naar homepage


Dagtocht Eerste Wereldoorlog Berlijn:
van bloedhonden, schutters en cadetten

Een dagtocht door zuidelijk Berlijn langs een aantal
militaire herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog


door Rob Kammelar en Menno Wielinga

De belangstelling in ons land voor de Eerste Wereldoorlog neemt nog steeds toe. Daarnaast bezoeken steeds meer Nederlanders Berlijn voor een korte vakantie of stedentrip. Er blijkt echter in ons taalgebied weinig literatuur voorhanden over Berlijn tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Rob Kammelar en Menno Wielinga voorzien in deze leemte. Zij hebben twee dagtochten uitgezet door de Duitse hoofdstad langs plekken van herinnering aan de tijd rond 1914 / 1918.

Deze tweede dagtocht voert door het zuiden van Berlijn. We komen langs de restanten van verschillende kazernes zoals de Garde-Schützen-Kaserne, de Garde-Dragoner-Kaserne en de Königin Augusta Garde-Grenadier-Kaserne. We zien wat er over is van de befaamde Preussische Hauptkadettenanstalt en van de “Speicher” van het Garde-Train-Bataillon.

We wandelen langs het uitgestrekte voormalige militaire complex aan de General-Pape-Strasse en doorkruisen daarna het Fliegerviertel Tempelhof, waar veel straten genoemd zijn naar gevechtspiloten uit de Eerste Wereldoorlog. We staan stil bij enkele oorlogsmonumenten, zoals het “Franzer”- monument en het Luftschifferdenkmal. Tenslotte brengen we een bezoek aan de Garnisonfriedhof Columbiadamm, waar ruim 7.000 soldaten uit de Grote Oorlog hun laatste rustplaats vonden.

In Berlijn zijn nog meer militaire herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog te vinden. Door het centrum en noordwesten van de stad voert de Dagtocht: Van meikevers, landweer en ulanen.

Inhoudsopgave
Aanbevelingen — Start- en eindpunt
“Franzer”-monument en “Franzer”-Kazerne
Monument voor de luchtschippers
Garde-Schützen-Kazerne
Preussische Hauptkadettenanstalt
Militair complex General-Pape-Strasse
Schwerbelastungskörper
Fliegerviertel Tempelhof
Garde-Train Haferspeicher
Dragoner-Kazerne
Augusta-kazerne en Kürassier-Kazerne
Garnisonfriedhof
Geraadpleegde bronnen
Boeken, tijdschriften, artikelen e.d.

  Aanbevelingen — Start- en eindpunt van deze dagtocht
  Aanbevelingen Openbaar vervoer: informatie over speciale dagtarieven voor kleine gezelschappen (Kleingruppenkarte) en goedkope weekabonnementen zie www.bvg.de (Berliner Verkehrsgesellschaft).

Aanbevolen bij de dagtocht het gebruik van:
Berlin ADAC Cityatlas (schaal 1:15.000)
met stadsplattegrond in boekvorm - formaat 20 x 20 cm. - prijs euro 9,95.


Startpunt en eindpunt van deze tocht Hermannplatz, Neukölln - De Hermannplatz is te bereiken met U-Bahn-lijnen U7 en U8, buslijnen M41, 171, 194 en 344.

Op de hoek van de Hermannplatz en de Sonnenallee stappen we op bus M41 (richting Hauptbahnhof). Uitstaphalte Baerwalstrasse/Urbanstrasse.

“Franzer”-monument en “Franzer”-Kazerne
In het park dat in het midden van de Baerwaldstrasse ligt, zien we op een kubusvormige sokkel een meer dan 3 meter hoge knielende mansfiguur met gebogen hoofd, de rechtervuist gebald, de linker tegen de borst gedrukt. Vier treden rondom voeren naar het beeld, dat door grafitti en ingekraste beschadigingen ontsierd wordt.

Het monument voor de in de Eerste Wereldoorlog gevallen en vermiste soldaten
van het Kaiser Franz Garde-Grenadier-Regiment Nr.2. Kruising Baerwaldstrasse /
Urbanstrasse, Berlijn-Kreuzberg. Er staan geen namen op het monument vermeld.

Het monument is in totaal meer dan zeven meter hoog. Het kalkstenen beeld is van de hand van de Berlijnse beeldhouwer Eberhard Encke en werd in 1924 onthuld. Oorspronkelijk was het bedoeld om de soldaten te herdenken van het Kaiser Franz Garde-Grenadier-Regiment Nr.2 die in de Eerste Wereldoorlog sneuvelden of vermist raakten. Na de Tweede Wereldoorlog is een nieuwe tekst op het monument aangebracht:

 

1914-1918
Unseren gefallenen und vermißten Kameraden
beider Weltkriege zum ehrenden Gedenken
Kaiser-Franz-Garde-Grenadier-Regiment Nr.2,
Infanterie Regiment 29 als Traditionsregiment
IR 29
1939-1945

Het Kaiser Franz Garde-Grenadier-Regiment-Nr.2 werd opgericht in 1814 door de Pruisische koning Friedrich Wilhelm III en werd genoemd naar keizer Franz I van Oostenrijk, een van de bondgenoten van Pruisen in de oorlogen tegen het Frankrijk van Napoleon. De grenadiers van dit Berlijnse regiment weren “Franzer’’ genoemd. Ze hadden ook een minder vleiende bijnaam: Bluthunde (bloedhonden).

Het Franzer-regiment maakte deel uit van de 4e Garde-Infanterie-Brigade van de 2e Garde-Divisie. Bij de mobilisatie van 1914 was het gehele Garde-Korps ingedeeld bij het 2e Leger, dat onder het opperbevel stond van generaal Karl von Bülow. Het Franzer-Regiment nam deel aan de veroveringen van Luik, Namen, Charleroi, Maubeuge en vocht aan de Marne, toen daar de Duitse opmars tot staan werd gebracht.

Hoe zwaar het Franzer-regiment het daarbij te verduren kreeg, blijkt uit een brief naar huis van de jonge luitenant Fritz Philipps, die aanvankelijk als Garde-artillerist aan deze veldtochten deelnam.

  8.Dezember 1914
Bitte bekommt keinen Schreck! Heute früh um ½ 10 Uhr ereilte mich ein der Feuerstellung die Nachricht dass ich zum Kaiser-Franz-Garde-Grenadier-Regiment Nr.2 kommandiert bin. Also ich bin Infanterist geworden. Heute früh, umsaust von Kugeln, zog ich mit meinen wenigen Lumpen herunter und meldete mich beim Regimentskommandeur, der mir sehr gefiel…Die Infanterie hat keine Offiziere mehr, alles tot. Schon Reserveoffiziere, und zwar Leutnants, sind Kompagnieführer. Ich bin sehr froh und stolz, dass ich diese verlorenen Posten mit ausfüllen darf. [...].

