naar Berlijn pagina - naar homepage


Duitse generaals uit de Eerste Wereldoorlog

Verhalen en portretten uit de Eerste Wereldoorlog aan
de hand van hedendaagse straatnamen in Berlijn (deel 3)

door Rob Kammelar

Het Schlieffen-plan voorzag in een snelle overwinning op Frankrijk, waarna de Duitse legers met Rusland zouden afrekenen. Eerst werden de forten rond Luik en Namen uitgeschakeld, waarna een snelle opmars door België en Noord-Frankrijk volgde. Mede doordat de uiterste rechterflank onder generaal von Kluck te vroeg ging zwenken, mislukte het Schlieffen-plan.
Het gevolg was dat de legers in loopgraafstellingen tegenover elkaar kwamen te liggen. Deze situatie zou vier jaren blijven bestaan. Ook in Rusland en het Midden-Oosten streden Duitse legers en Duitse generaals met wisselend succes.
Opmerkelijk veel namen van generaals uit de Eerste Wereldoorlog zijn tot op heden op Berlijnse straatnaamborden te vinden. Een sterke concentratie van ‘generaalsstraten’ kan men aantreffen in het Generalsviertel in de wijk Steglitz-Lankwitz.

Inhoud

Het Schlieffen-plan - Duitse legers rukken op
Legeraanvoerders in het Berlijnse stratenplan: Kluck en Rupprecht von Bayern
Luik, Namen, Antwerpen - Zwaar geschut sloopt de forten
Nog veel meer generaals in Berlijn stratenplan:
Emmich, Gallwitz, Beseler en anderen; das Generalsviertel

Oorlog in west, oost en zuid
Duitsers strijden in Frankrijk, Rusland en het Midden-Oosten

Nog meer generaalsstraten: Below, Eichhorn, Goltz, Seeckt en anderen
Het einde - Ludendorff, Hindenburg, Groener
Berlijnse straten: Ludendorff, Hindenburg, Groener
Cité Foch
Noten
Geraadpleegde bronnen

Het Schlieffen-plan - Duitse legers rukken op
Het Duitse aanvalsplan dat in augustus 1914 in werking werd gesteld, lag al jaren in de kast. Het was bedacht door Graf Alfred von Schlieffen, die van 1891 tot 1905 na keizer Wilhelm II de hoogste militaire chef was. Het plan behelsde een snelle opmars door België en Luxemburg, gevolgd door omsingeling en vernietiging van de Franse strijdkrachten. Om een langdurige oorlog op twee fronten te voorkomen, moest dit karwei binnen zes weken geklaard zijn. Daarna zouden de Duitse troepen naar het oosten worden overgebracht om de Russische stoomwals te stoppen voordat die goed en wel op gang zou zijn gekomen.

Over een zeer breed front openden zeven Duitse legers tegelijk de aanval op Frankrijk. De vijf legers op de rechterflank moesten met een wijde boog door België en Noord-Frankrijk trekken, vervolgens met de vesting Metz als spil naar het zuiden afbuigen. De uiterste rechterflank moest vervolgens net ten zuiden van Parijs naar het oosten zwenken en zo de Fransen in de rug aanvallen. De Franse legers zouden dan worden voortgedreven naar het oosten, waar het 6e en 7e leger hen zouden opwachten voor de genadeslag.

Het plan mislukte, deels doordat het 1e leger onder generaal Alexander von Kluck, dat op de uiterste rechterflank opereerde, te vroeg naar het oosten afboog en daardoor het 2e leger, dat onder commando stond van generaal Karl von Bülow, in de weg ging lopen. Hierdoor vertraagde de Duitse opmars, waardoor de Fransen tijd kregen zich achter de Marne te verschansen en de Duitsers te stoppen.

Bij een inspectie aan het front raakte generaal von Kluck in maart 1915 zwaar gewond door een granaatscherf. Een jaar later verliet hij de actieve dienst. Voor het mislukken van het Schlieffenplan werd Alexander von Kluck medeverantwoordelijk gehouden.
 
Generaal Alexander von Kluck

Het 3e leger, dat links van het 2e leger opereerde, stond onder bevel van generaal Max von Hausen. Weer links daarvan opereerde het 4e leger onder commando van hertog Albrecht von Württemberg. De spilfunctie had het 5e leger. Het had zich verzameld in het gebied tussen Thionville en Metz, tegenover de fortengordel rond Verdun. Het bevel voerde kroonprins Friedrich-Wilhelm.

