naar homepage


Dagtocht Eerste Wereldoorlog Berlijn:
van meikevers, landweer en ulanen

Een dagtocht door centraal en noordwestelijk Berlijn langs
enkele militaire herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog


door Rob Kammelar en Menno Wielinga

De belangstelling in ons land voor de Eerste Wereldoorlog neemt nog steeds toe. Daarnaast bezoeken steeds meer Nederlanders Berlijn voor een korte vakantie of stedentrip. Er blijkt echter in ons taalgebied weinig literatuur voorhanden over Berlijn tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Rob Kammelar en Menno Wielinga voorzien in deze leemte. Zij hebben twee dagtochten uitgezet door de Duitse hoofdstad langs plekken van herinnering aan de tijd rond 1914 / 1918.

Deze eerste dagtocht voert door het centrum en noordwesten van Berlijn. We komen o.m. langs bewogen plekken waar de Garde-Füsilier-kazerne en de Garde-Ulanen-kazerne stonden, we zien de restanten van de kazernes van de Alexander-Grenadiere en de Elisabeth-Grenadiere en we staan stil bij het Ulanenmonument in Moabit en het Elisabeth-Grenadier-monument in Charlottenburg. En we bezoeken de Neue Wache, Het Deutsches Historisches Museum en de Invalidenfriedhof. Ook wandelen we in Tiergarten langs het voormalige Landwehrkasino en het Reichsmarineamt.

In
Berlijn zijn nog meer militaire herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog te vinden.
Door het zuidelijk deel van de stad voert de
Dagtocht: Van bloedhonden, schutters en cadetten.

Inhoudsopgave
Aanbevelingen – Start- en eindpunt van de dagtocht
Zeughaus / Deutsches Historisches Museum
Neue Wache
Alexander-kazerne
Maikäfer-kazerne
Invalidenfriedhof
Ulanen-kazerne / Ulanen-monument
Grenadier-kazerne
Monument Köningin Elisabeth garde-grenadier-regiment Nr.3
Eosander- und Schinkelgrundschulen
Kasino en monument Reserve- en Landwehr-Offizierskorps
Reichsmarineamt
Geraadpleegde bronnen
Boeken, tijdschriften, artikelen etc.

  Aanbevelingen — Start- en eindpunt van deze dagtocht
  Aanbevelingen Openbaar vervoer: informatie over speciale dagtarieven voor kleine gezelschappen (Kleingruppenkarte) en goedkope weekabonnementen zie www.bvg.de (Berliner Verkehrsgesellschaft).

Aanbevolen bij de dagtocht het gebruik van:
Berlin ADAC Cityatlas (schaal 1:15.000)
met stadsplattegrond in boekvorm - formaat 20 x 20 cm. - prijs euro 9,95.


Startpunt en eindpunt van deze tocht Alexanderplatz, Mitte (te bereiken met Stadtbahn-lijnen S5, S7, S75 en S9, U-Bahn-lijnen U2, U5 en U8 en talloze tram- en buslijnen, waaronder de bij toeristen populaire buslijnen 100 en 200). Vanaf de Alexanderplatz wandelen we via de Karl-Liebknecht-Strasse naar de kop van Unter den Linden.

We passeren onderweg o.m. de TV-toren, Marienkirche, Begasbrunnen,Berliner Dom, Lustgarten en de plaats van het nu geheel gesloopte Palast der Republik. Meteen na de Schlossbrücke ligt rechts het Zeughaus. (NB: Bus 100 of 200 vanaf Alexanderplatz kan ook. Uitstaphalte: Lustgarten of Staatsoper).

Zeughaus / Deutsches Historisches Museum
Aan de bouw van het kolossale, in barokstijl opgetrokken, Zeughaus werd in 1695 begonnen. Opdrachtgever was Friedrich III, keurvorst van Brandenburg, die in 1701 koning van Pruisen werd. Het gebouw diende oorspronkelijk als wapenarsenaal. In de loop van de 19e eeuw werd er ook de koninklijke wapen- en modellenverzameling in onder gebracht. Keizer Wilhelm I liet het Zeughaus vervolgens ombouwen tot “Ruhmeshalle der brandenburgisch-preussischen Armee”.

Onder enorme belangstelling marcheert de paleiswacht langs het Zeughaus
ter aflossing van de wacht bij het Hohenzollernpaleis, omstreeks 1910.

Tijdens de regering van zijn kleinzoon, keizer Wilhelm II, vond elk jaar op nieuwjaarsdag in het Zeughaus de “Parolenausgabe” plaats, een ceremonieel treffen tussen de keizer en de top van leger en vloot. In gezelschap van zijn zes zonen legde Wilhelm II dan te voet de weg van paleis naar Zeughaus af. De keizer en zijn zonen waren bij die gelegenheid gekleed in parade-uniform en droegen helmen met wapperende vederbossen. Drommen mensen kwamen elk jaar op deze keizerlijke parade af.

Tijdens de nazitijd was het Zeughaus legermuseum en werden er op de binnenplaats propagandistische herdenkingsbijeenkomsten en parades gehouden. Hitler was hierbij een geregelde gast. Toen de communisten het in dit deel van Berlijn voor het zeggen hadden, werd in het Zeughaus een marxistisch-leninistisch beeld van de Duitse geschiedenis getoond.

Het Zeughaus, nu Deutsches Historisches Museum, aan Unter den Linden (2008).

Tegenwoordig dient het Zeughaus als Deutsches Historisches Museum. Van de oertijd tot de allernieuwste geschiedenis wordt de bezoeker in chronologische volgorde door de Duitse geschiedenis gevoerd. Veel aandacht is er voor de nazi-tijd en de Tweede Wereldoorlog.