Ich gehöre zum Füsilierbataillon, das beim Sturm am 11.November 1914 seine sämtlichen Offiziere bei Ypern verloren hat. Jetzt müssen wir Artilleristen in die Bresche springen. Ich tu’s gern. Ich will es nicht besser haben als andere. Ich möchte wohl gerne wie jeder gesund als Sieger nach Hause kommen, aber ich bitte nicht darum. Ich bin bereit, mein Leben wie jeder meiner Mitkämpfer hinzugeben. Nur einen Wunsch habe ich, und zwar Mutters wegen, dass man mich findet und Euch sichere Nachricht über meinem Tod zukommen lassen kann, damit Ihr ruhig sein könnt; nur darum bitte ich...

In het voorjaar van 1915 werd het Franzer-regiment overgebracht naar het oostelijk front in Galicië, waar het in mei deelnam aan de zware gevechten bij Tarnow-Gorlice. Hier forceerden Duitse en Oostenrijkse troepen een doorbraak door de Russische linies. Tijdens deze gevechten sneuvelde luitenant Fritz Philipps op 2 mei bij Ciezkowice.

Soldaat omstreeks 1914, in het uitgaanstenue van het
Kaiser Franz Garde-Grenadier-Regiment Nr.2.

De plaats van het Franzer-monument is niet toevallig gekozen. Het beeld staat met het gezicht in de richting van het terrein waar ooit de kazerne van dit traditie-rijke garderegiment stond.

  We steken de Urbanstrasse over en volgen in zuidelijke richting de Baerwaldstrasse tot de Blücherstrasse, waar we linksaf gaan.

Het terrein aan onze linkerhand, dat ingesloten wordt door Baerwaldstrasse, Blücherstrasse, Fontanepromenade en Urbanstrasse, was rond de Eerste Wereldoorlog een groot militair complex. Hier bevond zich ook de kazerne van het Kaiser Franz Garde-Grenadier-Regiment Nr.2., ongeveer op Blücherstrasse 46-47 waar zich nu de Carl-von-Ossietzky-Oberschule bevindt.

Op deze foto van voor de Eerste Wereldoorlog kijken we in de Blücherstrasse en
zien links op de hoek van de Baerwaldstrasse een deel van het grote kazernecomplex,
dat hier ooit stond. Tegenwoordig bevinden zich op dit terrein scholen en sportvelden.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het kazerne-complex grotendeels verwoest. Aan het eind van de jaren zestig werden de ruïnes opgeruimd, om plaats te maken voor scholen en sportaccommodaties.

  We vervolgen onze weg in de Blücherstrasse en komen uit op het plein Südstern.
We lopen even de Lilienthalstrasse in tot de Sankt-Johannes-Basilika.

Monument voor de luchtschippers
Deze kerk is de voormalige katholieke garnizoenskerk van Berlijn. Rechts op het voorterrein staat een monument voor de Duitse luchtschipbemanningen uit de Eerste Wereldoorlog. Het is ontworpen door de beeldhouwer Victor H. Seifert en werd in 1931 onthuld. Op een ruim twee meter hoge granieten sokkel staat een bronzen figuur die een luchtschipper voorstelt. De tekst op de sokkel luidt:  - Den deutschen Luftschiffern 1914-1918 -.

Er staat uitdrukkelijk niet ‘Den gefallenen deutschen Luftschiffern 1914-1918’, wat betekent dat het monument niet per se de omgekomen luchtschipbemanningen eert, maar veel meer een tribuut lijkt te zijn aan de krijgsverrichtingen van het Duitse luchtschipwapen in de Eerste Wereldoorlog.

Het ‘Luftschifferdenkmal’ aan de Lilienthalstrasse in Berlijn, op de grens
van de stadsdelen Kreuzberg en Neukölln.

Die krijgsverrichtingen bestonden voornamelijk uit het bombarderen – bij voorkeur ’s nachts – van onverdedigde steden en dorpen in Engeland. Honderden Britten, voornamelijk burgers, verloren daarbij het leven

De luchtraids op Engeland waren desondanks ook voor de bemanningen gevaarlijke tochten.. Van de 110 zeppelins en andere luchtschepen die ’s keizers leger en marine tijdens de Eerste Wereldoorlog voor gevechtshandelingen inzette, werden er 84 door de vijand vernietigd of verongelukten op andere wijze.

Het lijkt of onze luchtschipper op zijn sokkel bezig is zich te bevrijden uit het doek van de parachute waarmee hij zich zojuist in veiligheid heeft gebracht. Kennelijk wist de kunstenaar niet dat de luchtschepen doorgaans geen parachutes aan boord hadden, om zoveel mogelijk bommen mee te kunnen nemen. Ook daarom waren de verliezen aan manschappen van het luchtschipwapen relatief hoog. Alleen bij de onderzeeboten waren ze nog aanzienlijk hoger.

Duitse ‘Luftschiffer’ omstreeks 1915. ’s Winters boden de speciale
vliegpakken nauwelijks bescherming tegen de kou aan boord van de luchtschepen.

In absolute aantallen vielen die verliezen echter alleszins mee. In feite stelden ze niets voor vergeleken bij de kolossale aantallen slachtoffers van de Somme of Verdun. Gedurende de gehele oorlog kwamen er 450 Duitse luchtschippers om het leven. De Britten verloren alleen al op 1 juli 1916 aan de Somme 57.470 man: 19.240 doden, 35.493 gewonden, 2.152 vermisten en 585 krijgsgevangen.

  We wandelen terug naar Südstern. Hier nemen we de U-Bahn, lijn U7( richting Rathaus Spandau). Op station S+U Yorckstrasse stappen we over op Stadtbahn-lijn S1 (richting Wannsee). Uitstaphalte S-Bhf Botanischer Garten. Bij het verlaten van het station gaan we linksaf de Enzianstrasse in, lopen het spoor over en slaan vervolgens rechtsaf de Gardeschützenstrasse in.

Garde-Schützen-Kazerne
We bevinden ons nu in Lichterfelde, een gegoede uitbreidingswijk die eind 19e eeuw ontstond. Meteen aan onze linkerhand ligt de voormalige Garde-Schützen-Kaserne. Het militaire complex, dat omsloten wordt door Gardeschützenweg, Tietzenweg, Augustastrasse / Manteuffelstrasse en Moltkestrasse, werd in 1884 gebouwd en heeft grotendeels de roerige geschiedenis doorstaan.