Het 6e en 7e leger tenslotte, onder het bevel van resp. kroonprins Rupprecht von Bayern (voor foto zie Deel 2) en generaal Josias von Heeringen, opereerden op de linkervleugel. Ze bleven in hun posities om de Franse legers op te vangen die op de vlucht zouden zijn voor de troepen van generaal von Kluck en von Bülow. Von Schlieffen maakte de uitvoering van zijn plan niet meer mee. Hij stierf in 1913.

Legeraanvoerders in Berlijns stratenplan: Kluck en Rupprecht von Bayern
Het is opvallend hoeveel generaals uit de Eerste Wereldoorlog er nog op Berlijnse straatnaamborden te vinden zijn. Enkele van deze straten kregen hun naam nog in de Kaiserzeit, tijdens of zelfs vóór het begin van de Grote Oorlog.

De Weimarrepubliek had er vervolgens weinig behoefte aan in Berlijns stratenplan de militaire kaste te eren, die de oorlog gezocht en vervolgens verloren had. Dat veranderde echter radicaal toen de nazi’s aan de macht kwamen. De Eerste Wereldoorlog werd in een nieuw, bijna mythisch licht gesteld.

Militarisme en oorlog werden verheerlijkt, helden werden gezocht en gevonden. Deze verheerlijkingscultus resulteerde onder meer in tientallen straten met namen van generaals uit de verloren oorlog, waarvan de nazi’s het beeld per se wilden bijstellen.

De meeste ‘generaalsstraten’ liggen in het vroegere West-Berlijn. In de wijk Lankwitz in het stadsdeel Steglitz vinden we zelfs een compleet Generalsviertel (zie kaart).
Het West-Berlijnse beleid na de Tweede Wereldoorlog ten aan zien van deze straatnamen is ondoorgrondelijk.

Ook al kregen vanaf de jaren vijftig enkele van deze ‘generaalsstraten’ een minder controversiële naam, het aantal straatnaamborden met namen van generaals uit de Eerste Wereldoorlog is nog steeds indrukwekkend. Het gebied van het vroegere Oost-Berlijn, waar voornamelijk volks- en arbeiderswijken lagen, kende van oudsher veel minder straten met militaristische namen.

Bovendien werden de Oost-Berlijnse straatnamen in 1951/1952 opgeschoond en gezuiverd van namen die aan het fascistische, militaristische en monarchistische verleden herinnerden. Enkele aan de Eerste Wereldoorlog herinnerende straatnamen lijken echter bij deze communistische zuiveringsactie over het hoofd gezien en bestaan nog voort.

Welke generaals kunnen we tegenkomen op een wandeling door Berlijn?
Nog tot 1991 heeft in de wijk Tiergarten langs de zuidelijke oever van de Spree de Schlieffenufer (1934) bestaan. Tegenwoordig is deze oever opgeplitst in de John-Foster-Dulles-Allee en de Bettina-von-Arnim-Ufer.

De nabijheid van Schloss Bellevue, na de val van de muur de officiële zetel van de Duitse bondspresident, is ongetwijfeld voor het Berlijnse stadsbestuur aanleiding geweest deze straat een minder controversiële naam te geven. Je zou als Bondspresident toch niet willen dat je Franse collega bij een staatsbezoek komt aanrijden over de Schlieffenufer.

Schloss Bellevue aan de oever van de Spree. Hier is de officiële zetel van de
Duitse bondspresident. In de rechter benedenhoek van de foto is nog juist
een stukje van de John-Foster-Dulles-Allee te zien, die nog tot 1991
Schlieffenufer heette, naar de bedenker van het aanvalsplan dat in
augustus 1914 in werking trad.

Drie van de zeven legeraanvoerders die de aanval tegen Frankrijk leidden, prijken nog steeds op Berlijnse straatnaamborden. Kroonprins Friedrich-Wilhelm zijn we reeds tegengekomen in deel 2. De andere twee zijn von Kluck en Rupprecht von Bayern1).

In Tiergarten, toch al een wijk met veel martiale namen, vinden we de Kluckstrasse (1935) in het verlengde van de Stauffenbergstrasse. Deze laatste is genoemd naar de man die in 1944 een mislukte aanslag op Hitler pleegde. Zo ligt in Berlijns stratenplan de agressor naast de verzetsheld. In het al meermalen genoemde stadsdeel Lichtenberg treffen we de Rupprechtstrasse (1906) aan in een nogal naargeestige, door spoorbanen ingesloten, uithoek.