Ook de Eerste Wereldoorlog krijgt ruime aandacht. Er is weinig wapentuig te zien. De tentoonstelling probeert vooral verbanden te leggen. Nationalisme, sociale onrust, economische en koloniale expansie waren de factoren die tot de oorlog leidden. Er wordt getoond hoe het geloof aan een snelle overwinning werd gesmoord in het trommelvuur van de loopgraven. Films en geluidsfragmenten roepen een indringend beeld op. Ook wordt er aandacht besteed aan de gasoorlog. De naoorlogse periode van novemberrevolutie en burgeroorlog, waarin onder anderen Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht werden vermoord, wordt uitgebreid getoond.

  Deutsches Historisches Museum (www.dhm.de) Unter den Linden 2.
Het museum is dagelijks geopend van 10 – 18 uur (behalve 1 mei, 24 en 31 december)

We verlaten het Deutsches Historische Museum en wandelen rechtsaf Unter den Linden op. Het eerste gebouw rechts is de Neue Wache.

Neue Wache
Sinds 1993 is de Neue Wache Duitslands nationale monument voor de herdenking van de slachtoffers van oorlog en staatsgeweld. De “Zentrale Gedenkstätte der Bundesrepublik Deutschland für die Opfer von Krieg und Gewaltherrschaft”, zoals het monument officieel heet, is niet alleen bedoeld voor de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Op de plaquette rechts van de ingang is precies opgesomd wie hier worden herdacht. Een beetje terloops staan daar ook de slachtoffers uit de Eerste Wereldoorlog bij.

Neue Wache aan Unter den Linden, nu herdenkingsmonument voor de slachtoffers
van oorlog en staatsgeweld (2008).

Het interieur van het herdenkingsmonument is sober. In het midden, onder het open bovenlicht, blootgesteld aan weersinvloeden, staat het beeld ‘Moeder met dode zoon’ van Käthe Kollwitz. Eigenlijk is het een sterk vergrote replica van het origineel, dat slechts 40 cm hoog is. Over de esthetische waarde en symbolische betekenis van het beeld zijn in Duitsland felle discussies gevoerd.

Interieur van de Neue Wache met het beeld ‘Moeder met dode zoon’
door Käthe Kollwitz (2008).

De Neue Wache kent een lange, turbulente geschiedenis als herdenkingsplaats van oorlog en oorlogsslachtoffers. Oorspronkelijk was het een militair wachtgebouw. Het werd gebouwd als een hommage aan de Pruisische overwinnaars van Napoleon. Door de Duitse overwinning in de oorlog van 1870/’71, die resulteerde in de stichting van het Duitse keizerrijk, werd de functie van overwinningssymbool versterkt.

In 1931 ging men er de voor het vaderland gevallenen uit de grote Europese oorlog herdenken. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen daar miljoenen doden om te herdenken bij. Opeenvolgende Duitse regeringen gaven elk op hun eigen manier invulling aan die herdenking. Ideologie en militair vertoon speelden daarbij dikwijls een grote rol.

Aantreden van de paleiswacht voor de Neue Wache, ca. 1910.

Tot de vlucht van keizer Wilhelm II naar Nederland in november 1918 diende de Neue Wache als onderkomen voor de paleiswacht. Het Hohenzollernpaleis lag even verderop op de plek waar nu de sloop van de proletarische opvolger van het keizerlijk paleis - de Palast der Republik - een krater heeft achtergelaten.

Ook was in de Neue Wache het centrale militaire telegraafkantoor van het Berlijnse garnizoen gehuisvest. Toen Wilhelm II op 31 juli 1914 de “Zustand drohender Kriegsgefahr” afkondigde, las een verbindingsofficier van de Neue Wache het telegram voor op Unter den Linden temidden van een grote menigte.

  De Gedenkstätte Neue Wache is vrij toegankelijk en dagelijks geopend van 10 tot 18 uur.
's Avonds zijn de hekken gesloten maar het beeld is dan wel zichtbaar.

Bij het verlaten van de Neue Wache slaan we rechts af Unter den Linden op. Meteen na de Humboldt-universiteit slaan we opnieuw rechtsaf de Universitätsstrasse in. We lopen door tot voorbij het viaduct van de Stadtbahn. De straat heet vanaf hier Geschwister-Scholl-Strasse

Alexander-kazerne
Op het terrein rechts van ons stond tot na de Eerste Wereldoorlog de kazerne van het Kaiser Alexander Garde-Grenadier-Regiment Nr.1. Het complex liep door tot aan de Spree en werd verder begrensd door Kupfergraben en Stadtbahn.

Verderop in de straat, bij de Ebertbrücke, en langs de Kupfergraben staan nog enkele van de oorspronkelijke gebouwen van het kazernecomplex dat in 1901 als vervanging van de oude regimentskazerne aan de Kleine Alexanderstrasse in gebruik werd genomen.

Blik in de Geschwister-Scholl-Strasse vanaf de Kupfergraben, ca.2008.
De gebouwen ter weerszijden maakten ooit deel uit van de kazerne van
het Alexanderregiment.

Trots sprak keizer Wilhelm II bij de opening van de nieuwe kazerne het regiment toe:

  - “Wie eine feste Burg ragt eure neue Kaserne in der nächsten Nähe des Schlosses auf, das ihr in erster Linie zu schützen bereit sein werdet.” -

Zoals altijd nam de geschiedenis echter haar eigen loop. Een deel van de kazerne heeft de woelingen van de tijd doorstaan, van het Hohenzollernpaleis staat geen steen meer overeind.

Keizer Wilem II inspecteert een erewacht van het Kaiser Alexander
Garde-Grenadier-Regiment Nr.1, omstreeks 1910

Het in 1814 opgerichte Alexander-regiment was genoemd naar tsaar Alexander I van Rusland, Pruisens bondgenoot tegen Napoleon. De tsaar was tevens erecommandant van het regiment. Die erefunctie ging bij troonopvolging over op de nieuwe tsaar, zodat bij het losbranden van de Eerste Wereldoorlog Nicolaas II, vijand en neef van keizer Wilhelm II, de erecomandant van het regiment was.