Hier was het Garde-Schützen-Bataillon gelegerd, een eenheid lichte infanterie met onder meer enkele compagnieën wielrijders. Ook de in 1902 opgerichte Garde-Maschinengewehr-Abteilung Nr.2 maakte er deel van uit. Als onderdeel van het Garde-Korps namen de Garde-Schützen in de eerste oorlogsweken van 1914 in het verband van het 2e leger onder generaal von Bülow deel aan de veldtocht door België en Noord-Frankrijk.

Garde-Schütze op mars omstreeks 1900.
Op de achtergrond is de kazerne in Berlijn-Lichterfelde afgebeeld.

In maart 1915 werd het Garde-Schützen-Bataillon overgeplaatst naar de Elzas. Meer dan een jaar lang streden de Garde-Schützen aan de zijde van gespecialiseerde bergtroepen op de Hartmannsweilerkopf, de hoogste top van de Vogezen en een van de meest betwiste oorden aan het front. Ook hier was een patstelling ontstaan.

De Duitsers bezetten de noordoostelijke flanken van de berg, aan de andere kant lagen de Fransen. De top ging verschillende malen in andere handen over. Meestal moesten de enkele meters terreinwinst bij de eerste tegenaanval weer worden prijsgegeven. Ook vlammenwerpers en gifgas konden geen definitieve doorbraak forceren. Sneeuwstormen en verzengende hitte bemoeilijkten de strijd en de verliezen aan beide zijden waren hoog.

In mei 1916 werd het Garde-Schützen-Bataillon voor enkele maanden afgelost. Ze keerden in september van dat jaar nog eenmaal terug naar de Hartmannsweilerkopf, inmiddels voorzien van de nieuwe Stahlhelmen. In november 1916 werden ze definitief uit deze sector teruggetrokken.

Hoofdgebouw van de voormalige Garde-Schützen-kazerne in de Gardeschützenstrasse,
 Berlijn-Lichterfelde (2008); thans is hier de Bundesnachrichtendienst gevestigd.

Na de Eerste Wereldoorlog werd het Garde-Schützen-Bataillon ontbonden. De kazerne werd in gebruik genomen door de Berlijnse politie. Vervolgens vestigden de nazi’s er een militaire pyrotechnische school (Heeresfeuerwerkerschule).

Na de Tweede Wereldoorlog namen Amerikaanse bezettingstroepen het complex in gebruik en doopten het om in Roosevelt Barracks. Nadat de Amerikanen in 1992 vertrokken, trok de Bundesnachrichtendienst er in.

Wat er met de voormalige Garde-Schützen-kazerne gaat gebeuren als de inlichtendienst zijn nieuwe, thans nog in aanbouw zijnde behuizing aan de Chausseestrasse betrekt, is nog niet bekend. (Zie ook de dagtocht “Van meikevers, landweer en ulanen”).

  We wandelen terug naar S-Bhf Botanischer Garten en vervolgen onze reis met lijn S1 in de richting Wannsee. We stappen uit op S-Bhf Sundgauer Strasse en stappen hier over op bus 184 ( richting Südkreuz). We rijden mee tot halte Bundesarchiv op de Finckensteinallee.

Preussische Hauptkadettenanstalt
Waar zich nu het Bundesarchiv bevindt, stond ooit de Preussische Hauptkadettenanstalt Gross-Lichterfelde. Van de oorspronkelijke 19e eeuwse gebouwen van deze cadettenschool zijn alleen een Kommandantenhaus en het zuidoostelijke kazernegebouw behouden. Dit laatste bevindt zich links achter de huidige ingang aan de Finckensteinallee, die in de jaren ’30 is aangelegd. De oorspronkelijke ingang lag ten zuiden van de Altdorfer Strasse.

Het oorspronkelijke complex, waarvan de eerste steen werd gelegd door keizer Wilhelm I in 1873, bevatte vier kazernes elk voor 216 cadetten, verder scholen, een eetzaal, sportzaal, lazaret, paardestallen en een paardrijbaan, een katholieke en een protestantse kerk, talrijke andere dienstgebouwen en -woningen en de Feldmarschall-zaal voor representatieve bijeenkomsten.

Jaarlijks studeerden er zo’n 320 cadetten af. Hiervan bleven er ongeveer 200 aan de Hauptkadettensanstalt om de officiersopleiding te volgen. De cadetten, doorgaans uit adellijke families, waren onderdeel van de Garde, de elitetroepen van de keizer. Op 21 juni 1890 kwam keizer Wilhelm II hoogst persoonlijk naar de cadettenschool in Lichterfelde om een parade af te nemen.

Cadetten van de Preussische Hauptkadettenanstalt in Berlijn-Lichterfelde
op appel, ca. 1905.

Talloze militairen die in of na de Eerste Wereldoorlog hun naam vestigden, kregen de eerste militaire beginselen bijgebracht op de Hauptkadettenanstalt in Lichterfelde. Erich Ludendorff verliet in 1882 de cadettenschool. Na een huzarenstukje bij de verovering van Luik in augustus 1914 steeg zijn ster razendsnel.

Als chefstaf van het 8e leger onder Hindenburg versloeg hij enkele maanden later in Oost-Pruisen eerst het 2e Russische leger bij Tannenberg en daarna het 1e leger bij de Masurische meren. In 1916 werd hij Erster Generalquartiermeister van de Oberster Heeresleitung, in welke functie hij steeds meer macht naar zich toe trok en uiteindelijk ook het openbare leven ging beheersen.

Kolonel Paul von Lettow-Vorbeck, die van 1914 tot 1918 met een klein legertje van voornamelijk inlandse soldaten een steeds groter wordende geallieerde legermacht wist te binden in Oost-Afrika, deed in 1888 eindexamen aan de Preussische Hauptkadettenanstalt in Lichterfelde.
Hij was de eerste cadet die wegens uitzonderlijke prestaties een keizerlijke oorkonde kreeg.

Ook verschillende van de legendarisch geworden gevechtspiloten uit de Eerste Wereldoorlog studeerden aan de Hauptkadettenanstalt. Onder anderen Erich Loewenhardt, Kurt Student en de meest succesvolle Kampfflieger van allemaal, Manfred von Richthofen, begonnen als cadet in Lichterfelde. Ook Ernst von Hoeppner, de opperbevelhebber van de Duitse luchtstrijdkrachten tijdens de Eerste Wereldoorlog, studeerde enkele jaren in Lichterfelde.

Manfred von Richthofen (midden) als cadet van de Hauptkadettenanstalt in
Berlin-Lichterfelde. In de Eerste Wereldoorlog zou hij Duitslands meest
succesvolle gevechtspiloot worden.

Ongeveer 3.000 oud-leerlingen van de Hauptkadettenanstalt sneuvelden als officier of onderofficier tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ter herinnering aan hen werd in 1935 de Sternstrasse, die naar de ingang aan de Fickensteinallee leidt, omgedoopt in Kadettenweg.