Maar er blijken nog veel meer ‘generaalsstraten’ in Berlijn te lopen. Laten we eerst eens kijken hoe de eerste weken van de oorlog verliepen.
 
Luik, Namen, Antwerpen - Zwaar geschut sloopt de forten
De eerste hindernis op weg naar Parijs was de vesting Luik, waarvan de Belgen meenden dat die onneembaar was. Voordat von Klucks 1e Leger aan zijn opmars door België kon beginnen moesten de twaalf forten, die in een ring rond de stad lagen, tot zwijgen worden gebracht. Die taak was toebeeld aan zes brigades uit het 2e Leger die onder commando stonden van generaal Otto von Emmich.

Op 4 augustus 1914 staken von Emmichs stoottroepen de grens over. Ze stuitten op aanzienlijk grotere tegenstand dan verwacht. Bovendien bleek het Duitse geschut veel te licht om de forten te kunnen uitschakelen.

Von Emmichs stoottroepen in Stavelot bij Luik

Terwijl de Belgische forten bleven schieten, wist aanvankelijk slechts één brigade onder commando van Ludendorff, die we later nog in andere rollen zullen tegenkomen, Luik te bereiken. Pas toen dagen later de zware Krupp- en Škoda- kanonnen, die inderhaast uit Keulen waren nagezonden, in stelling waren gebracht, konden de forten in puin geschoten worden.

Von Klucks opmars liep meteen al drie dagen vertraging op. De Duitsers waren woedend over de onverwacht felle tegenstand en wreekten zich op de burgerbevolking. Luik werd gebombardeerd vanuit een zeppelin. En terwijl von Emmich een triomfantelijk telegram naar zijn vrouw stuurde, staken zijn troepen Visé in brand, plunderden op grote schaal, executeerden meer dan honderd burgers, onder wie vrouwen en kinderen en deporteerden honderden onschuldige Belgen naar gevangenkampen in Duitsland.

Generaal Otto von Emmich, de veroveraar van Luik

De volgende halte op weg naar Parijs was de vesting Namen met haar zes forten. De aanval werd uitgevoerd door twee divisies van het 2e Leger, die onder commando stonden van generaal Max von Gallwitz. Hij maakte niet dezelfde fout als von Emmich en begon direct met het inzetten van het zware geschut.

Namen viel binnen enkele dagen. Nadat von Gallwitz vervolgens in 1915 een campagne tegen de Russen had gevoerd, kreeg hij in 1916 het commando over een legergroep voor Verdun, waar de kroonprins zijn chef werd.

Hier liet hij zijn troepen keer op keer, ten koste van enorme verliezen aan weerszijden, de Côte 304 en de Mort Homme bestormen, tot die in mei 1916 in Duitse handen vielen. Een jaar later waren deze heuvels, opnieuw ten koste van buitensporig veel doden en gewonden, echter weer in handen van de Fransen.

Generaal Max von Gallwitz, de veroveraar van Namen

Terug naar de eerste maanden van de oorlog. De legers van von Kluck en von Bülow waren tot staan gebracht aan de Marne. Wat er nog restte van het Belgische leger had zich na de nederlagen bij Luik en Namen teruggetrokken binnen de vesting Antwerpen, dat het volgende doel van de Duitse operaties in België werd. Eenheden uit Lotharingen, onder commando van generaal von Beseler, moesten het karwei klaren.

De monsterkanonnen die de forten van Luik en Namen hadden uitgeschakeld, werden per trein tot voor Antwerpen gebracht. Moeiteloos schoten ze een bres in de verdedigingsgordels van de stad. ’s Nachts werd de stad gebombardeerd door zeppelins.

Generaal Hans von Beseler, de veroveraar van Antwerpen

Honderdduizenden burgers sloegen op de vlucht. De meesten zochten hun heil in Nederland. Het grootste deel van het Belgische leger ontkwam naar het westen.
Op 10 oktober trokken de Duitsers de stad binnen. Von Beseler maakte naam met deze overwinning. In augustus van het jaar daarop veroverde hij de Russische vesting Modlin. Vervolgens werd hij benoemd tot gouverneur-generaal van Warschau, waar hij in 1916 in naam van keizer Wilhelm II het koninkrijk Polen proclameerde.