Het Kaiser Alexander Garde-Grenadier-Regiment Nr.1 maakte in augustus 1914 deel uit van het 2e Duitse leger, dat onder generaal von Bülow door België en Noord-Frankrijk trok waarna het gestopt werd aan de Marne. In het voorjaar van 1915 werd het regiment overgeplaatst naar het Oostelijk Front.

Na zware gevechten bij Tarnow en Jaroslaw werden stellingen betrokken bij Lemberg. Vervolgens werden de Alexander-grenadiers opnieuw ingezet aan het Westelijk Front. In de herfst van 1915 vochten ze in de frontlinie bij La Bassée en Arras. Bij de Chemin des Dames namen ze deel aan de afweerslag tegen het Franse voorjaarsoffensief van 1917.

Later dat jaar vochten ze weer aan het Oostelijk Front, waar ze betrokken waren bij de doorbraak in Oost-Galicië en de verovering van Riga. De laatste oorlogsmaanden lag het Alexander-regiment in Vlaanderen voor Ieper.

De voormalige Alexander-kazerne, later Friedrich-Engels-kazerne
aan de Kupfergraben, Berlijn-Mitte; rechts aan de beeldrand
de Ebertbrücke met blik in de Geschwister-Scholl-Strasse.

Ruim 3.700 officieren, onderofficieren en manschappen van het Alexander-regiment, dat een vredessterkte van 2.000 man kende, keerden niet terug uit de oorlog. Na de demobilisatie in november 1918 werd uit de gelederen van het Alexander-regiment een vrijwilligersbataljon geformeerd. Dit Alexander-Bataillon sloeg in opdracht van de regering Ebert in april en mei 1919 de Münchener Radenrepubliek neer, waarbij in zware straatgevechten en door terreuracties honderden doden vielen.

De kazerne aan de Kupfergraben werd tijdens de Tweede Wereldoorlog gedeeltelijk verwoest. De Nationale Volksarmee van de DDR nam na de oorlog de restanten in gebruik. Het complex werd omgedoopt in Friedrich-Engels-Kaserne en werd de legerplaats van het gelijknamige wachtbataljon dat de erewacht verzorgde bij de Neue Wache, waar de DDR-regering het “Mahnmal für die Opfer des Faschismus und der beiden Weltkriege” had ingericht, een van de voorlopers van de huidige Gedenkstätte.

  We blijven de Kupfergraben volgen, lopen onder het viaduct van de Stadtbahn door, laten de brug die naar de ingang van het Pergamonmuseum voert links liggen en steken bij de volgende brug de Spree over en gaan de Bodestrasse in.

Na weer een brug slaan we meteen linksaf de Burgstrasse in, houden vervolgens rechts aan en gaan onder het viaduct van de Stadbahn door de Neue Promenade op tot S-Bhf Hackesche Markt. Hier nemen we tram M6 ( richting Pflugstrasse), die ons naar de Chausseestrasse brengt. Uitstappen halte Habersaathstrasse.

Maikäfer-kazerne
Niets is er over van de kazerne die hier ooit stond. Toch is dit deel van de Chausseestrasse een interessante plek. Vanaf 1851 was hier, op het terrein dat omsloten wordt door Chausseestrasse, Habersaathstrasse, Scharnhorststrasse en Boyenstrasse, het Garde-Füsilier-Regiment gelegerd, een van de elite-eenheden van het Berlijnse garnizoen. Maikäfer (meikevers) werden de fusiliers genoemd, omdat ze altijd in het voorjaar, als de meikevers uitvlogen, de kazerne verlieten om op manoeuvre te gaan.

Ligging van de – niet meer bestaande – Garde-Füsilier-Kaserne
(Maikäferkaserne) aan de Chausseestrasse (midden). De ingang naar het
excercitieterrein bevond zich aan de Kesselstrasse (thans Habersaathstrasse).

Tijdens de Eerste Wereldoorlog vocht het Garde-Füsilier-Regiment onder andere in de Karpathen tegen de Russen. In het voorjaar van 1915 deden de Maikäfer mee aan de bestorming van de duizend meter hoge Zwinin-rug aan de Orawa. Wekenlang werden bijna dagelijks stormlopen ondernomen ten koste van zware verliezen. Telkens wisten de Russen die zich op de hoogte verschanst hadden de aanvallen af te slaan.

Tenslotte veroverden de Duitsers in april de Zwinin en de naburige berg Ostry. Sindsdien staan deze toppen in de Duitse militaire annalen te boek als de bergen der tienduizend doden.
Fahnenjunker (= aspirant-officier) Uli Klimsch was een van de Maikäfer die de bestormingen van de Zwinin meemaakte. Op 9 maart 1915 schreef hij aan zijn moeder:

  “Wir haben einen schaurigen Sturm auf den Zwinin hinter uns. Steil bergan wühlten wir uns durch den Kugelregen durch den Schnee, mit Spaten und frierenden Händen arbeitend (10 m eine Stunde). Wir wurden abgeschlagen. In der Nacht schrien Verwundete überall. Es war wahnsinnig. Ein Moment Ruhe jetzt, aber nötig. Ich halte aus, ich bin stark.”

Ook in 1915 diende de toen 22-jarige Hans Leip in de Maikäferkazerne. Tijdens zijn wachtdienst schreef hij hier het lied “Lili Marleen”, dat in de Tweede Wereldoorlog eerst via Radio Belgrado waanzinnig populair werd bij de Duitse soldaten en later ook bij de geallieerde troepen.