Maar er waren ook cadetten die de oorlog overleefden. Kurt von Schleicher en Kurt von Papen, twee politici die het einde van de Republiek van Weimar markeerden, begonnen eveneens hun carrière als cadet aan de Preussische Hauptkadettenanstalt, evenals een flink aantal van Hitlers generaals onder wie Werner von Blomberg en Erich von Manstein. Ook Hermann Goering – die zich opwerkte van gevechtspiloot tijdens de Eerste Wereldoorlog tot tweede man achter Hitler – begon zijn loopbaan op de cadettenschool in Lichterfelde.

Na de Eerste Wereldoorlog werd de Hauptkadettenanstalt opgeheven, overeenkomstig het Verdrag van Versailles. Op het terrein werd eerst een gymnasium gevestigd. Vervolgens betrok in 1933 de SS Leibstandarte Adolf Hitler het complex. Meermalen vonden hier toen executies plaats, zoals in 1934 na de “Röhm-Putsch“.

Na de Tweede Wereldoorlog trokken Amerikaanse bezettingstroepen in de voormalige cadettenschool, die omgedoopt werd in Andrew Barracks. Na hun vertrek in 1994 werd hier het Bundesarchiv ondergebracht. Kilometers archiefstukken uit het Derde Rijk en uit de DDR worden hier voor het nageslacht bewaard.

Restant van de voormalige Preussische Hauptkadettenanstalt aan de
Finckensteinallee, Berlijn-Lichterfelde; thans onderdeel van het Bundesarchiv (2008).

Hoewel het terrein van het Bundesarchiv voor het publiek toegankelijk is, dient men zich tevoren schriftelijk aan te melden. Een portier bewaakt de ingang. Een vriendelijk praatje deed in ons geval de slagboom omhoog gaan, waarna we zonder Passierschein ongehinderd foto’s van het voormalige kazernegebouw konden maken.

  Contact opnemen met het Bundesarchiv in de Finckensteinallee kan op de volgende wijze:
bezoekadres: Finckensteinallee 63 - 12205 Berlin (e-mail: berlin@barch.bund.de)
postadres: Bundearchiv - Postfach 450 569 - 12175 Berlin - telefoon: 03018-77700
  We stappen weer op bus 184 (richting Südkreuz) en vervolgen onze route tot halte Gontermannstrasse. Hier stappen we uit. Te voet buigen we via de Werner-Voß-Damm de General-Pape-Strasse in. Aan onze linkerhand bevindt zich de spoorlijn van de Stadtbahn met het moderne station Südkreuz.

Militair complex General-Pape-Strasse
Het terrein aan onze rechterhand was voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog een groot militair complex van kazernes, administratieve gebouwen en oefenterreinen. Het grootste deel hiervan werd na het Verdrag van Versailles ontmanteld.

De na de Frans-Pruisische oorlog van 1870/’71 opgerichte Pruisische spoorwegtroepen hadden hier hun domicilie. De Duitse legerleiding zag al vroeg in dat goede spoorwegen en betrouwbare treinen beslissend konden zijn in toekomstige oorlogen. Samen met de Berlin-Dresdener-Eisenbahngesellschaft, wier treinen vanaf de Anhalter Bahnhof vertrokken, legde het leger hier een spoortraject aan waarop ook militaire oefeningen konden worden gehouden.

De spoorlijn werd in 1875 in gebruik genomen en had aan de Kolonnenstrasse, aan het noordelijke eind van de General-Pape-Strasse, een station voor uitsluitend militair gebruik. Dit station werd in de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigd. De ruïnes werden in 1955 opgeruimd. Op het oude tracé dat nog steeds parallel aan de General-Pape-Strasse loopt, rijden nu de treinen van de Stadtbahn.

De spoorwegtroepen oefenden hier in het aanleggen van spoortrajecten, repareren van rails, het bouwen van spoorbruggen en tunnels etc. Ook werd rollend materieel getest. Al in 1901 werd het deel van de militaire spoorlijn tussen Marienfelde en Zossen geëlektrificeerd.

Met door AEG en Siemens & Halske ontwikkelde elektrische locomotieven werden hier snelheden van 210 km/uur gehaald, een prestatie die pas in 1931 zou worden overtroffen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog kwamen elektrische treinen echter niet meer tot inzet.

De aanleg en reparatie van spoorlijnen in oorlogstijd bleek gevaarlijk werk. Tussen 1914 en 1918 verloren 3200 spoorwegsoldaten daarbij het leven. Van de kazernes en oefenterreinen van de drie spoorweg-regimenten is weinig meer over. Aan de Werner-Voß-Damm 88 bevindt zich nog een officierswoning van het 3e Eisenbahnregiment.

Afdeling Goederenafhandeling op het militaire treinstation aan de
Kolonnenstrasse, Berlijn-Schöneberg, 1908.

Hier aan de General-Pape-Strasse stond ook de wieg van de Duitse luchtstrijdkrachten. Vanaf 1885 experimenteerde op het terrein ten zuiden van de Werner-Voss-Damm de Luftschiffer-Abteilung met deels zelfgebouwde ballonnen en luchtschepen. In 1901 vertrok de 150 man sterke afdeling naar het in het noorden van Berlijn gelegen Tegel.

In 1907 werd hun plaats aan de General-Pape-Strasse ingenomen door een legerafdeling voor het testen van automobielen. Behalve in spoorwegen zag de legerleiding aanvankelijk niets in gemotoriseerd vervoer. Paard en wagen werden voldoende geacht voor de bevoorrading van de troepen te velde.

Na het uitbreken van de oorlog had het Duitse leger dan ook een flinke inhaalslag te maken. De kleine ‘motorisierte Versuchs-Kompanie’ groeide snel uit tot een compleet Kraftfahrtbataillon.

Tegenwoordig herinnert hier niets meer aan de militaire Luftschifferabteilung en het Kraftfahrtbataillon. Op dit terrein bevinden zich nu enkele technische afdelingen van het Berlijnse waterleidingbedrijf.

Het noordelijk deel van het terrein, ongeveer halverwege de General-Pape-Strasse gelegen, werd in beslag genomen door het militaire complex van de Landwehr, gebouwd in 1898 in neo-renaissancestijl. Hier speelden zich in de eerste dagen van augustus 1914 bij de registratie- en keuringsgebouwen chaotische taferelen af toen tienduizenden dienstplichtigen, reservisten en vrijwilligers zich aanmeldden.

Onder hoogspanning vonden registraties en medische keuringen plaats, werden de manschappen ingedeeld bij de diverse troepeneenheden, werden uniformen en andere uitrustingsstukken verstrekt, vervoersbewijzen uitgegeven etc. Op 16 augustus werd met het oproepen van de Landsturm de eerste fase van de mobilisatie voltooid.