Nog veel meer generaals in het stratenplan van Berlijn:
Emmich, Gallwitz, Beseler en anderen; das Generalsviertel

De veroveraars van de Belgische vestingen Luik, Namen en Antwerpen zijn in Berlijn alle drie met een straatnaam bedacht. Von Emmich ontving niet alleen uit handen van de keizer de hoogste militaire onderscheiding Pour le Mérite; kort nadat het nieuws van de verovering van Luik Berlijn bereikt had, werd er reeds een straat naar hem genoemd. Vandaag nog is in de wijk Steglitz-Lankwitz de Emmichstrasse (1914) te vinden.

Op nauwelijks vijf minuten loopafstand vinden we in dezelfde wijk de Gallwitzallee (1937). Gallwitz heeft 13 jaar langer op zijn straat moeten wachten, maar ook zijn naam prijkt tot vandaag op een Berlijns straatnaambord. Halverwege Emmichstrasse en Gallwitzallee komen we dan nog langs de Beselerstrasse (1915), die zijn naam kreeg om de verovering van Antwerpen te vieren.

Niet voor niets heet de wijk, waarin deze straten liggen, in de volksmond das Generalsviertel, de generaalsbuurt. Veel ‘generaalsstraten’ in deze wijk kregen hun naam tijdens het nazi-bewind, als onderdeel van hun militaristische propaganda. Een aantal is in de loop der jaren inmiddels herdoopt en heeft minder controversiële namen gekregen. Tot op vandaag kan men hier echter nog aantreffen de Falkenhausenweg2)(1937), de Hohenbornweg3) (1937), de Klüberstrasse4) (1937), de Maerckerweg5) (1936), de Mudrastrasse6) (1936), de Pappritzstrasse7) (1937), de Schefferweg8) (1939) en de Wichurastrasse9) (1937), allemaal vernoemd naar hoge militairen die belangrijke functies hadden of opmerkelijke wapenfeiten pleegden tijdens de Eerste Wereldoorlog.10) 

klik hier voor vergroting
De Berlijnse wijk Lankwitz, met het Generalsviertel
(Klik op de plattegrond of
hier voor een grote kaart)

Het aantal Berlijnse ‘generaalsstraten’ is hiermee nog niet uitgeput! Ook buiten het Generalsviertel komen we nog enkele opmerkelijke namen tegen, zoals we zullen zien.

Oorlog in west, oost en zuid
Duitsers strijden in Frankrijk, Rusland en het Midden-Oosten

Toen de Duitse opmars aan de Marne tot staan was gebracht, waren de kansen op een snelle overwinning in het Westen definitief verkeken. Het Schlieffenplan had gefaald. Beide partijen groeven zich letterlijk in en bestookten elkaar vanuit de loopgraven. Aanvallen, die meestal werden ingeleid met hevige artilleriebombardementen, liepen vast in het prikkeldraad, de modder en het mitrailleurvuur van de tegenpartij. Terreinwinst werd nauwelijks geboekt en was doorgaans tijdelijk. De verliezen aan doden en gewonden waren kolossaal.

Na de slag aan de Marne werd de zieke von Hausen, de opperbevelhebber van het 3e Leger, vervangen door Karl von Einem, de vroegere minister van Oorlog van Pruisen. Enige tijd later werd ook de bevelhebber van het 2e Leger, Von Bülow, van zijn functie ontheven. Hij werd opgevolgd door Fritz von Below, die zijn sporen al had verdiend in Lotharingen en aan de Masurische meren. Hij had het commando over het 2e Leger toen de Britten op 1 juli 1916, ter ontlasting van de stellingen bij Verdun, hun catastrofale aanval bij de Somme begonnen. Alleen al in die dolle aanval op de eerste dag verloren de Britten 60.000 man, tegen de Duitsers 6.000.
 
Commandopost van generaal Fritz von Below aan de Somme, juli 1916

Terwijl zich in het westen een loopgravenoorlog ontwikkelde, behaalden de Duitsers in het oosten de ene overwinning na de andere. Nadat een compleet Russisch leger vernietigd was bij Tannenberg en een ander uit Oost-Pruisen verjaagd, werd een adempauze ingelast.

De Duitsers vormden een nieuw 10e leger onder bevel van generaal Hermann von Eichhorn. Samen met het 8e leger onder Otto von Below zou hij in februari 1915 de Russen opnieuw een verpletterende nederlaag bezorgen (zie Deel 4).
In 1918 werd von Eichhorn opperbevelhebber in de Oekraine. Hij kwam door een bomaanslag in Kiew om het leven.