De Maikäfer-kazerne aan de Chausseestrasse, omstreeks 1915

Op de hoek van de Chausseestrasse en Habersaathstrasse vielen aan het eind van de Eerste Wereldoorlog de eerste dodelijke slachtoffers van de onlusten die Berlijn maanden lang in de greep zouden houden.

Op 9 november gingen arbeiders uit de nabij gelegen machinefabriek Schwarzkopff massaal de straat op, omdat ze genoeg hadden van oorlog en ontbering. In een grote stoet trokken ze naar de Maikäferkaserne om de soldaten over te halen hun wapens neer te leggen en zich achter de revolutie te scharen.

Toen de stoet de hoek van Chausseestrasse en Kesselstrasse naderde, vuurden officieren vanuit de poort van de kazerne op de menigte. Drie demonstranten werden gedood, onder wie de jonge socialist Erich Habersaath. Revolutiegezinde soldaten overmeesterden de officieren, openden de poorten en verbroederden zich met de arbeiders.

Decennia later adopteerde de communistische DDR Erich Habersaath postuum als een van de martelaren van de mislukte revolutie. De Kesselstrasse werd in 1951 omgedoopt in Habersaathstrasse. Op de begraafplaats voor de Märzgefallenen uit 1848 in het Volkspark Friedrichshain ligt een herdenkingssteen met de namen van Habersaath en 32 andere slachtoffers van de novemberrevolutie van 1918.

Terrein aan de Chausseestrasse (links) waar tijdens de Eerste Wereldoorlog
de Maikäfer-kazerne stond. Thans (2008) verrijst hier o.m. de nieuwbouw van de
 Bundesnachrichtendienst. De gebouwen aan de overzijde van het open terrein liggen
aan de Habersaathstrasse. Net rechts buiten de beeldrand ligt de Invalidenfriedhof.

In de Tweede Wereldoorlog werd de Maikäferkazerne vrijwel volledig verwoest. De restanten werden in 1950 opgeruimd om plaats te maken voor het Walter-Ulbricht-Stadion, dat na een grondige verbouwing in 1973 werd omgedoopt in Stadion der Weltjugend. Dit pronkjuweel van de DDR is inmiddels ook al weer afgebroken.

Thans markeren bouwkranen de plek waar het nieuwe complex van de Bundesnachrichtendienst verrijst, die thans nog in de voormalige Garde-Schützen-kazerne in Berlijn-Lichterfelde gehuisvest is (zie de dagtocht “Van bloedhonden, schutters en cadetten”).

  We lopen verder de Habersaathstrasse in en slaan aan het eind rechtsaf. Hier in de Scharnhorststrasse bevindt zich op nr.25, tegenover het voormalige Augusta Hospital, de onopvallende ingang van de Invalidenfriedhof.

Invalidenfriedhof
Op deze historische begraafplaats, die al uit de 18e eeuw dateert, liggen vooral militairen begraven. Belangrijke generaals uit het Pruisische leger, zoals Scharnhorst en Boyen, naar wie hier ook straten zijn genoemd, vonden er hun laatste rustplaats. Maar ook talloze militairen die in de Eerste Wereldoorlog vochten zijn er begraven.

Enkele opvallende namen zijn Karl von Bülow, bevelhebber van het 2e leger dat in september 1914 aan de Marne werd tegengehouden en Hermann von Eichhorn, bevelhebber van het 10e leger dat in februari 1915 samen met het 8e leger aan de Masurische meren de Russen een verpletterende nederlaag toebracht. Ook de bedenker van Duitslands aanvalsplan om eerst in een snelle opmars af te rekenen met Frankrijk en daarna de troepen tegen Rusland in te zetten, Alfred von Schlieffen, heeft hier zijn graf.

Het graf van Alfred von Schlieffen op de Invalidenfriedhof in Berlijn-Mitte (2008)

Ooit lagen hier ook de stoffelijke resten van Duitslands beroemdste en meest succesvolle gevechtspiloot uit de Eerste Wereldoorlog Manfred von Richthofen, de rode baron. Maar zijn graf en het door de nazi’s daarop geplaatste herdenkingsmonument moesten wijken voor de muur, die sinds 1961 Berlijn in tweeën deelde en dwars over deze begraafplaats liep.

Invalidenfriedhof in Berlijn-Mitte (2008)

Von Richthofens bijna even succesvolle collega Ernst Udet rust nog in de aarde van de Invalidenfriedhof. In de DDR-periode raakte de begraafplaats in verval. Thans staat de Invalidenfriedhof onder monumentenzorg en vinden er restauraties plaats..

  De Invalidenfriedhof is dagelijks geopend, in de maanden april tot september van 7 tot 19 uur, van oktober tot maart van 8 tot 16 uur.

In de Scharnhorststrasse nemen we bus 120 (opstaphalte Habersaathstrasse of opstaphalte Bundeswehrkrankenhaus) naar Hauptbahnhof. Vervolgens blijven we te voet de Invalidenstrasse volgen en steken de Lehrter Strasse over.

Ulanen-kazerne / Ulanen-monument
Hier in de wijk Moabit op het uitgestrekte terrein rechts van ons, dat wordt omsloten door Invalidenstrasse, Lehrter Strasse, Kruppstrasse en Rathenower Strasse, bevond zich tijdens de Eerste Wereldoorlog een groot complex van kazernes en andere militaire gebouwen. Aan de Invalidenstrasse 56 lag de Garde-Ulanenkazerne. Hier was het 2e Garde-Ulanen-Regiment gelegerd, een van de traditierijke garde-eenheden van het Berlijnse garnizoen.

Als onderdeel van de 2e Garde-Infanterie-Divisie trokken de Berlijnse ulanen in augustus 1914 door België waar de woeste ruiters met hun lange lansen en merkwaardige helmversiering angst en paniek onder de burgerbevolking teweeg brachten.

