place where they had scaled the height,
The height whereon they bled so bitterly
Throughout each day and through each blistered night.
I sat there long, and listened – all things listened too,
I heard the epics of a thousand trees,
A thousand waves I heard, and then I knew
The waves were very old, the trees were wise:
The dead would be remembered evermore-
The valiant dead that gazed upon the skies, (=dappere)
And slept in great battalions by the shore.

Bespreking
Gellert wordt vaak de ‘Australische Rupert Brooke’ genoemd. Men kan ook zien waarom juist dit gedicht gekozen werd voor de plechtigheid in 2003. Op de foto zien we Gellert in de kleding en de pose van Romantische dichters Keats en Shelley.

Gellert zit eenzaam ergens in Gallipoli en vraagt zich af wat er van die of die geworden is en waar die of die toch gebleven is. De hele natuur leeft mee en klaagt mee. In het tweede deel ziet hij waar zijn maten de hoogten beklommen. Hij troost zich met de gedachte dat de gesneuvelden nooit vergeten zullen worden, zij, die daar met zo velen liggen.

We besluiten met een intrigerend gedicht, iets concreter.

The jester in the trench

“That just reminds me of a yarn,” he said;
And look for the body of Lofty Lane
He had a thousand yarns inside his head.
They waited for him, ready with their mirth
And creeping smiles, then suddenly turned pale,
Grew still, and gazed upon the earth.
They heard no tale. No further word was said.
And with his untold fun,
Half leaning on his gun,
They left him – dead.

Een ogenschijnlijk eenvoudig gedicht over iemand (= the jester) die anderen met zijn verhalen (=yarns) aan het lachen kon maken. Maar wie is de ‘he’ uit de eerste regel? En wie moet er zoeken naar het lichaam van ‘Lofty Lane’ (=waarschijnlijk een bijnaam voor iemand die Lane heette en die erg lang was)?

Het is duidelijk dat ‘they’ niet aan het zoeken zijn, maar dat zij in afwachting van zijn grappen al met een glimlach op de lippen, klaar staan. En plotseling krijgen we die merkwaardige combinatie ‘creeping smiles’, gevolgd door het feit dat zij opeens bleek werden en geen woord meer zeiden.  Daar staat Lofty Lane, over zijn geweer gebogen… dood... ‘Self-inflicted wound’?

Fred van Woerkom

 


naar poetry corner