Verschillende van Duitslands beste generaals waren gedetacheerd bij het leger van bondgenoot Turkije. Collmar Freiherr von der Goltz diende aanvankelijk bij de Pruisische generale staf. In de jaren 1883-1896 was hij gedetacheerd bij het Turkse leger, dat hij grondig reorganiseerde.

Na de Duitse inval in Belgie werd hij benoemd tot gouverneur-generaal van dat land. Teleurgesteld over het feit dat hem wegens zijn leeftijd geen post bij de gevechtstroepen was verleend, vroeg hij al na enkele maanden om overplaatsing. De Turken gaven hem die gelegenheid wel.

Nadat Turkije de zijde van de Centrale Mogendheden had gekozen werd Von der Goltz commandant van het Ie Turkse leger. In 1916 versloeg hij een Brits leger bij Koet-al-Amara.

Moritz Freiherr von Bissing  werd in november 1914 de opvolger van Von der Goltz als gouverneur-generaal van België. Omdat hij alleen maar verantwoording schuldig was aan de keizer zelf, mat hij zichzelf de status van onderkoning aan en rekende hij er op dat de Belgen hem als de opvolger van hun koning Albert zouden beschouwen. Zijn politiek was er op gericht Walen en Vlamingen tegen elkaar uit te spelen, in de verwachting dat na het beëindigen van de krijgshandelingen Vlaanderen tot een soort deelstaat van Duitsland gemaakt kon worden.
 
De gouverneur-generaal van België Freiherr von Bissing (voorste rij, tweede van rechts)
bij de overdracht van de vervlaamste universiteit van Gent aan de academische senaat,
21 oktober 1916

Een van zijn sterkste staaltjes om de Vlamingen voor zich te winnen was de ‘vernederlandsing’ van de franstalige universiteit van Gent, die hij tegen de wil van de bevolking, het stadsbestuur en het zittende professorenkorps doorzette. Slechts een kleine groep radicale flaminganten steunde hem hierin. Om zijn doel snel te bereiken liet hij tegenstanders van dit plan naar Duitsland deporteren.

Net als Freiherr von der Goltz vocht ook Hans von Seeckt tijdens de Eerste Wereldoorlog in Turkije. Nadat hij in 1915 met het 11e Duitse leger acties aan het Oostelijk Front en op de Balkan had gevoerd, werd hij benoemd tot chef van de generale staf van het Turkse leger. In 1919 nam hij deel aan de vredesonderhandelingen in Versailles. Hij werd na de oorlog opperbevelhebber van de Reichswehr.

Generaal Hans von Seeckt (links) tijdens een oefening

Tijdens de Kapp-putsch in 1920 weigerde hij het leger tegen de putschisten in te zetten onder het motto Reichswehr schiesst nicht auf Reichswehr. Toen president Friedrich Ebert hem daarop vroeg welke positie het leger eigenlijk innam, antwoordde hij Die Reichswehr steht hinter mir.
 
Nog meer generaalsstraten: Below, Eichhorn, Goltz, Seeckt en anderen
Al deze Pruisische vechtjassen prijken op dit moment nog op Berlijnse straatnaamborden. Als we in het stadsdeel Schöneberg het U-Bahn-station Nollendorfplatz aan de noordzijde verlaten, lopen we de Einemstrasse (1936) in.

In het al eerder genoemde noordelijke stadsdeel Reinickendorf vinden we de Belowstrasse (1941, genoemd naar Fritz, niet naar Otto) niet ver van U-Bahn-station Kurt-Schumacher-Platz. Het korte verbindingsstraatje tussen Birkenstrasse en Eschenstrasse in de wijk Kaulsdorf van het oostelijke stadsdeel Hellersdorf heet Eichhornstrasse (1909).

In de al eerder genoemde wijk Spandau-Hakenfelde treffen we vervolgens de Goltzstrasse (1900) aan, terwijl in een andere Spandauer wijk, Wilhelmstadt, de Seecktstrasse (1936) te vinden is.
De onderkoning van België, Freiherr von Bissing, vinden we terug als Bissingzeile (1936) in Mitte-Tiergarten.