Aan de Marne stopte de opmars van het Duitse leger. Het 2e Garde-Ulanen-Regiment werd vervolgens opgedeeld. Het 3e en 4e eskadron werden met de staf toegevoegd aan de 2e Kavallerie-Divisie en traden daarmee uit het Gardekorps.

Het 1e en 2e eskadron werden in november 1914 overgeplaatst naar Russisch-Polen. In August 1915 vochten ze bij Wilna om vervolgens ingezet te worden in Kurland, waar ze in oktober van dat jaar meevochten bij de inname van Riga. In november 1917 waren beide eskadrons terug aan het Westelijk Front, waar ze tot het eind van de oorlog bij verschillende gevechten werden ingezet.

Ulanen op patrouille.

Ook de uit het gardekorps uitgetreden ulanen van het 3e en 4e eskadron werden in het oosten ingezet. In 1915 vochten ze in Galicië, werden daarna weer ingezet aan het Westelijk Front, vervolgens in 1917 overgeplaatst naar Wilna om tenslotte het einde van de oorlog te beleven als Divisiekavallerie in Noord-Frankrijk.

In november 1918 verbroederden de in de kazerne gelegen ulanen zich met Moabiter arbeiders die zich, voorzien waren van spandoeken met de tekst “Brüder nicht schiessen!”, voor de poort van kazerne aan de Invalidenstrasse hadden verzameld. Voor alle zekerheid hadden de arbeiders ook geweren meegenomen. Anders dan bij de Maikäferkazerne werden de poorten zonder tegenstand geopend. Er werd niet geschoten, er vielen geen slachtoffers.

Gewapende demonstranten voor de poort van de Ulanenkazerne
aan de Invalidenstrasse, Berlijn-Mitte, november 1918.

Net als de Maikäfer-kazerne bestaat ook de Ulanen-kazerne niet meer. Het hele complex raakte tijdens de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigd maar werd desondanks nog jarenlang gebruikt door de Berlijnse politie. De al in 1955 begonnen sloop van het terrein werd pas in de jaren ’70 voltooid.

Tussen Invalidenstrasse en Seydlitzstrasse, waar eens de Ulanenkazerne stond, bevinden zich thans de woonblokken van de Heinrich-Zille-Siedlung. Het enige dat hier nog aan de Garde-Ulanen en hun kazerne herinnert is het monument aan de Claire-Waldoff-Promenade, die we bereiken door de Invalidenstrasse een paar honderd meter te volgen. We slaan rechts af en treffen na ongeveer 50 meter het Ulanenmonument aan.

Het monument op de Claire-Waldoff-Promenade herdenkt de gesneuvelde
ulanen uit de Eerste Wereldoorlog en markeert de plaats waar de kazerne
van het 2e Garde-Ulanen-Regiment stond.

Het monument werd opgericht tijdens de afbraak van het oude kazernecomplex. Het herdenkt de officieren en manschappen van het 2e Garde-Ulanen-Regiment die in de Eerste Wereldoorlog sneuvelden. Aan de ene zijde staat een ulaan te paard. Hij draagt een lange lans, het traditionele wapen van de ulaan. Onderaan staat de tekst

  Den im Weltkriege 1914-1918 gefallenen Helden des
2.Garde Ulanen Regiments zum ehrenden Gedächtnis
dem stolzen tapfren Regiment zum Andenken.

Op de andere zijde van het monument staan de namen van 86 officieren, onderofficieren en ulanen die in de grote Europese oorlog voor het vaderland hun leven lieten. De namenlijst wordt afgesloten met een gemetselde erekrans met lansen, geweren en sabels.

  We wandelen terug naar Hauptbahnhof en nemen daar de Stadbahn S5 naar S-Bhf Westkreuz. Hier stappen we over op lijn S41 (Ringbahn) tot halte S-Bhf Westend.
Van hier volgen we te voet de Spandauer Damm in westelijke richting tot de Soorstrasse. In de Soorstrasse bevinden zich op nr.83-85 nog enkele gebouwen die deel uitmaakten van de Garde-Grenadierkazerne.

Grenadier-kazerne
Charlottenburg-Westend was de standplaats van het Königin Elisabeth Garde-Grenadier-Regiment Nr.3. Het regiment was genoemd naar de echtgenote van koning Friedrich Wilhelm IV van Pruisen. Zij was van 1861 tot 1873 erecommandant van het regiment.

In 1896 werd de nieuwe regimentskazerne aan de Soorstrasse in gebruik genomen. De in neorenaissancestijl opgetrokken kazerne is tijdens de Tweede Wereldoorlog grotendeels verwoest. Enkele gebouwen zijn bewaard gebleven en inmiddels gerestaureerd.

Op Soorstrasse nr.85 vinden we de voormalige officiersmess (Offizier-Speiseanstalt), nu een jongerencentrum. Even verderop, op nr.84, staan enkele eenvoudige gebouwen van twee verdiepingen hoog. Dit waren latrines en munitiedepot. Thans is er gevestigd de Bundesanstalt Technisches Hilfswerk.

Op Soorstrasse nr.83 tenslotte staat nog het drie verdiepingen hoge legeringsgebouw waar de manschappen van het 4e eskadron gehuisvest waren. Op iedere verdieping waren zes kamers, elk voor tien soldaten. In de zijvleugels waren officierswoningen. Tegenwoordig is in dit gebouw het Zollamt Berlin-Brandenburg ondergebracht.

Legeringsgebouw van de voormalige grenadierkazerne,
thans douanekantoor, Soorstrasse nr.83, Berlijn-Charlottenburg.

Op 14 augustus 1914 ’s morgens om 06.30 uur viel het Elisabeth-Regiment bij Metz België binnen. Vier dagen later staken ze bij Hoei de Maas over. Bij de gevechten om Namen kreeg het regiment zijn eerste verliezen te verwerken. In de laatste augustusdagen was het regiment betrokken bij de zware gevechten om St.Quentin.