Mobilisatie 1914: opgeroepen reservisten in de General-Pape-Strasse,
Berlijn-Schöneberg.

In deze tijd ontstond in de volksmond de naam General-Pappkarton-Strasse. De inmiddels in militaire uniform gestoken mannen stuurden van hier uit hun burgerkleding in kartonnen dozen (Pappkarton) naar huis.

Na de vlucht van de keizer en de wapenstilstand in november 1918 waren de gebouwen van de Landwehr-inspectie opnieuw het middelpunt van tumultueuze scènes. Het aantal van het front terugkerende soldaten was op sommige momenten zo groot dat de zaak flink in de soep liep en veel soldaten officieel niet werden gedemobiliseerd.

Gebouw van de voormalige Landwehr-inspectie aan de General-Pape-Strasse ,
Berlijn-Schöneberg (2008)

Na de afschaffing van de dienstplicht, opgelegd door het Verdrag van Versaille, werd de Landwehr-inspectie opgeheven en verloor het gebouwencomplex zijn functie. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het grotendeels verwoest. Enkele gebouwen bleven gespaard en zijn inmiddels gerestaureerd. Ze hebben tegenwoordig een civiele functie.

  We wandelen de General-Pape-Strasse uit tot de splitsing met de Loewenhardtdamm. Aan de rechterzijde van de straat staat vlak voor de splitsing een enorme betonnen cylinder.

Schwerbelastungskörper
De geschiedenis van deze Schwerbelastungskörper (ook aangeduid als Grossbelastungskörper) is merkwaardig. Hij werd gebouwd in 1941 en was bedoeld om het dragend vermogen van de ondergrond hier ter plaatste te testen. Het betonnen gevaarte was namelijk een proefstuk voor de gigantische triomfboog die hier vlakbij in opdracht van Adolf Hitler moest verrijzen als onderdeel van Duitslands nieuwe hoofdstad Germania.

De Schwerbelastingskörper op de hoek General-Pape-Strasse/Loewenhardtdamm,
 Berlijn-Schöneberg (2008). Deze kolos weegt 12.650 ton, heeft een totale bouwhoogte van
18 meter bij een diameter van 21 meter. Sinds 1995 is het een historisch monument.

Het megalomane monument, een ontwerp van Albert Speer, moest een eerbetoon vormen voor de gesneuvelde vaderlandse helden uit de Eerste Wereldoorlog. Het voor Duitsland ongunstige krijgsverloop in de Tweede Wereldoorlog torpedeerde de bouwplannen. De triomfboog werd uiteindelijk nooit gebouwd.

  We lopen linksaf de Leonhardtdamm op en slaan vervolgens meteen rechtsaf de Dudenstrasse in. Deze straat volgen we tot de Boelckestrasse.

Fliegerviertel Tempelhof
We bevinden ons nu in het voormalige stadsdeel Tempelhof, sinds 2001 samengevoegd met Schöneberg, dat we net verlaten hebben. De wijk die we nu doorkruisen wordt het Fliegerviertel genoemd. Opvallend veel straten hier zijn genoemd naar Duitse gevechtspiloten uit de Eerste Wereldoorlog. Wij zijn een tijdje terug al bij halte Gontermannstrasse uit de bus gestapt, over de Werner-Voss-Damm gewandeld, zijn de Loewenhardtdamm overgestoken en nemen in de Boelckestrasse opnieuw de bus.

Ook de rode baron, de door de geallieerden meest gevreesde Duitse Kampfflieger, ontbreekt hier niet. Parallel aan de Boelckestrasse loopt namelijk de Manfred-von-Richthofen-Strasse. In totaal liggen in deze buurt twintig straten met de namen van militairen van de Duitse luchtstrijdkrachten uit de Eerste Wereldoorlog, de meeste van hen waren gevechtspiloot.

De Manfred-von-Richthofen-Strasse in het Fliegerviertel van Berlijn-Tempelhof,
een van de twintig straten die genoemd zijn naar Duitse gevechtspiloten en
hun superieuren uit de Eerste Wereldoorlog (2008)

Voor meer informatie over de straatnamen in het Fliegerviertel Tempelhof en hun naamgevers zie op deze website: Berlijn en de Eerste Wereldoorlog. Verhalen en portretten uit de Eerste Wereldoorlog aan de hand van hedendaagse straatnamen in Berlijn. Deel 6: De Duitse luchtmacht.

  In de Boelckestrasse stappen we op bus 140 (richting S+U Bhf Tempelhof), uitstaphalte Ringbahnstrasse. Vanaf de bushalte lopen we linksaf de Ringbahnstrasse in.

Garde-Train Haferspeicher
Het terrein aan onze rechterhand, waar nu nog het voormalige Reichspostzentralamt staat, was voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog een militair complex. Hier lagen onder meer pakhuizen, opslagplaatsen en stallen van het Garde-Train-Bataillon, de bevoorradingstroepen van het Berlijnse garnizoen.

Het complex besloeg ongeveer het terrein dat thans wordt ingesloten door Manteuffelstrasse, Ringbahnstrasse, Schöneberger Strasse en de autosnelweg tussen Tempelhof en stadsdeel Neukölln. Veel gebouwen zijn in de Tweede Wereldoorlog verwoest, andere werden afgebroken bij de aanleg van de snelweg.

Een groot deel van het areaal wordt tegenwoordig in beslag genomen door de centrale werkplaats van de Berlijnse stadsreiniging. Enkele van de oorspronkelijke gebouwen, waaronder paardenstallen, zijn in de nieuwe gebouwen geïntegreerd.

Twee imposante opslagplaatsen van de Garde-Train zijn in z’n geheel bewaard gebleven en inmiddels gerestaureerd. We krijgen daar het beste zicht op vanaf de Schöneberger Strasse. Hier bevindt zich een toegangshek, dat overdag altijd open staat. Er staan bordjes verboden voor onbevoegden, maar niemand legde ons een strobreed in de weg toen we met camera in aanslag het terrein doorkruisten.

Meteen links van de ingang ligt een enorm bakstenen gebouw met vier hoektorens dat dateert van 1886. Hierin bevonden zich onder andere graansilo’s. Tegenwoordig is het gebouw gedeeltelijk in gebruik door Deutsche Post, andere delen staan te huur als kantoorruimte.

Voormalige Haferspeicher van het Garde-Train-Bataillon,
Ringbahnstrasse/Schöneberger Strasse, Berlijn-Tempelhof (2008).

Verder achterop het terrein ligt een iets kleiner soortgelijk gebouw. Dit was een zgn. Haferspeicher. Hier lag de havervooraad opgeslagen voor de enorme aantallen paarden van het garnizoen. Dit gebouw dateert van 1894/’95. Thans dient het als depot voor het Museum für Kommunikation dat in het voormalige Reichspostzentralamt was gevestigd, maar inmiddels verhuisd is naar de Leipziger Strasse 16, Berlijn-Mitte.