Dichtbij het ‘Tierpark Berlin’ in het oostelijke stadsdeel Lichtenberg loopt dan nog de Criegernweg (1936) en vlakbij de begraafplaats in de zuidelijke wijk Lichtenrade van het stadsdeel Tempelhof treffen we nog de Kirchbachstrasse (vóór 1923) aan. Beide zijn genoemd naar ‘kleinere’ generaals uit de Eerste Wereldoorlog. 11) 12)  

In het oostelijke, nogal volkse stadsdeel Hohenschönhausen vinden we nog de Papendickstrasse (1939). Waarom Maximilian Papendick13), die bij lange na niet de rang van generaal had en al helemaal niet van koninklijke bloede was, acht jaren na zijn dood, een ‘eigen’ straat kreeg, is niet bekend. Was hij wellicht een verdienstelijk NSDAP-lid geweest?

Het einde - Ludendorff, Hindenburg, Groener
Maar we zijn er nog niet. Een drietal namen moet nog worden genoemd.
In 1916 kwam het opperbevel over de Duitse strijdkrachten in handen van de generaals Hindenburg en Ludendorff, de overwinaars van Tannenberg (zie Deel 4).

Gaandeweg de oorlog kreeg vooral Ludendorff ook steeds meer invloed op de staatszaken en het burgerlijk bestuur. De facto was Duitsland gedurende de laatste twee oorlogsjaren een militaire dictatuur onder zijn leiding.
 
Hindenburg (links) en Ludendorff in Kowno, 1916

Ludendorff zoeken we tegenwoordig tevergeefs in het Berlijnse stratenplan. Erg vreemd is dat niet. Aan het eind van de oorlog onttrok hij zich aan zijn verantwoordelijkheid. Hij kon de militaire nederlaag niet verkroppen en legde zijn functie neer.

Hij verliet eenvoudig het legerhoofdkwartier te Spa en maakte zich in vermomming uit de voeten naar het neutrale Zweden. Na zijn terugkeer naar Duitsland sloot hij zich aan bij Hitler en liep in 1923 mee in de voorste rijen tijdens diens mislukte putsch in München.

Ook Hindenburg wilde in november 1918 zichzelf de onontkoombare nederlaag besparen. Slechts met veel moeite wist men hem te bewegen aan te blijven. Het tekenen van het wapenstilstandsverdrag liet hij aan anderen over. Hij ging met pensioen en bracht vervolgens de ‘dolkstootlegende’ in omloop: de nederlaag zou niet te wijten zijn aan het falen van de militairen, maar zou de schuld zijn van de politici die, door toenadering te zoeken tot de vijand, het leger een mes in de rug hadden gestoken.
In 1925 werd Hindenburg tot Rijkspresident gekozen.

In 1933, een jaar na zijn herverkiezing, benoemde hij Hitler tot Rijkskanselier en tekende hij de Verordnung zum Schutz von Volk und Staat, waarmee hij de weg effende voor de nationaalsocialistische dictatuur.

En het was allemaal zo frisch und fröhlich begonnen. De Duitse mobilisatie in 1914 liep als een geoliede machine. Met 11.000 treinen waren miljoenen Duitse soldaten in enkele weken zonder haperen naar hun mobilisatiebestemmingen vervoerd. Alleen al tussen 2 en 18 augustus 1914 passeerden 2.150 treinen van elk 54 wagons de Hohenzollernbrug in Keulen richting België en Frankrijk. Dat was mede te danken aan Wilhelm Groener. Hij was verantwoordelijk voor het militaire spoorwegennet en de logistiek van het vervoer per trein.
 
Augustus 1914: een trein vol soldaten verlaat een Berlijns station richting front.

Door de punctuele organisatie van het troepentransport per trein, steeg Groeners prestige enorm. Hij werd bevorderd tot generaalmajoor en werd in 1916 plaatsvervangend Minister van Oorlog van Pruisen.

Na Ludendorffs desertie naar Zweden werd hij tot diens opvolger benoemd. Toen, in het zicht van de naderende nederlaag, de troepen muitten, in de Heimat onlusten uitbraken en keizer Wilhelm II elke zin voor realiteit leek te hebben verloren, was hij een van de weinigen die het hoofd koel hield in het legerhoofdkwartier te Spa.

Op Wilhelms voorstel om als Oberster Kriegsherr aan het hoofd van de troepen, die tenslotte de eed van trouw hadden afgelegd, naar Berlijn te marcheren om de dreigende revolutie met geweld neer te slaan, haalde Groener slechts zijn schouders op en antwoordde: “Fahneneid!? Kriegsherr!? Das sind schliesslich Worte – das ist am Ende bloss eine Idee - !” om te vervolgen met "Unter seinen Generalen wird das Heer in Ruhe und Ordnung in die Heimat zurückmarschieren, aber nicht unter der Führung Eurer Majestät!".