In april 1915 werden de Charlottenburger Garde-Grenadiers overgeplaatst naar het Oostelijk Front, waar ze samen met Oostenrijks-Hongaarse troepen bij Tarnow-Gorlice ten koste van zware verliezen een doorbraak door de Russische linies forceerden. Het Königin Elisabeth Garde-Grenadier-Regiment kreeg daarbij 100 doden, 132 gewonden en 8 vermisten te betreuren.

Op het voormalige kazerneterrein staat een monument voor de gevallenen van het Königin Elisabeth Garde-Grenadier-Regiment Nr.3 in de Pruisische oorlogen van 1864, 1866 en 1870/’71 tegen resp. de Denen, de Oostenrijkers en de Fransen. Een veel groter monument dat uitvoerig de krijgsverrichtingen van de Charlottenburger grenadiers in de Eerste Wereldoorlog memoreert, staat in het Lietzenseepark.

  We wandelen terug naar het kruispunt Spandauer Damm / Königin-Elisabeth-Strasse. Hier nemen we bus 139 (richting S-Bhf Messe Nord/ICC). We stappen uit bij halte Messedamm/ZOB/ICC. We lopen de Neue Kantstrasse in en buigen meteen links af in de Wundtstrasse. Na enkele tientallen meters begint rechts van ons het Lietzenseepark. Na ca. 200 meter voert een trap naar beneden. Enkele tientallen meters voorbij de voet van de trap bevindt zich het monument voor de gesneuvelden van het Königin Elisabeth Garde-Grenadier-Regiment Nr.3.

Monument Köningin Elisabeth Garde-Grenadier-Regiment nr.3
Het 11 meter brede en 7 meter hoge kalkstenen monument werd in 1925 opgericht. In het midden flankeren twee zuilen een 5 meter hoge gedenksteen waarop de officieren en soldaten van het Königin Elisabeth Garde-Grenadier-Regiment Nr.3 worden herdacht die in de Eerste Wereldoorlog omkwamen. Boven op de plaquette staat een stenen adelaar.

Een lange lijst met namen van slagvelden in België, Frankrijk en Rusland toont waar de Berlijnse Garde-Grenadiers streden. Daaronder Marne, Gorlice, Chemin des Dames, Argonnen en andere namen die nog steeds tot de verbeelding spreken. Het Elisabeth-regiment verloor in de grote Europese oorlog 142 officieren, 375 onderofficieren en 3.687 manschappen.

Monument voor de gesneuvelde soldaten van het Königin Elisabeth Garde-Grenadier-
Regiment Nr.3 in het Lietzenzeepark, Wundtstrasse, Berlijn-Charlottenburg

Voor het monument ligt een bronzen plaquette met een gekroonde E omlijst door een lauwerkrans. In de wimpel staat de latijnse spreuk PER ASPERA AD ASTRA (letterlijk: door moeilijkheden naar de sterren).

Fig 20 Bronzen plaquette van het Kon. Elisabeth Garde-Grenadier-monument
Het opschrift onder de gekroonde E luidt:

KÖNIGIN ELISABETH GARDE-GREN.-REGT.Nr.3
UNSEREN GEFALLENEN HELDEN
1864, 1866, 1870-1871, 1914-1918

De in brons gegoten jonge krijger met zwaard, die oorspronkelijk ook tot het monument behoorde, werd tijdens de Tweede Wereldoorlog omgesmolten.

  Vanaf het monument vervolgen we onze weg door het park, nemen de eerstvolgende trap naar boven en volgen de Wundtstrasse tot U-Bhf Sophie-Charlottenplatz. Hier nemen we bus 309 (richting Schlosspark-Klinik). We stappen uit bij halte Seelingstrasse.

Te voet volgen we de Schlossstrasse in de richting van Schloss Charlottenburg. We nemen de eerste straat rechts (Schustehrusstrasse) en daarna de eerste straat links. We zijn nu in de Nithackstrasse. Hier bevinden zich op nrs.8-12 de Eosander- und Schinkelgrundschulen.

Eosander- und Schinkelgrundschulen
De explosieve bevolkingstoename van Charlottenburg, toen nog een zelfstandige stad, tussen 1875 en 1900 maakte de bouw van scholen en andere publieke voorzieningen noodzakelijk.

Toen de Eosander- en Schinkelgrundschulen in 1914 klaar waren, bleek Charlottenburg ineens heel andere problemen te hebben. De nieuw opgeleverde scholen aan de Oranienstrasse, zoals de Nithackstrasse toen nog heette, werden gevorderd om dienst te doen als oorlogslazaret.

Tijdens de eerste jaren na de oorlog gebruikten vrijkorpstroepen het gebouw als kazerne. Zij sloegen in opdracht van de regering Ebert ongemeen hard de Spartakusbeweging van Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg neer en voorkwamen zo de communistische revolutie in Duitsland. Pas in de loop van de jaren ’20 kon het gebouw in gebruik genomen worden als school.

De Eosander- und Schinkelgrundschulen, Nithackstrasse 8-12,
Berlijn-Charlottenburg, deden tijdens de Eerste Wereldoorlog dienst
als lazaret en daarna als kazerne voor vrijkorpssoldaten.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was er de Afdeling voor Infectieziektes van het stadsziekenhuis Westend gevestigd. In 1950 werd begonnen met het herstel van de oorlogsschade die het gebouw had opgelopen en werd het weer als school in gebruik genomen. In 1987 werden dak en voorgevel gerestaureerd. Het gebouw staat thans onder monumentenzorg.

  We lopen terug naar de Schustehrusstrasse, slaan links af en wandelen via de Gierkeplatz naar de Otto-Suhr-Allee. Hier nemen we bus M45 naar Bahnhof Zoo.
We lopen het station in en verlaten de stationshal meteen weer door de achteruitgang. We zijn nu in de Jebensstrasse.