De kazerne van het Garde-Train-Bataillon lag enkele kilometers verderop in de wijk Lankwitz, aan de tegenwoordige Gallwitzallee 87, midden in het zogenaamde Generalsviertel. Ook van dit complex zijn enkele oorspronkelijke gebouwen behouden gebleven. Deze zijn echter vanaf de openbare weg niet of nauwelijks te zien.

Tegenwoordig is hier een districtsbureau van de politie waar een strenge particuliere bewakingsdienst iedereen tegen houdt die onbevoegd het terrein probeert te betreden. Bij de ingang aan de Eiswaldtstrasse is vanaf de openbare weg het monumentje te zien dat herinnert aan de in de Eerste Wereldoorlog gesneuvelde manschappen van het Garde-Train-Bataillon.

Voor meer informatie over de straatnamen in het Generalsviertel Lankwitz en hun naamgevers zie op deze website: Berlijn en de Eerste Wereldoorlog. Verhalen en portretten uit de Eerste Wereldoorlog aan de hand van hedendaagse straatnamen in Berlijn. Deel 3: Duitse generaals

  Vanaf de Schöneberger Strasse wandelen we terug naar de bushalte in de Manteuffelstrasse en nemen hier opnieuw bus 140 naar S+U Tempelhof. Op het station nemen we de U-Bahn, lijn U6 (richting Alt-Tegel) en stappen uit op station Mehringdamm.

Dragoner-Kazerne
Bij het verlaten van het station valt onmiddellijk het imposante voormalige kazernegebouw op dat met zijn witte, bijna 200 meter lange gevel de Mehringdamm beheerst. Het werd in 1853 gebouwd en huisvestte tot na de Eerste Wereldoorlog het 1e Garde-Dragoner-Regiment en een deel van het 2e Garde-Dragoner-Regiment. Het gebouw lijkt met zijn vier hoektorens, kantelen en ronde vensterbogen op een middeleeuwse veste. Niet voor niets spraken de Berlijners over de Dragonerburg.

De voormalige Dragoner-kazerne aan de Mehringdamm,
Berlijn-Kreuzberg (2008); thans in gebruik als belastingkantoor (Finanzamt).

Beide Garde-Dragoner-regimenten maakten net als de Garde-Kürassiere, Garde-Ulanen en Garde-Husaren deel uit van de Garde-Kavallerie-Division, waarvan de verschillende onderdelen gelegerd waren in Berlijn en Potsdam. Het 1e Garde-Dragoner-Regiment droeg vanaf 1888 de officiële naam “Königin Viktoria von Großbrittanien und Irland”.

Na het overlijden van Victoria werd haar zoon Edward VII erecommandant van het regiment. Het 2e Dragoner-regiment droeg de naam “Kaiserin Alexandra von Rußland”. Koningin Victoria van Engeland was de grootmoeder van keizer Wilhelm II. Tsarina Alexandra Feodorovna van Rusland, de erecommandant van het 2e Garde-Dragoner, en haar echtgenoot tsaar Nicolaas II waren eveneens beiden kleinkinderen van Victoria.

Parade-uniform van een luitenant van het 2e Garde-Dragoner-Regiment.
Het uniform van het 1e Garde-Dragoner-Regiment zag er bijna hetzelfde uit.
Slechts de kleuren van de uitmonstering verschilden enigszins.

Beide garderegimenten werden in 1914 versneld gemobiliseerd en staken op 3 augustus de grens met Luxemburg over. De Garde-Kavallerie-Division vormde samen met de 5e Kavallerie-Division het 1e Kavallerie Korps dat onder commando stond van generaal Freiherr von Richthofen, die een oom was van gevechtspiloot Manfred von Richthofen.

De cavalerie opereerde tijdens de opmars door België en Frankrijk als voorhoede en had de taak uit te vinden waar de vijand zich bevond en hoe sterk die was. Tevens vormden de bewegelijke cavaleristen als het ware een sluier die het zicht ontnam op posities en sterkte van de Duitse rechterflank die gevormd werd door het 1e en het 2e leger onder respectievelijk de generaals von Kluck en von Bülow.

Toen von Kluck aan de Marne een 40 kilometer breed gat liet ontstaan tussen zijn leger en het 2e leger moest in allerijl de Berlijnse Garde-Kavallerie samen met de 2e, 5e en 9e Kavallerie-divisies de linies tussen beide legers sluiten. De cavaleristen wisten de stellingen echter niet te houden. Meer dan het dekken van de terugtocht tot achter de Marne konden ze niet. De Duitse opmars was tot stilstand gekomen.

In de hal van de hoofdingang van het Finanzamt aan de Mehringdamm
– voorheen kazerne – memoreert een plaquette de geschiedenis van
het 1e Garde-Dragoner-Regiment, dat hier ooit gelegerd was.

De voormalige Dragoner-kazerne doet sinds 1920 dienst als belastingkantoor (Finanzamt). Een plaquette in de entreehal memoreert de roemrijke geschiedenis van het 1e Garde-Dragoner-Regiment dat in 1815 was opgericht en in drie oorlogen vocht voor het Duitse vaderland. In 1918 werd het regiment ontbonden.

Op de Garnisonfriedhof aan de Columbiadamm, waar we straks nog een bezoek brengen, staat een herdenkingsmonument voor het 1e Garde-Dragoner-Regiment. Hier worden de gesneuvelden uit de oorlogen van 1866 tegen Oostenrijk en 1870/’71 tegen Frankrijk herdacht.

  Op de Mehringdamm ter hoogte van het Finanzamt stappen we op bus 248 (richting
S-Bhf Südkreuz of richting U-Bhf Breitenbachplatz). Uitstaphalte Jüterboger Strasse.

Augusta-kazerne en Kürassier-kazerne
Als we uitgestapt zijn, bevinden we ons aan de noordwestelijke hoek van het terrein waar tot het eind van de Eerste Wereldoorlog de kazernes van het Königin Augusta Garde-Grenadier-Regiment Nr.4 en het Garde-Kürassier-Regiment stonden.

Dit terrein wordt ingesloten door Friesenstrasse, Columbiadamm, Golßener Strasse en Jüterboger Strasse. Op de noordelijke helft lag de kazerne van de gardegrenadiers, de gardekurassiers hadden op de zuidelijke helft van het terrein hun domicilie.

Plattegrond van de kazernes van het Garde-Grenadier-Regiment Nr. 4 en het
 Garde-Kürassier-Regiment bij het Tempelhofer Feld omstreeks 1900. De Prinz-August-
von-Württemberg-Strasse (onderaan) heet tegenwoordig Columbiadamm.