En zo gebeurde het ook. Wilhelm II nam de wijk naar Nederland. Groener leidde de terugkeer van de troepen, die hij ter beschikking stelde van de nieuwe regering in Berlijn (zie Deel 7).

Berlijnse straten: Ludendorff, Hindenburg, Groener
Al direct in 1914 werden er in de wijk Steglitz-Lankwitz, in de latere generaalsbuurt, straten vernoemd naar de beide zegevierende generaals van Tannenberg, die zich later ontpopten als de deserteurs van Spa.

De Ludendorffstrasse werd in 1919 al weer omgedoopt en is in de loop van de jaren helemaal verdwenen14). Ook de Hindenburgstrasse heeft allang een andere naam gekregen en heet tegenwoordig Eiswaldtstrasse15). In de aangrenzende wijk Steglitz-Lichterfelde bestaat echter sinds de overwinning bij Tannenberg nog steeds de Hindenburgdamm (1914), en daar moet de oude veldmaarschalk het mee doen.
 
Kwartiermeester-generaal Wilhelm Groener

Kwartiermeester-generaal Wilhelm Groener is nog tamelijk recent met een Berlijnse straat geëerd. Ruim na de Tweede Wereldoorlog, in 1962, werd in het al meermaals genoemde stadsdeel Spandau de Moltkestrasse, die al sinds 1891 zo heette, omgedoopt in Groenerstrasse. Over de reden van die herdoop op dat tijdstip kan men slechts gissen.
   
Cité Foch
Duitse generaals op Berlijnse straatnaamborden dat is nog te begrijpen, al zijn het er wel erg veel. Maar wat doet de Franse generaal Foch in het Berlijnse stratenplan? Foch was toch degene die in 1918 het laatste grote Duitse offensief stopte tijdens de tweede Slag aan de Marne, waarna de krijgskansen definitief keerden ten gunste van de geallieerden? En Foch was toch de generaal die als Chef des armées alliées de Duitsers de voor hen vernederende wapenstilstand liet tekenen in die wagon in het bos bij Compiègne?
 
Generaal Foch (2e van rechts) na het tekenen van de wapenstilstand
op 11 november 1918

In de wijk Waidmannslust van het noordelijke stadsdeel Reinickendorf ligt een apart wijkje met de on-duitse naam Cité Foch. En wat nog opmerkelijker is: alle straten in dit wijkje hebben Franse namen. Alsof we in een willekeurige Franse stad zijn vinden we hier de Avenue Charles de Gaulle, loopt om de hoek de Allée Marie Curie en komt even verderop de Rue Racine uit op de Place Molière.

Toen de Tweede Wereldoorlog overging in de Koude Oorlog en het duidelijk werd dat de westelijke bezettingsmachten van Berlijn langer zouden blijven dan voorzien, gingen de Fransen voor hun militairen eigen woonwijken bouwen. Er ontstonden in de Franse bezettingszone van Berlijn vijf zogenaamde cité’s met woningen, scholen, winkels, bioscopen en sportvoorzieningen.

De grootste, met bijna 800 woningen, noemden de Fransen met veel gevoel voor verhoudingen Cité Foch, naar de man die de Duitsers een oorlog eerder definitief op de knieën had gedwongen.
 
Straatje in Cité Foch te Berlijn-Reinickendorf

Toen met de val van de muur de Koude Oorlog voorbij was en de Fransen in 1994 vertrokken waren, kwamen de woningen beschikbaar voor de stad Berlijn, die er voornamelijk ambtenaren in huisvestte. Als uit een merkwaardig soort masochisme handhaafden de Berlijners de naam Cité Foch, evenals de Franse straatnamen in deze wijk.