Kasino en monument Reserve- en Landwehr-Offizierskorps
Op Jebensstrasse nr.2 vinden we het voormalige Offizierskasino van de Pruisische Landwehr-inspectie te Berlijn. De driehoekige geveltop van het imposante gebouw draagt het opschrift

"Unter der Regierung Wilhelms II., Deutschen Kaisers, Königs von Preußen, Erb. v.d. Kameradschaftl. Vereinigung d. Offiz. d. Landwehr Insp. Berlin MCMIX".

Officieren konden er eten en samen met collega-officieren hun vrije tijd doorbrengen. Met feesten, bals en partijen waarbij ook damesgezelschap was toegestaan, wisten de heren officieren van Reserve en Landwehr aangenaam de tijd te passeren. Dat werd allemaal anders toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak en de euforie van de eerste oorlogsweken had plaats gemaakt voor vrees dat de oorlog wel eens lang zou kunnen gaan duren.

De Landwehr bestond uit oudere jaargangen soldaten die oorspronkelijk niet bij gevechtsoperaties werden ingezet. Ze dienden als bezettings-, bewakings- en ordetroepen. In de loop van de oorlog, toen het alsmaar moeilijker werd de verliezen bij de fronttroepen aan te vullen, werden steeds vaker ook eenheden van de Landwehr naar het front gestuurd.

Het voormalig Landwehrkasino met rechts daarnaast het voormalige
Heereswaffenamt, Jebensstrasse, Berlijn-Charlottenburg.

Na de oorlog gaf de officiersvereniging opdracht voor een herdenkingsmonument voor de gesneuvelde officieren van Reserve en Landwehr in Berlijn. Het enorme beeld was in 1927 gereed en werd geplaatst tegenover het casino. Het bestaat uit een bijna vier meter hoge bronzen krijger in harnas, gewapend met schild en zwaard, een mantel over de linker schouder geworpen. De reusachtige figuur is geplaatst op een twee meter hoge rechthoekige sokkel van hardsteen.

Hans Damman, die het beeld samen met Heinrich Rochlitz maakte, was gespecialiseerd in oorlogs- en grafmonumenten. Hij was zelf reserve-officier en werd bij het uitbreken van de oorlog direct opgeroepen. Met zware verwondingen moest hij de actieve dienst verlaten.

Herdenkingsmonument voor de in de Eerste Wereldoorlog gesneuvelde officieren
van Reserve en Landwehr, Jebensstrasse, Berlijn-Charlottenburg.

Op de sokkel van dit beeld is de volgende opdracht te lezen:

TRIARIIS
BELLO OCCISIS
1914-1918

RESERVE- U. LANDWEHR-
OFFIZIERSKORPS BERLIN

De vertaling van de Latijnse tekst luidt: ‘Aan de in de oorlog omgekomen reservisten’.
De Reserve- en Landwehr-officieren stelden zich blijkbaar op een lijn met de Romeinse triarii, de mannen van de derde slaglinie. Dit waren vanouds de beste en meest betrouwbare soldaten van het Romeinse leger, die het laatst in de strijd werden geworpen om de beslissing te forceren en af te maken wat de eerste linies hadden voorbereid.

Even verderop in de straat is nog een monument te vinden dat aan de Eerste Wereldoorlog herinnert. Het staat op de binnenplaats van het voormalige Heereswaffenamt op Jebensstrasse nr.1. Hier was onder andere de Artillerie-Prüfungskommission gevestigd, het technische keuringsbureau van de artillerie.

Het huidige gebouw stamt uit 1929. Tegenwoordig zijn er civiele overheidsdiensten en een aantal instituten van de Technische Universiteit in ondergebracht. De binnenplaats is weliswaar vrij toegankelijk, maar het is aan te raden zich even bij de portier te melden en toestemming te vragen, als men wil fotograferen.

De heilige Barbara op de binnenplaats van het voormalige Heereswaffenamt
herdenkt de in de Eerste Wereldoorlog gesneuvelden van de
Artillerie-Prüfungskommission; Jebensstrasse, Berlijn-Charlottenburg.

Het monument stelt de heilige Barbara voor, schutspatrones van de artillerie. In haar linkerhand houdt ze een granaat. Het ca. een meter hoge vergulde beeldje staat op een granieten sokkel van 1,5 meter hoog. Op de sokkel staat een IJzeren Kruis afgebeeld met daaronder een opdracht aan de in de Eerste Wereldoorlog omgekomenen van de Artillerie-Prüfungskommission. Later zijn ook nog de jaartallen 1939-1945 toegevoegd.

  Via de stationshal van S-Bhf Zoo lopen we terug naar de Hardenbergplatz. Hier nemen we bus 100 (richting Alexanderplatz). We stappen uit op de Lützowplatz, lopen door naar het Landwehrkanal en gaan rechtsaf de Lützowufer op. We volgen het kanaal en zien na een paar honderd meter aan de overzijde het voormalige Reichsmarineamt.

Reichsmarineamt
Dit vijf verdiepingen hoge gebouw kwam in 1914 gereed en is een van de laatste grote bouwwerken in Berlijn van het Duitse keizerrijk. Thans maakt het deel uit van het uitgestrekte complex van het ministerie van Defensie. Tijdens de Eerste Wereldoorlog zetelde hier het Reichsmarineamt – het ministerie van Marine.

Het voormalige Reichsmarineamt, thans Ministerie van Defensie aan
de Reichpietschufer, Berlijn-Tiergarten.

Hier zwaaide Grossadmiral Alfred von Tirpitz de scepter, de architect van de keizerlijke oorlogsvloot. Tirpitz was de drijvende kracht achter de vlootwetten, die Duitsland in een wapenwedloop ter zee met Engeland stuwden. De benaming ‘havik’ was op Tirpitz zeker van toepassing. Zeer tegen zijn zin gingen de opperbevelhebbers van de keizerlijke slagvloot zoveel mogelijk de confrontatie met de Britse oorlogsvloot uit de weg.