Het Garde-Grenadier-Regiment Nr.4 droeg de naam van Augusta von Sachsen-Weimar-Eisenach, koningin van Pruisen en keizerin van Duitsland. Ze was de echtgenote van keizer Wilhelm I en grootmoeder van Wilhelm II. In 1897 had het regiment, onderdeel van de 2e Garde-Infanterie-Divisie van het Garde-Korps, de nieuwe kazerne aan de Friesenstrasse betrokken.

Hauptmann van het Königin Augusta Garde-Grenadier-Regiment Nr.4
in parade-uniform, ca.1870

Op 10 augustus 1914 marcheerde het Königin Augusta Garde-Grenadier-Regiment Nr.4 door de Brandenburger Tor naar het westen. Per trein ging het verder naar de Rijn. Als onderdeel van het 2e Leger onder von Bülow nam het Garde-Korps deel aan de opmars door België. Ten zuiden van Namen stootte het op felle tegenstand van het 5e Franse leger. Het Augusta-regiment vocht hier in de voorste linies. Ludendorff, toen nog Oberquartiermeister van het 2e Leger, was er getuige van en vermeldde in zijn bericht:

  “Die Entwickelung der 2.Garde-Division zum Gefecht war ruhig. Es war erhebend, die schönen, stattlichen Leute des Augusta-Regiments in den Kampf ziehen zu sehen.”

Tijdens de opmars moesten de Franse dorpen en stadjes vaak van huis tot huis veroverd worden. Geregeld viel die taak ten deel aan het Augusta-regiment. Luitenant Hanns Gustaf von Dickhuth-Harrach, die de 6e compagnie aanvoerde, geeft in zijn memoires de volgende indruk:

  “In der Kirche kein Feind mehr. An sämtlichen Fenstern des Turmes und des Kirchenschiffs läuft ein Holzgerüst entlang und auf diesem liegt noch überall reichlich Munition, die der Feind auf seiner plötzlichen Flucht liegen ließ. In der Kirche siehts natürlich wüst aus. Die Granaten haben einige Pfeiler zerschlagen, deren Trümmer den Boden bedecken. Als wir wieder herauskommen, erhalten wir sofort Feuer und nun entwickelt sich in Auvelais ein regelrechter Häuserkampf. Aus Kellern und Luken blitzt es. Türen werden eingeschlagen, Häuser gehen in Flammen auf, hier und da fällt einer, von unsichtbarem Schützen getroffen; dazwischen jammernde Weiber, schreiende Kinder und betende Priester. In aufgelösten Trupps arbeitet sich die Kompagnie von Haus zu Haus und findet sich schließlich am Südausgang von Auvelais wieder. „Können Sie noch?“ sagt der Hauptmann zu mir. „Jawohl!“ sag ich. „Also weiter!”.

Het Garde-Kürassier-Regiment, waarvan de kazernes naast die van het Augusta-regiment lagen, vormde samen met het Regiment Garde du Corps in Potsdam de 1e Garde-Kavallerie-Brigade. Nadat de veldtocht tegen Frankrijk was vastgelopen aan de Marne werden de garde-kurassiers overgeplaatst naar Polen. Ze werden toegevoegd aan het leger van generaal Mackensen en namen in de herfst van 1915 deel aan diens succesvolle opmars naar Brest-Litowsk en Pinsk.
 
Berlijn, 2 augustus 1914: het Garde-Kürassier-Regiment trekt ten oorlog.

Vanuit hun stellingen aan de Rokitnomoerassen voerden ze samen met de Garde-Dragoner raids uit in vijandelijk gebied. In de winter van 1917/1918 werd het Garde-Kürassier-Regiment opnieuw aan het Westelijk Front in de strijd geworpen. Over paarden beschikte het regiment toen al enige tijd niet meer. De manschappen waren omgeschoold tot infanteristen.

Tijdens het grote offensief bij Reims op 15 juli 1918 voerden de garde-kurassiers een stormaanval uit op de vijandelijke loopgraven, waarbij ze diep in de Franse linies drongen. Het zou een van de laatste Duitse offensieven worden. Vanaf dat moment konden de Duitse troepen alleen nog maar verdedigen en terugtrekken. Vier maanden later was de oorlog voorbij.

Op 10 december 1918 arriveerden de gardekurassiers in Berlijn als onderdeel van de pas gevormde Garde-Kavallerie-Schützen-Division, waarbij zich ook veel vrijwilligers hadden aangesloten. In de volgende weken maakten eenheden van deze divisie in opdracht van de regering Ebert genadeloos jacht op spartakisten en andere linkse revolutionairen. Het waren officieren van deze divisie die de moord op Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht pleegden.
 
De ‘rechthoek’ Friesenstrasse/Columbiadamm/Golßener Strasse/Jüterboger Strasse
in Berlijn-Tempelhof (Google Earth). Het grondplan van het voormalige
kazerneterrein is nog grotendeels gelijk aan dat van 1900.

Na de Eerste Wereldoorlog werd in dit kazernecomplex eerst de bereden politie ondergebracht en na 1935 een regiment van de Luftwaffe. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd een deel van de gebouwen verwoest. Bij de wederopbouw is het grondplan van het oude kazernecomplex grotendeels gehandhaafd, zoals blijkt wanneer de recente opname van Google Earth gelegd wordt naast de kaart uit 1900.

Tegenwoordig zijn hier verschillende politiediensten gevestigd – waaronder het politieorkest – en ook het Kraftverkehrsamt, waar elke Berlijner het kentekenbewijs voor zijn auto moet aanvragen. Het terrein is niet in z’n geheel vrij toegankelijk, waardoor niet precies viel vast te stellen welke gebouwen origineel en welke herbouwd dan wel nieuw zijn.
 
Friesenstrasse 16, Berlijn-Kreuzberg. Voorheen kazerne van
het Königin Augusta Garde-Grenadier-Regiment Nr.4,
thans bureau van Polizeiabschnitt 52.

Zowel aan de noordwesthoek van het terrein als aan de Columbiadamm staan in ieder geval nog enkele originele gebouwen. Het gebouw aan de Friesenstrasse tegenover de bushalte waar we zijn uitgestapt, is een overblijfsel van de oude Augusta-kazerne, terwijl aan de Columbiadamm het tweede gebouw vanaf de Friesenstrasse een restant is van de kurassierskazerne. Hier bevindt zich ook een herdenkingsplaquette voor de in de Eerste Wereldoorlog gevallenen van het Garde-Kürassier-Regiment. Een herdenkingsmonument voor het Königin-Augusta-Garde-Grenadier-Regiment Nr.4 bevindt zich op de Garnisonfriedhof dat de laatste halte is op onze route.
 