Noten
[1] Berlijn kent weliswaar ook drie verschillende Albrechtstrassen, n.l. in Mitte, in Steglitz en in Tempelhof, geen van deze straten is echter vernoemd naar hertog Albrecht von Würtemberg. De Albrechtstrasse in Berlin-Mitte is bekend geworden, doordat hier tijdens het Derde Rijk het beruchte hoofdkwartier van de S.S. gevestigd was.
[2] Generaalmajoor Ludwig von Falkenhausen: opperbevelhebber van het 6e leger tijdens de Slag bij Arras in 1917; werd daarna gouverneur-generaal van België
[3] Heinrich Wild von Hohenborn: werd in 1915 Minister van Oorlog van Pruisen; moest vertrekken na een conflict met Hindenburg.
[4] Robert von Klüber: was stafchef van het 1e leger van de Armee-Abteilung A en ook van het 17e leger; tijdens de binnenlandse onlusten in 1919 werd hij in de stad Halle op straat door een revolutionaire menigte gelyncht.
[5] Georg Maercker: was van 1908 tot 1910 commandant van een eenheid in Herero-land in Duits Zuid-West-Afrika; tijdens de Eerste Wereldoorlog divisiecommandant; voerde tijdens de binnenlandse onlusten van 1919 een vrijkorps aan dat de links-revolutionaire bewegingen bestreed.
Voorheen heette deze straat Mackensenstrasse, naar Generalfeldmarschall Ludwig Mackensen die als bevelhebber van een legergroep eerst in Oost-Pruisen en daarna vooral op de Balkan actief was. Na de oorlog sympathiseerde Mackensen met Hitler.
[6] Bruno von Mudra: nam als commandant van het XVIe legerkorps deel aan de inval in België en Frankrijk; werd in 1914 opperbevelhebber van de Armee-Abteiling A aan het westfront, later werd hij bevelhebber van het 1e en het 17e leger.
Van 1914 tot 1936 heette deze straat de General-Kluck-Strasse
[7] Günther von Pappritz: luitenant-generaal der cavalerie, in augustus 1914 commandant van de vesting Königsberg in Oost-Pruisen.
[8] Reinhardt von Scheffer-Boyadel: generaal der Infanterie; commandant van het 17e en 25e reservecorps.
[9] Carl Wichura: had in 1900 deelgenomen aan het neerslaan van de Boxer-opstand in China; in 1915 plaatsvervangend commandant van het IIIe legerkorps, later commandant van het VIIIe reservekorps; in 1919 bevorderd tot generaal der Infanterie.
[10] Verder vinden we in deze wijk nog straten die namen dragen van generaals uit de Frans-Duitse oorlog van 1870/71 en uit het eerdere Pruisische oorlogsverleden.
[11] Paul von Criegern: luitenant-generaal; commandeerde een brigade in Vlaanderen.
[12] Günther von Kirchbach: luitenant-generaal; bevelhebber van het Xe reservecorps van het 2e Leger. Von Kirchbach was ook president van de Rijkskrijgsraad in Berlijn.
[13] Maximilian Papendick: opgeleid als ingenieur, diende tijdens de Eerste Wereldoorlog als Vizefeldwebel (sergeant) in de verbindingscompagnie van het 4e Garderegiment Infanterie. Hij kreeg het Goldenes Verdienstkreuz, de hoogste onderscheiding voor subalternen. In mei 1918, enkele dagen na zijn onderscheiding, raakte hij zwaargewond, doch in september deed hij al weer frontdienst.
[14] De straat als zodanig bestaat niet meer, ook niet onder een andere naam. Het tracé van de straat maakt tegenwoordig deel uit van het terrein van de Freie Universität Berlin.
[15] De straat is nu genoemd naar de in 1905 overleden commandant van de aan- en afvoertroepen, die gelegerd waren in de nabij gelegen kazerne aan de tegenwoordige Gallwitzallee. Thans doet het gebouw dienst als politiekazerne.

Geraadpleegde literatuur
 P.J. Muller: De Europeesche Oorlogsbrand. Rotterdam, 1914/1915
 Gudmund Schnitler: De wereldoorlog (1914-1918). Den Haag, 1936.
 A.J.P. Taylor: The first World War. An illustrated history. London, 1963.
 Corelli Barnett: The Swordbearers. Supreme Command in the First World War.
     London, 1963.
 Hans Dollinger (Herausg.): Der Erste Weltkrieg in Bildern und Dokumente, 1965.
 Barbara Tuchman: De kanonnen van augustus, 3e druk, 1976.
 Sophie de Schaepdrijver: De Groote Oorlog, 5e druk, 1999.
 John Keegan: De Eerste Wereldoorlog 1914-1918, 3e verbeterde druk, 2000.
 Stephan Burgdorff / Klaus Wiegrefe (Hg.): Der Erste Weltkrieg. Die Urkatastrophe
    des 20. Jahrhunderts. Darmstadt, 2004.
Website Lexikon von A-Z zur Berlingeschichte Berlin von A bis Z


 © 2007 - Rob Kammelar. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur.
Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk toestemming vereist van de auteur.

  naar Berlijn pagina - naar homepage


eXTReMe Tracker