Ook drong Tirpitz bij herhaling aan op de onbeperkte inzet van duikboten tegen handelsschepen, ook van neutrale landen. In 1916 trad hij af, toen hij bij keizer Wilhelm II en kanselier Bethmann Hollweg daarvoor geen gehoor vond. Een jaar later stortten de Duitsers zich alsnog in de onbeperkte duikbootoorlog.

Grootadmiraal Tirpitz (links) na zijn aftreden als staatssecretaris van
marine in maart 1916 met zijn opvolger admiraal von Capelle.

De straat waaraan het voormalige Reichsmarineamt ligt heette tijdens de Eerste Wereldoorlog Königin-Augusta-Strasse, maar werd in 1933 door de nazi’s omgedoopt in Tirpitzufer. Na de Tweede Wereldoorlog werd die naam ijlings vervangen. De straat heet nu Reichpietschufer en is genoemd naar Max Reichpietsch, tijdens de Eerste Wereldoorlog matroos op de SMS “Friedrich der Grosse” het vlaggeschip van de keizerlijke vloot. Met Albin Köbis, stoker op het linieschip SMS “Prinzregent Luitpold”, leidde hij in de zomer van 1917 een muiterij uit protest tegen de slechte behandeling van de matrozen. Köbis en Reichpietsch werden wegens hoogverraad ter dood veroordeeld en terechtgesteld. Ook naar Albin Köbis is vlakbij een straat genoemd.

De matrozen Max Reichpietsch (links) en Albin Köbis werden in 1917
wegens muiterij ter dood veroordeeld en terechtgesteld; tegenwoordig zijn in de
nabijheid van het voormalige Reichsmarineamt straten naar hen vernoemd.

Nog meer straatnamen hier herinneren aan opmerkelijke militairen. Aan de oostzijde van het voormalige Reichsmarineamt loopt de Stauffenbergstrasse, genoemd naar Claus Schenk von Stauffenberg, die in 1944 een mislukte aanslag pleegde op Hitler.

Aan de overkant van de Bendlerbrücke gaat deze straat over in de Kluckstrasse, die zijn naam dankt aan Alexander von Kluck, tijdens de Eerste Wereldoorlog bevelhebber van het 1e Duitse leger, dat in augustus 1914 op de uiterste rechterflank opereerde van de Duitse opmars door België en Noord-Frankrijk.

De Kluckstrasse in Berlijn-Tiergarten is genoemd naar generaal
Alexander von Kluck die in 1914 het opperbevel voerde over het
1e Duitse leger tijdens de veldtocht door Belgie en Frankrijk.

In het Bendlerblock van het Ministerie van Defensie bevindt zich het herdenkingsmonument voor de verzetsgroep rond Stauffenberg. Tevens is hier een tentoonstelling ingericht over het verzet tegen de nazi-dictatuur.

  De “Gedenkstätte deutscher Widerstand” is dagelijks geopend vanaf 9 uur tot 18 uur
(in het weekend vanaf 10 uur; donderdags tot 20 uur).

We wandelen via Reichpietschufer, Hitzigallee, Sigismundstrasse en Matthäikirchplatz naar de Philharmonie op het Kunstforum. We stappen hier op bus 200 naar de Alexanderplatz, het eindpunt van onze verkenningstocht.

In Berlijn zijn nog meer militaire herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog te vinden.
Door het zuidelijk deel van de stad voert de
Dagtocht: Van bloedhonden, schutters en cadetten.

Geraadpleegde bronnen
▬  www.bvg.de (website van de Berliner Verkehrsgesellschaft: U-Bahn-, tram- en buslijnen)
▬  www.s-bahn-berlin.de (website van de S-Bahn Berlin GmbH)
▬  www.luise-berlin.de  (Berlin von A bis Z)
▬  www.berlin.de/ba-charlottenburg-wilmersdorf  (stadsdeel Charlottenburg-Wilmersdorf)
▬  www.dhm.de (Deutsches Historisches Museum)

Boeken, tijdschriften, artikelen etc.
(Uli Klimsch) Feldpostbriefe eines Fahnenjunkers. Die Briefe des Leutnants im Garde-Füsilier-Regiment Uli Kimsch an seine Angehörigen. Berlin, o.J. (= 1916)
Laurenz Demps u.a.: Invalidenfriedhof. Ein Friedhofsführer. Berlin, 2007 (2.Aufl.)
Rob Kammelar: De Neue Wache te Berlijn, bijna twee eeuwen lang een herdenkingsplaats van oorlog en oorlogsslachtoffers. Zie: www.wereldoorlog1418.nl/neue-wache-berlijn/index.html
Rob Kammelar: Verhalen en portretten uit de Eerste Wereldoorlog aan de hand van hedendaagse straatnamen in Berlijn. Deel 3: Duitse generaals – zie www.wereldoorlog1418.nl/berlijn/deel-03-generaals/index.html
Rob Kammelar: Verhalen en portretten uit de Eerste Wereldoorlog aan de hand van hedendaagse straatnamen in Berlijn. Deel 5: De Duitse oorlogsvloot – zie www.wereldoorlog1418.nl/berlijn/deel-05-vloot/index.html
Eric R.J. Wils: In de voetsporen van Fritz Haber in Berlijn – zie www.wereldoorlog1418.nl/berichten/haber-in-berlijn/index.html


© 2009 - Rob Kammelar en Menno Wielinga.
D
e auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteurs. Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk schriftelijke toestemming vereist van de auteurs. Ook vragen
en opmerkingen kunnen via dit emailadres aan de auteurs worden voorgelegd.

naar homepage


eXTReMe Tracker