  Op de hoek Friesenstrasse/Columbiadamm stappen we op bus 104
(richting Stralau/Tunnelstrasse) en stappen even verderop weer uit, halte Columbiadamm/Friedhöfe. Wandelen kan natuurlijk ook.

Garnisonfriedhof Columbiadamm
De begraafplaats aan de Columbiadamm is een oase van rust en stilte midden in de grotestadshectiek van Berlijn. Nu het aangrenzende vliegveld Tempelhof definitief is gesloten, is de stilte er zelfs oorverdovend.

Al in het begin van de 19e eeuw lag hier de militaire begraafplaats van het Berlijnse garnizoen. In 1861 werd de kleine “Friedhof hinter der Hasenheide” flink uitgebreid en als Garnisonfriedhof in gebruik genomen. We vinden hier veel pompeuze graf- en herdenkingsmonumenten uit de oorlogen van 1866 tegen Oostenrijk en 1870/’71 tegen Frankrijk.

Maar verreweg de meeste van de 7.395 graven op de Garnisonfriedhof werden tijdens of kort na de Eerste Wereldoorlog gedolven. Op verschillende erevelden liggen de kleine vierkante dekstenen rij aan rij. Naam, geboortedatum, sterfdatum. En de vermelding 1914-1918. Bijna 7.000 slachtoffers van de gruwelijke veldslagen aan het Westelijk of Oostelijk Front hebben hier hun laatste rustplaats gevonden.
 
Ereveld met graven van soldaten uit de Eerste Wereldoorlog op de
Garnisonfriedhof aan de Columbiadamm, Berlijn-Tempelhof.

Het betreft in de meeste gevallen soldaten van het Berlijnse garnizoen die na ernstig gewond te zijn geraakt, verpleegd werden in een van de vele lazaretten van Berlijn, waar ze alsnog bezweken aan hun verwondingen. Vele van hen pas maanden na de oorlog, zoals de jaartallen op de grafstenen aangeven.
 
Een half jaar na de wapenstilstand overleed Herbert Anker
alsnog aan zijn oorlogsverwondingen. Hij was 20 jaar.
Zijn graf ligt op de Garnisonfriedhof in Berlijn-Tempelhof

Tussen de erevelden met de eenvoudige soldatengraven staan enkele regimentsmonumenten. Het meest opvallend is het monument voor de gesneuvelden van het Königin Augusta Garde-Grenadier-Regiment Nr.4.
 
Garnisonfriedhof, Berlijn-Tempelhof. Eremonument voor de in de Eerste Wereldoorlog
 gesneuvelde soldaten van het Königin-Augusta-Garde-Grenadier-Regiment Nr.4

Op een manshoge stenen sokkel ligt een gesneuvelde grenadier, het lichaam bedekt met een deken of mantel, waar een gebalde vuist onder uit steekt. Helm en dolk zijn door zijn kameraden op het lichaam gelegd. Op de rand net onder de dode krijger een spreuk. Niet een spreuk van bezinning of verzoening, maar eerder een strijdkreet:
 
 

WIR STARBEN AUF DASS DEUTSCHLAND LEBE
SO LASSET UNS LEBEN IN EUCH!

Daaronder de jaartallen 1914 en 1918 ter weerszijden van een gekroonde en met een lauwerkrans versierde hoofdletter A . Tenslotte de tekst
 
 

DEM KÖNIGIN AUGUSTA
GARDE-GRENADIER-REGIMENT No 4
UND SEINEN SÖHNE

Op de Garnisonfriedhof staan ook eremonumenten voor het Garde-Dragoner-Regiment nr.1, waarvan we de voormalige kazerne aan de Mehringdamm al bezochten, en voor het Kaiser Alexander Garde-Grenadier-Regiment Nr.1. Dit laatste was gelegerd aan de Kupfergraben in Berlijn-Mitte. (Zie ook de dagtocht “Van meikevers, landweer en ulanen”).
Wie rustig de tijd neemt om wat rond te wandelen op deze oude begraafplaats kan nog veel meer graven en monumenten vinden die naar de Eerste Wereldoorlog verwijzingen.

De Garnisonfriedhof is dagelijks geopend.

Hier op de Garnisonfriedhof eindigt onze rondreis “Van bloedhonden, schutters en cadetten“ door zuidelijk en zuidoostelijk Berlijn langs militaire overblijfselen van het Duitse keizerrijk onder keizer Wilhelm II, dat aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog op het toppunt van z’n macht was.
 
  We nemen weer bus 104 (richting Stralau/Tunnelstrasse) en stappen uit bij halte
U-Bhf Boddinstrasse. Van hier wandelen we in noordelijke richting via de Hermannstrasse naar de Hermannplatz (of we nemen de U8 richting Wittenau en
rijden één halte mee tot Hermannplatz).

In Berlijn zijn nog meer militaire herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog te vinden. Door het centrum en noordwesten van de stad voert de Dagtocht: Van meikevers, landweer en ulanen.

Geraadpleegde bronnen
www.bvg.de (website van de Berliner Verkehrsgesellschaft: U-Bahn-, tram- en buslijnen)
www.s-bahn-berlin.de website van de S-Bahn Berlin GmbH)
www.luise-berlin.de (Berlin von A bis Z)
www.dhm.de (Deutsches Historisches Museum)

Boeken, tijdschriften, artikelen e.d.
Philipp Witkop (Hrsg.): Kriegsbriefe gefallenen Studenten, München, 1928
Zie hiervoor ook op deze website: Oorlogsbrieven van Duitse Studenten
Harry C. Redner: Die Luftschiffwaffe des Heeres. Die Geschichte der deutschen Heeresluftschiffahrt, 1998 (electronisch boek). 
Johanna Muschelknautz (Red.): Geschichtsparcours Papestrasse, Berlin, 2006 (electronisch boek).
Zie op deze website: Paul von Lettow-Vorbeck - De onverslaanbare generaal.
Rob Kammelar: Berlijn en de Eerste Wereldoorlog - Verhalen en portretten uit de Eerste Wereldoorlog aan de hand van hedendaagse straatnamen in Berlijn. Zie Deel 3: Duitse generaals en Deel 6: De Duitse luchtmacht.
Alfred Satter: Die deutsche Kavallerie im Ersten Weltkrieg, Norderstedt, 2004
Hanns Gustaf v. Dickhuth-Harrach: Ich hatt’ einen Kameraden.
Zie voor de geschiedenis van verschillende kurassierregimenten van het Duitse leger
de website www.kuerassierregimenter.de.


© 2009 - Rob Kammelar en Menno Wielinga. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk schriftelijke toestemming vereist van de auteurs. Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit emailadres aan de auteur worden voorgelegd.  

naar homepage


eXTReMe Tracker